GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Javaanschs maaltijden. De schrijver van de „Javaansche brieven" in de Utrechtsche Kerk bode beschrijft uitvoerig een Javaanschen maaltijd, slametan, dien de Javanen bij verschillende gelegenheden houden. Zulk een slametan houden de Javaansche Christenen bijv. in de zevende maand van de eerste dracht hunner vrouw.

Die slametan, tingkeb geheeten, wordt algemeen door de Javanen gehouden voor 'i welslagen der dracht. Zendeling Kreemer schreef er o. m. van: «Bij het tingkeb, niet zelden onder begeleiding van wajang en gamelang gevierd, ontbreekt het nooit aan een of meer witte kippen. Onontbeerlijk zijn b^' de tingkeb zeven piramides gekruide rijst, verder zeven vleeschsoorten en zevenderlei gebak. Alles moet zevenmaal rondgediend of genomen kunnen worden. Onder de genoodigden is doorgaans een soort teekenaar ex officio tegenwoordig. Zijn werk is op een jonge, gele kokosnoot, twee wajangfiguren, (Andjasmoro, de cupido der Javanen, en Damar Woelan, hun populaire en gelukkige ridder, die door zijn ongeëvenaarde dapperheid, het van staljongen bracht tot vorst van Modjo-pait), te teekenen.

De teekenaar wordt goed bedacht; het afzonderlijke offer aan de geesten — waarvan deze alleen de essence genieten — uit een tros edele pisang, pinang, een bosje uitgezochte sirihblSren, een klapper, een halve streng garen en een half pak suiker bestaande, is 's mans belooning. De jonggehuwden, na een' geheelen nacht als wassenbeelden stijf naast elkaar gezeten te hebben, worden bij 't krieken van den dag naar buiten gebracht tot midden op het voorerf, beiden in hun dagelijksche plunje. Een keten van jonge pisangbladeren wordt hun daar om den hals gehangen, zoodat de uiteinden bij de schouders neervallen. Den jongen man geeft men een ontbloote kris en kapmes in de handen. Van beiden hangen de haren achteloos langs het hoofd. Terwijl het paar in afwachting verkeert, wat familie en vrienden staan te verrichten, treedt de doekoen vooruit en werpt onverhoeds, een eenigszins langwerpig voorwerp, van boven met vier gaten, als een weefspoel, tusschen de keten door naar beneden, waarna dezen door den man met zijn kris wordt doorgesneden. Daarop gebruikt hij het kapmes om de beschilderde klapper in tweeën te houwen. Gevalt het, dat hij ze zuiver in tweeën klieft, dan zal de te verwachten kleine een jongen zijn.

Na deze handeling, neemt de doekoen de weefspoel — wij zullen het bamboesje maar zoo noemen — en koestert ze, als ware dit reeds het kindje, in beide armen, zeggende: «o, gij mijn kleinkind! wat zijt gij schoon!» Dat doen en spreken allen den doekoen (of de doekoens) na, verder vele lieve aardige woordjes gevende aan het gefingeerde schepseltje. Hierop doen zich de vader» der jongelui gelden. Zij brachten mede een bamboecilinder, gevuld met zuiver water. In een der halve klappers geschept, gieten zij het vocht over de hoofden hunner kinderen uit. Vervolgens gaat het in optocht naar de rivier. Onderwijl wordt hun de staatsie-pajong, allerdeftigst boven het hoofd gehouden, nagedragen.

In den optocht ontbreekt nooit de sekar-majang — een versiering van aan kokasbladribben geregen jonge pisangbl^ren — en evenmin de petjok-bakal: rijst, het onderste nl. uit de koekoesan, een ei, witte en roode uien, rijstboeboer met arensuiker gekookt, spaansche peper, specerijen en bloemen.

In vijf pisangbladen gevouwen, wordt de petjokbakal naar vast gebruik op een bamboeraampje gelegd en zoo bij de badplaats neergezet. Verder komen nog voor: een paar popjes van deeg; zij stellen voor man en vrouw samen in een scheepje gezeten. Ook deze worden op bamboeraampjes neergelegd.

Bij de rivier aangekomen, baadt de man stroomop-, de vrouw stroomafwaarts. Is het baden afgeloopen, dan worden er betere kleeren aangetrokken, de aanstaande moeder verwisselt nu, als ze het heeft, zevenmaal van kleeding. Ten laatste vouwt zij een met gouddraad doorweven slendang om borst en lenden. Zoo gekleed, %Torden de jongelui gepoederd en met bloemen versierd en aanvaardt men den terugtocht. Het offer liet men achter en de beide klapperhelften heeft men de rivier laten afdrijven.

Thuis gekomen moeten de jonggehuwden voor een pot gevuld met zoete roetjak gaan zitten. Het is hun privilege dien opzet te mogen verkoopen. Vader en moeder, broeders en zusters, neven en nichten, benevens andere familieleden zijn de koopers. En hiermede is dit saamgestelde gebruik afgeloopen.» Zie mededeeling v. w. het Ned. zendinggenootschap.

Zie mijn waarde, zoo viert een ietwat welgesteld Javaan het tingkeb. De Christenen onderhouden nog altoos deze slametan, die hierop neerkomt, dat zij een maaltijd aanrichten van de bovengenoemde gebruikelijke spijzen. Als zij om het maal geschaard zijn, zegt de oudste: «broeders laten we dit lekkere eten gebruiken om daarmee dank te brengen aan den Heere God, omdat de vrouw, die zwanger is, nu tot de zevende maand welvarend was, mogen voorts de moeder en het kind, dat geboren zal worden, welvaren». Daarna doet een van hen het volgende gebed uit het u bekende formulierboek: O hemelsche vader, wij en al de broeders hier brengen u onzen dank, wijl wij ontvangen zullen allerlei spijzen, voortbrengselen des velds tot ons voedsel, moge Gij er uwen zegen over schenken, opdat het tot versterking van ons lichaam, onze ziel en geest zij. Amen.

Er zijn Christenen, die het bij het houden van die maaltijd laten, maar er zijn er ook, die alles doen naar de Javaansche adat, die ik u hierboven beschreef En dat niet alleen bij deze maar ook bij andere slametans bij verschillende omstandigheden. Er zijn er, die de offers nalaten, maar er zijn er ook, die ze brengen evenals de andere Javanen, doch zij hebben er, zeggen zij, niet de bedoeling mee om de brahala te dienen zooals de andere Javanen. Zij zeggen: «adattipoen tijang djawi sadaja mesti dipoenlampahhe» , al de van ouds bestaande gebruiken der Javanen moeten onderhouden worden. Gij weet, ik schreef u reeds in mijn brief van 15 Oct. '97 van deze beschouwing der Christenen en gaf u als reden op, dat zij niet in conflict willen komen met hun desagenooten.

Vraagt gij hun, die nog al die adat onderhouden: «maar voelt gij niet, dat gij met het brengen van die verschillende offers toch feitelijk de afgoden dient», dan geven zij U ten antwoord: «wij leggen wel die offers, maar doen het zonder hatoeran».

Met dat woord hatoeran bedoelen zij, hetgeen de gastheer, die de slametan geeft, tot de gasten spreekt. Hij zegt ongeveer het volgende (natuurlijk gewijjigd naar het doel van de slametan): «gij oude eerwaardigen, en gij alle mijne broeders, ouden en jongen, ik heb U allen nitgenoodigd hier mee aan te zitten, opdat gij allen getuigen van mijn offeranden zoudt zijn, ik zoek het welzijn van mijn kind (of van mijn vrouw, of van mijzelf enz.) want het wezen, de essence, van deze rijst (en dan noemt hij met name de verschillende toebereide spijzen) breng ik ten offer aan den beschermgeest van de desa (bahoereksa-desa) en aan den geest van den ontginner van de desa» (tjakal-bakal desa).

Ik noem nu slechts die twee geesten, doch naar de onderscheidene doeleinden van de slametan's worden er nog wel verschillende meer genoemd.

«Ik vraag» , zoo gaat hij verder met zijn hatoeran voort, «die allen om hun zegen en de heilzame kracht, die van hen uitgaat, opdat zij dag en nacht waken mogen over ons».

De gasten spreken daarop een luid: «hinggih» , ja wij. Daarna doet de kaum het gebed om heil (donga slamet) in het Arabisch onder het branden van wierook en de offers worden dan op de be-, paalde plaatsen neergelegd.

Zie mijn waarde, nu weet gij, wat die hatoeran is, en verstaat gij dus wat het zeggen wil, als er Javaansche Christenen hier zijn, die U vertellen, dat zij de slametan wel houden, geheel naar de Javaansche wijze, maar zonder hatoeran en Arabisch gebed, zooals de Javanen gewoon zijn. Gij kunt U nu ook wel voorstellen, hoe zij de andere slametan's houden, die ik U niet alle uitvoerig kan beschrijven en die toch in hoofdzaak op hetzelfde neerkomen. Vooral de slametan's, die met den rijstbouw in verband staan, worden algemeen gehouden.

Dat kunt gij ook verstaan uit hét volgend bericht van zendeling Horstman in de «Heidenbode» van September, October 1896: «Zooals u bekend is, worden door de heidensche bergbewoners bij rijstplanting en oogst, en andere gelegenheden slametans gehouden. Dergelijke slametans werden vroeger ook in Derma gehouden. De dorpspriester prevelt bij zoo'n gelegenheid een gebed en presideert de samenkomst tot verheerlijking van Sri, (Sri of Laksmi is de vrouw van Visnoe). De samenkomsten zijn in Derma gebleven en worden ter tijd beurtelings ten huize van een der bewoners gehouden, zoo nu, toen ik ter plaatse was, bij Abdoellah's buurman, die van de aanvankelijk geoogste rijst zooveel had laten koken als noodig was om voor een lo-tal buren een maal te bereiden en eenige lekkernijen te maken.

Toen de rijst voorgezet was, sprak A. het volgende : «Mijne Broeders, mannen en vrouwen hier tegenwoordig. Wij zijn bij elkander geroepen door onzen broeder, den vader van dit huis, om gemeenschappelijk met hem dit maal te houden, dat hij heeft toebereid met het doel om gezamenlijk God den Heere te danken voor de zegeningen hem in den nog te veld staanden oogst geschonken en Gods bescherming af te bidden, opdat het gewas zonder schade kunnen gesneden en binnengebracht worden.

Stemt gij in met dit doel van ons samenzijn? »

Gezamenlijk antwoord: «Ja». Welnu laat ons dan den Heere loven. Hierop ging Abdoellah voor in hartelijke dankzegging en gebed. Gij kunt uit dit verhaal van iemand, die allerminst verdacht kan worden de zaken gunstiger voor te stellen dan ze zijn, duidelijk verstaan, hoe Sadrach op zijn wijze de Javaansche adat heeft gekerstend. Want wel stelt Horstman het voor, alsof deze wijze van de slametan's te houden een vrucht is van den arbeid van den zendeling in Pekalongan en van zijn helpers, doch lang vóór er een zendeling in Pekalongan was, hielden de Christenen daar alzóó de slametan. Als gij Abdoellah vraagt, hoe zij er toe kwamen, zult gij ten antwoord krijgen: «kjahi Sadrach heeft ons geleerd de Javaansche adat te blijven onderhouden, maar hij heeft de hatoeran veranderd en ons het gebed gegeven, dat wij er bij uitspreken en verboden er den kaum bij te halen om een Arabisch gebed te doen». Vraag wien gij wilt onder de Christenen, die alzoo de slametan's houden, en gij zult immer ten antwoord krijgen: «poenika pranatam poen Karangdjasa», dit is een regeling van Karangdjasa.

En mijn waarde, hebt gij wel goed gelet op die woorden van Horstman: «De samenkomsten zijn in Derma gebleven» . Zie die bevestigen, wat ik Ual herhaaldelijk schreef, dat de Christenen al de eens gebruikelijke slametan's vasthouden.

En zoo is het niet alleen met de slametans, maar ook wel met andere religieuse gebruiken. Hoewel verreweg het grootste deel der Javanen niet veel van den Islam weet en zij «zich» volgens Mr. L. W. C. van den Berg, kenmerken door het verwaarloozen hunner godsdienstplichten (nl. de Islamsche godsdienstplichten) «leven zij stipt na de bepaling van den Islam omtrent het slachten van beesten».

Genoemde schrijver zegt in zijn boek: «De beginselen van het Mohammedaansche recht» blz. 26: «Het vleesch van dieren door heidenen geslacht mag niet door de Muzelmannen gegeten worden, wel dat geslacht door joden of Christenen, mits het slachten op Mohammedaansche wijze geschied zij en mits bij die gelegenheid de woorden «In naam van Allah» zijn uitgesproken.»

Met het slachten op Mohammedaansche wijze bedoelt de schrijver, dat zij er de aangewezen persoon bij zullen halen, die het dier op de vereischte manier doodt.

De Javaan zal geen beest slachten, hetzij een kip, een haas of een rund of hij haalt er den kaum bij, die het op de Mohammedaansche wijze slacht en er de Arabische woorden, die beduiden: in naam van Allah, bij uitspreekt.

Wat doen nu de Christenen?

Den kaum roepen zij er niet bij, ook niet hun imam, die in vele opzichten in de plaats van den kaum is getreden.

De Christenen hebben zelf een formule een soort gebed, dat zij bij het slachten van een dier uitspreken.

Het komt in het u reeds bekende formulierboek voor onder het opschrift: sGebed voor het slachten van beesten onder het uitspreken van een bede."

De inhoud komt ongeveer hierop neer: Ik heb het voornemen een beest te slachten, dat rein is, onder het uitspreken van eea gebed, het ontbloote mes snijdt de slagader door en de strot, dat de stank wegga en de smaak biijve, keer naar uw hemel om te zijn onder en tesamen met het vel en het vleesch en de beenderen en het merg; inderdaad de krachtigste bestanddeelen er van (van het dier) smaken werkelijk lekker, o Allah gij Allah amen.

Ter verduidelijking van de door mij onderstreepte woorden zij u meegedeeld, dat een Javaan zegt: als een beest geslacht en door den mensch gegeten wordt, keert hij terug (letterlijk: vaart hij op) naar zijn hemel.

Hij bedoelt met dien hemel het lichaam van den mensch, waarin de «krachtigste bestanddeelen» van het dier worden opgenomen.

Een andere gewoonte der Javanen is, om, als zij zich bij een put (vooral een put op het veld) gaan baden, een soort gebed of bezweringsformule uit te spreken ter afwending van ziekte of een of ander kwaad, dat hem daar zou kunnen treffen. Zij meenen namelijk dat bij zoo'n put een of andere booze geest (demit) verblijf houdt, «er over waakt» zeggen zij. Nu spreken zij die formule (rapal) uit, opdat die geest voor een tijd weg zal gaan. «Want als ik die rapal niet uitspreek» zegt een Javaan, «en ik met dien demit in aanraking kom, dan word ik door hem getroffen». Dat getroffen worden drukken zij uit met het Javaansche woord «kesan bet» en het Woordenboek geeft daarvan deze vertaling: «een toeval krijgen of plotseling ongesteld of ziek worden, wat aan de werking van een boosen geest wordt toegeschreveni> .

Nu vindt gij in het meermalen genoemde formulierboek ook «een rapal voor hen, die gaan baden».

Die bestaat bijna geheel uit Arabische woorden.

Er zijn Christenen, die nog heden ten dage die rapal opzeggen, als zij gaan baden bij zoo'n put, maar er zijn er ook verscheidenen, die het niet meer doen en die ook het gebed bij het slachten niet meer opzeggen.

Ook komt het nog wel voor, dat voorgangers of oude lieden onder de Christenen zieken behandelen met een van Sadrach geleerde formule, een soort gebed. Gij weet toch, dat tot op heden de miljoenen Javanen zoo goed als geheel verstoken zijn van geneeskundige hulp vanwege het Gouvernement verstrekt door middel van Europeesche of Javaansche geneesheeren. De enkele dokters djawa, die hier en daar in de hoofdplaats zijn, hebben voor een deel hun handen vol met de visitatie en behandeling in een Gouvernements ziekenhuis van de Javaansche hoeren. Doch tot gratis behandeling van de bevolking (uitgenomen epidemiën van cholera en dergelijke) zijn ze niet verplicht. De kleine man komt er dus niet toe om de hulp van die doohet Gouvernement opgeleide Javaansche geneesheer ren in te roepen, want hij kan ze niet betalen. Als een Javaan ziek is, gaat hij naar een doekoen. Iemand, die van geneeskunde niets weet en voornamelijk werkt met allerlei rapal's en formule's, met bespuwen of beblazen, het doen drinken van naar ons idee soms heel vieze «medicijnen" vaak urine^ het insmeeren met allerlei mengsel van kruiden enz. enz.

De Christenen moeten van die doekoen's niet veel meer hebben en die doekoen's ook niet van hen. Zoo is het dikwijls voor de Christen vrouwen hoogst moeilijk om hulp te krijgen bij de bevalling. Want de vrouwelijke doekoen's willen haar niet helpen, omdat de Christenen wel weigeren de daarbij gebruikelijke offerande te brengen. Een of andere oude vrouw onder de Christenen wordt dan als van zelf aangewezen tot Christen-doekoen.

En zoo nu ook treedt de voorganger of een of andere kjahi, een oud man, wel als doekoen onder de Christenen op. Hij spreekt dan een ietwat gekerstende rapal uit, bespuwt of beblaast ook wel de patiënt en geeft «medicijnen» die niet veel verschillen van die van de doekoens en even veel of even weinig helpen.

Voorts zij u nog gemeld, dat als er hier of daar in een dessa een rijstveld is, dat bekend staat als «angker», door booze geesten bewoond, die den bewerker met ziekte of dood treffen kunnen, welke sawah meestal onverhuurd blijft, de Christen-Javaan vaak den moed heeft om die sawah te huren. Hij zal dan, vóór hij zijn rijstveld bewerken gaat, op raad van Sadrach zich afzonderen in zijn huis, of ook wel op het bewuste veld, dat angker is, om den zegen Gods af te smeeken en den Heere Jezus aan te roepen, dat hij alle booze geesten moge verwijderen, opdat hem niets overkome.

En ook zij u gemeld, dat het algemeen de gewoonte der Christenen is om vóór zij gaan eten een kort gebed te doen, dat ik u hier boven meedeelde : O hemelsche Vader enz. en na het eten te danken, vaak met Onze Vader.

Het Woord Gods lezen bij het eten is geen gebruik, trouwens een heel klein procent kan lezen, en dat vaak nog maar zeer gebrekkig. Dikwijls is er maar één in een gemeente.

Toch gebeurt het vaak, dat in zoo'n gemeente de personen, die in de nabijheid van den imam wonen, des avonds ten zijnent komen en door hem een gedeelte uit de schrift hooren lezen, waarna hij voorgaat in gebed. Die imam, of anders de vader leert de kinderen al spoedig bidden, d. w. z. het Onze Vader opzeggen, of dat gebed voor het eten.

Ook leeren zij, als ze wat grooter worden de andere u thans bekende gebeden en formulen als ook de Tien Geboden en de Twaalf Artikelen des Geloofs.

En er zijn vaders, die na den vermoeienden arbeid van den dag, des avonds bij een heel klein lampje hun jongen op een zeer primitieve manier natuurlijk, het lezen leeren, opdat zij later zelf de kitab (het boek, de Bijbel) zouden kunnen lezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1898

De Heraut | 4 Pagina's