GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over Veldwijk en 's Heeren Loo bevatte dezer dagen de Bode der Heldringgestichten enkele beschouwingen. Wij geven ze hier plaats: Over onze eigenlijke grenzen ligt het gebied, dat ik wensch te betreden. Menige voetstap wordt er door ons gezet, menigeen die hier behoorde, wordt er heengezonden. En daarom, dat er personen zijn, met wie wij hier eenmaal bekend waren, richten wij er gaarne onze schreden heen en willen wij er meer van weten.

Wanneer er bij ons een vrouw of kind blijken geeft van bezocht te zijn door die vreeselijke kwalen krankzinnigheid of idiotisme, dan wenden wij allereerst het oog naar de stichtingen te Ermeloo en reeds menigeen heeft daar hulp en verpleging gevonden.

Het lijden van een krankzinnige is vreeselijk.

Daar is bij hen een gejaagdheid, zonder dat zij zelf eigenlijk weten waarom. Sommigen beweren, dat zij eigenlijk geen besef hebben van hetgeen hun aangaat of wat hen omringt. - Maar dat is niet zoo. De wereld rondom hen moge somtijds weinig indruk op hen maken, zij leven in hun eigen wereld, arbeiden en lijden daarin, en hun lijden vooral is zeer groot. Wij, gezonden, kunnen er eenig begrip van krijgen, als wij in den nacht geplaagd worden door benauwde droomen. Bij het ontwaken lachen wij er om, maar in den droom is alles werkelijkheid, de angsten, de benauwdheid, het gevoel van vervolgd te worden. Het zonderlingste wordt waarschijnlijk. Wij leven in toestanden, die niet bestaan en spreken met menschen, van wie wij ons flauw bewust zijn, dat ze reeds lang geleden zijn gestorven.

Zulk een schijnbestaan leiden vele krankzinnigen. Hun leven is een benauwde droom, hun angst en hun jagen is daarvan verlost te worden.

Een krankzinnige voelt zich een vreemdeling, overal waar hij komt. Niemand kan de wereld begrijpen, waarin hij leeft en hij voelt zich vreemd in de gewone menschenwereld. Hij ziet en hij moet er onder lijden, dat zijne liefste betrekkingen zich van hem afwenden. Een gewonen zieke past men op met groote hartelijkheid; wie maar eenigszins in de gelegenheid is, hem in zijn huis te verple gen, zal hem niet van zich zenden. Maar van een krankzinnige keert ieder zich af, — wat men in hen heeft liefgehad, is veranderd; zij zijn dezelfden niet meer, zij zijn gevaarlijk voor zichzelven en voor anderen. Zij worden weggezonden, niet uit boosheid maar in hun eigen belang, dat is waar, maar evenzeer is het waar, dat zij te zeer verbijsterd zijn om dat te begrijpen en onbeschrijfelijk lijden, als zij in hun ellendigen toestand bovendien onder vreemden worden gezonden. Wij hebben er eene hier gehad, die niettegenstaande zij uitstekend werd verzorgd, zich diep ongelukkig voelde, en bad en smeekte om te mogen terugkeeren in haar vorigen kring. De proef werd genomen, maar terstond werd zij erger, zoodat men haar moest terugzenden. Welk een lijden was het echter voor haar, die geen flauw begrip van haar toestand had, hare vrijheid te moeten missen, verwijderd te leven van wie zij liefhad, omringd door menschen, die volgens haar zeggen zich allervreemdst gedroegen en allerlei wartaal uitsloegen, in een woord, die krankzinnig waren zooals zij, maar dit begreep de ongelukkige niet! Van krankzinnigen kan men zeggen, dat zij tot een levenslange gevangenschap veroordeeld zijn.

Hunne vrijheid van handelen, van bewegen is hun ontnomen, en verschrikkelijk is dit lot vooral voor de meer ontwikkelden. Onder curateele geplaatst te worden — het is een geluk dat onze wet er niet spoedig toe overgaat, maar met een krankzinnige is het erger. Hij staat geheel onder toezicht; dikwijls, is het slechts op één punt, dat zijne gedachten verward zijn, maar dat maakt niet zelden, dat men hem in alle opzichten zijn vrijheid moet ontnemen.

Wie aan vlagen van krankzinnigheid lijdt, erkent in zijne heldere oogenblikken niet zelden, dat dit gemis van vrijheid noodzakelijk voor hem is, maar niettemin vergroot het zijn lijden, als de tijd van afzondering, niet zelden van opsluiting, weer aanbreekt.

Een deskundige heeft gezegd: een krankzinnige is gelijk aan een open stad, die bloot ligt aan de aanvallen van den Satan. Somtijds hoort men dit kranken afschuwelijk vloeken of een taal uitslaan, die men niet kan aanhooren.

Deze ingevingen en aanvechtingen van den booze doen die arme schepsels bitter lijden. Hunne ziel wordt vaneengescheurd. Zij hebben geen weerstandsvermogen, alle evenwicht is verbroken. Zij voelen zich verantwoordelijk voor hunne daden en vaak toch zijn zij het niet, booze machten drijven hun spel met hen. Zij zijn als schepen zonder roer, gedreven in de branding van een gevaarlijke kust, geslingerd tegen de rotsen, niet in staat zichzelf te besturen of te helpen.

Op deze wijze ongeveer schetste Ds. De Lindt van Wijngaarden van Utrecht in de bijeenkomst van de christelijke verzorging van krankzinnigen en zenuvvlijders in Nederland, het vorige jaar in de groote kerk te Breda gehouden, het ellendige lot der krankzinnigen. Wie weten wil wat deze vereeniging voor hen doet, leze het veertiende verslag, niet lang geleden door hem uitgegeven i).

Het is zeer moeielijk met hen om te gaan; veel geduld, veel goedheid, veel takt is er toe noodig, maar dat niet alleen, dat niet in de eerste plaats.

Dit sprak de predikant hier duidelijk uit en stelde vast eens en voor goed het standpunt, dat de christelijke vereeniging inneemt tegenover de andere in ons land, aOnze rechtsgeleerden zullen nooit de ontwrichte verhoudingen onder de menschen recht kunnen zetten, indien zij niet uitgaan van des menschen schepping naar Gods beeld. Met de medische wetenschap is het evenzoo, op de vraag: wat is het voor een wezen, waarmede gij te doen hebt? antwoorden vele geneesheeren, zelfs vele psychiaters, schouderophalend. Kan men zich dan wel met eenig recht psychiater, zielsgenezer of geneeskundige noemen ?

Het is zoo, als men niet meer weet, wie en wat

l) Bij A. Gezelle Meerburg te Heusden. God is, dan weet men ook niet, wie en wat de mensch is.

De mensch is principieel en essentieel van alle dieren onderscheiden. Hij is geschapen om beelddrager Gods te zijn. Daarom gaf God hem een koninklijke plaats in het heelal. Er zijn geen woorden genoeg te vinden, om de diepte van zijn val uit te drukken, maar toch — God blijft eigenaar van den mensch en de mensch beelddrager Gods.

Dit moeten alle geneeskundigen bedenken, opdat zij een mensch naar lichaam en naar ziel niet als een lager wezen behandelen, den mensch geen kwaad doen en God niet beleedigen. Dit beginsel van alle goede geneeskunde danken wij aan het Woord van God. Onze is de roeping, om uit het Woord dat meer en meer tot helderheid te brengen. Wij mogen ons niet vergenoegen met hier samen te komen en besluiten te nemen.... Wij willen de geneeskundige wetenschap bekeeren, de katheders der medici en psychiaters veroveren, en in de wereld het uitroepen: «Christus, de Consolator."

Wat de behandeling der patiënten aangaat, op de stichtingen der vereeniging wordt het paviljoenstelsel gevolgd, dat (wij weten het) meer en meer in alle krankzinnigengestichten wordt aangenomen.

Er zijn drie stichtingen: Veldwijk, waar voor 353 patiënten plaats is, Bloemendaal waar er 360 kunnen verpleegd worden, en Dennenoord met 188 beschikbare plaatsen, Al deze plaatsen zijn voortdurend bezet.

Aanzienlijke verbeteringen zijn er in het laatste jaar aangebracht. Op Veldwijk werd door den bouw van een groote kolenloods in een dringende behoefte voorzien. Deze is door middel van een draaischijf en rails met de spoorbaan verbonden.

Op Bloemendaal werd niet gebouwd noch vergroot, maar Dennenoord, het jongste der stichtingen, eischt voortdurend veel voor onderhoud en uitbreiding. Er zijn thans twee groote paviljoenen, ieder voor 40 personen, een pastorie, een kerk en vele kleinere gebouwen. Ook werd er een belangrijke som besteed voor ontginning en aanleg van terrein.

Die cijfers doen ons hart ineenkrimpen, als wij weten, dat zij krankzinnigen vertegenwoordigen. En toch weten wij, dat er steeds plaatsen te weinig zijn. Meer dan eens kwam het dit jaar voor, dat er uit verschillende gemeenten aan al de gestichten in ons land werd aangeklopt en het antwoord luidde: «geen plaats!" Deze feiten geven te denken.

Natuurlijk zijn er eene menigte verplegers en verpleegsters aan deze inrichtingen verbonden en onder dezen heerscht over het algemeen een goede geest. Door velen worden de lessen van den predikant, den geneesheer en den onderwijzer met ijver gevolgd. Na een goed afgelegd eindexamen ontvangen zij het diploma met hét zilveren insigne.

Onder die verplegers en verpleegsters bestaan vereenigingen, die ten doel hebben hun leven en dat dier kranken zoo aangenaam mogelijk te maken.

Zij doen dit door het uitdeelen van bloemen en vruchten, het aanbieden van rijtoeren, het doen vertoonen van lichtbeelden, door muziekuitvoeringen, enz.

In alle paviljoenen bevinden zich bijbels en psalmboeken ; er is een boekerij, die 520 nummers bevat.

Men vindt daar ook dag-en weekbladen, en portefeuilles met tijdschriften komen er geregeld. En­

tefeuilles met tijdschriften komen er geregeld. Enkele patiënten bezitten een piano.

De bezigheid van de patiënten is zooveel mogelijk gelijk aan die in de gewone maatschappij; verschillende ambachten worden er uitgeoefend en het gesticht zelf geeft hun werk genoeg. Het it, noodzakelijk hen bezig te houden zooveel hunne krachten het toelaten; voortdurend toezicht is daarbij noodig.

Het boschachtig terrein maakt de ontvluchting betrekkelijk gemakkelijk, maar toch kwam het niet dikwijls voor. Een patient, die spoedig vertrekken zou en eenige vrijheid van beweging genoot, maakte daarvan misbruik. Hij werd thuis gelaten, waar het hem aanvankelijk goed ging.

Twee lijders en een lijderes bereikten hunne woning, niet ver van het gesticht gelegen, doch werden terstond teruggehaald. Een lijderes, die zeer gevaarlijk was voor zichzelve en overigens zeer goed bewaakt werd, wist, toen de verpleegster zich even in een aangrenzend vertrek begeven had, ongemerkt in den tuin te komen, den muur over te klimmen en te ontvluchten. Even buiten het terrein der stichting werd zij echter ingehaald. Deze vrouw deed herhaaldelijk in hare woeste vlagen poging tot zelfmoord; maar altijd werd het verijdeld. Ten slotte werd zij gevaarlijk voor de verpleegster, die des nachts bij haar de wacht hield, zoodat er twee bij haar moesten waken en een derde in de nabijheid sliep, om in geval van nood terstond bij de hand te zijn. Dit is een staaltje van de moeite, die een enkele verpleegde geven kan.

Op 'sHeeren Loo. Ruim acht jaren geleden is het landgoed 'sHeeren Loo door de vereeniging tot opvoeding on verpleging van idioten en achterlijke kinderen aangekocht. In den aanvang meende men, dat het wel wat groot was, maar men had reeds terstond gerekend op een uitbreiding van het aanvankelijk kleine gebouw, die voor de hand lag. Na een klein aantal jaren zouden de kinderen hier opgenomen, volwassen zijn en zoo zij niet als genezen ontslagen werden, in de inrichting moeten blijven.

Dezen moesten dan noodzakelijk van de kinderen afgescheiden en in een afzonderlijk gebouw verpleegd worden.

De omgang met idiote kinderen is uiterst moeielijk, ook omdat de graden van idiotie zoo verschillend zijn en men den een geheel anders dan den ander moet behandelen. Men moet de kinderen ontwikkelen, maar met verstand en vooral niet haastig; overspant men de zwakke hersens te veel, dan loopt men gevaar dat het geheel afstompt.

De korte geschiedenis van eenigen uit de 24 patientjes die het vorige jaar werden opgenomen moge hier volgen : P. viel op zesjarigen leeftijd, toen hij nog thuis was, met zijn voorhoofd op een puntig voorwerp, waarvan nog een litteeken boven den neuswortel zichtbaar is. Hierbij sloot zich aan een blindheid, veroorzaakt door de ontaarding der gezichtszenuwen, hoogstwaarschijnlijk door de directe verwonding der oogzenuwen binnen den schedel. Van dat oogenblik af dagteekent ook volgens de ouders een teruggang der verstandelijke vermogens. Of het kind voordien tijd volkomen normaal was? Zeer wel is het mogelijk, dat door een dergelijke zware hoofdverwonding allengs volkomen idiotie ontstaat.

Een andere knaap, reeds achttien jaar oud, werd naar 'sHeeren Loo gebracht onder de bedrieglijke belofte, dat hij ging naar de inrichting voor zenuwlijders te Laag-Soeren. Ofschoon stompzinnig, begreep de arme knaap zeer goed dat hij bedrogen was en men had onbegrijpelijk veel moeite met hem.

Hij vertrouwde niemand, was zeer lui en kon het op geen enkele werkplaats uithouden. Het was bij hem twaalf ambachten en dertien ongelukken. Eindelijk wist hij te ontvluchten naar de ouderlijke woning en keerde niet meer naar 'sHeeren Loo terug. Het gaat hem niet goed.

Een andere jongen lijdt aan de gevolgen van een zenuwziekte, waardoor hij zeer onzeker is in al zijn handelingen. Ook zijn zijne oogen geen oogenblik in rust, het is zeer treurig om aan te zien, ook omdat hij zich zooveel moeite geeft en vaak met zoo weinig succes.

De moeielijkste patiënten zijn idioten, die tevens lijden aan epilepsie of vallende ziekte. Deze is zeer gevaarlijk en veroorzaakt dikwijls den dood. Som­

gevaarlijk en veroorzaakt dikwijls den dood. Somtijds gaat eene waarschuwing den aanval vooraf, de zieke voelt lichte kramptrekkingen, ziet vonken of wordt plotseling blind. Daarna valt hij neder met een gil, krijgt trekkingen over het geheele lichaam of ligt bewusteloos neer. Het eind is meestal een diepe slaap. Het aantal toevallen is zeer ongelijk ; eenigen hebben er twee per jaar, anderen verscheidene per dag. Als de lijder nog redelijk wel bij zijn verstand is, dan kan hij bij een waarschuwing eenige voorzorgen nemen, om zich bij den val niet te bezeeren, maar meestal is hij daarvoor te onnoozel. De meeste epileptici worden steeds stompzinniger, maar toch kwam het in het vorige jaar voor, dat een enkele lijder er van herstelde.

Omtrent de oorzaak van deze droevige ziekte deden wij hier op Zetten de volgende ervaring op.

Een vrouw werd hier op Steenbeek opgenomen. Een van de diepst gezonkenen, onhandelbaar, vervuild en aan den drank verslaafd. Zij had twee kinderen, het oudste een jongetje, geheel idioot en lijdende aan toevallen', het meisje nog heel klein maar oogenschijnlijk gezond. Beiden werden hier in Zetten een tijd lang verpleegd. Echter bleek het spoedig, dat voor het jongetje eene overplaatsing op 'sHeeren Loo wenschelijk was. Hij was toen hij ons verliet J jaar oud; er was nog geen kwestie van loopen of praten, of zelfs van naar iets te grijpen.

Alleen, als hij iets blinkends zag, stiet hij allerlei geluiden uit, die blijdschap moesten voorstellen.

Het kind had hevige toevallen en is spoedig gestorven.

Het meisje bleef achter op het kinderhuis. Het bleek spoedig, dat zij idioot was, en voor zij nog haar tweede jaar bereikt had, verviel zij soms in een toestand van bewusteloosheid. Ook zij werd naar 's Heeren Loo gezonden; eerst kreeg ze daar korte, snel voorbijgaande stuipen, later namen de aanvallen meer een epileptisch karakter aan, en thans wisselen lichtere en zwaardere aanvallen elkander per dag af.

De toevallen veranderen geheel het karakter van de patiënten. Zij worden koppig, lichtgeraakt en prikkelbaar, in hooge mate zelfzuchtig en wraakzuchtig, zoodat de anderen tegen hen beschermd moeten worden.

Wie voor dergelijke kinderen leeft, moet bezield zijn door de hoogste liefde. Christus zeide; Laat de kinderkens tot Mij komen! en sloot het idiote kind niet buiten. Derzulken ook is het Koninkrijk der hemelen. Op 's Heeren Loo wijst men hen, ook het stompzinnige, ook het onbevattelijke kind, op dien Heiland, dien Koning, wiens merk en veldteeken ook zij dragen, hun sprekende van dien weg, waarop ook de dwazen niet dwalen.

Het spreekt vanzelf dat het geven van onderwijs met groote bezwaren gepaard gaat. Somtijds is het niet meer dan bezighouden, beletten dat de kinderen kwaad doen, en schoon men niet tevreden mag zijn met een negatief resultaat, bedenke men toch, wat er van deze kinderen zou worden, als niemand zich met hen bezighield. Maar somtijds toch gelukt het hun lezen, schrijven, rekenen en de eerste beginselen van andere vakken te leeren. Omtrent de resultaten van onderwijs en opvoeding wordt nog het volgende medegedeeld.

Men neme in aanmerking, dat zoovele onzer leerlingen een zeer gebrekkige opvoeding genoten, veelal wat men zou kunnen noemen een straatopvoeding. Van God en zijne geboden hebben ze niet het minste begrip. Ze weten het onderscheid niet tusschen het mijn en dijn. Ze werden aan hun lot overgelaten, geëxploiteerd tot alle kwaad.

Wanneer zulke jongens langzamerhand geheel andere jongens worden, jongens die liefde en dankbaarheid aan den dag leggen jegens hunne verzorgers, liefde tot elkander en met zonderlinge zorg hunne gebrekkige mede-patienten steunen, helpen, allerlei kleine diensten bewijzen, wanneer men hen met een ijver en nauwgezetheid, die inderdaad beschamend zijn, het hun opgedragen werk ziet verrichten, mij dunkt, dan is er in elk opzicht al zeer veel gewonnen. Én zou overigens ook hier niet gelden de heerlijke belofte Gods: Mijn woord zal niet ledig tot Mij wederkeeren? Wij hebben ook in dit opzicht te zaaien in hope.

Het is onmogelijk om dit kleine overzicht te eindigen zonder eene warme aanbeveling van deze inrichtingen. De een moge ze steunen met zijn geld, de andere die geen geld heeft, kan toch licht iets zenden om op het droevige leven der patiënten een zonnestraal te doen schijnen en de zware taak der verpleging een weinig te verlichten, alleen als een bewijs van dankbaarheid over de voorrechten, die zelfs de minst bedeelde bezit boven dezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 december 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 december 1898

De Heraut | 4 Pagina's