GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uoor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uoor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TER AFREIS.

VIII.

't Liep tegen Pinksteren, toen zich in Annaberg 't gerucht verspreidde, dat Tetzel de stad weldra zou verlaten, waar hij nu twee jaar handel gedreven en goede zaken gemaakt had. Thans zou hij elders zijn geluk gaan beproeven volgens 't bevel van zijn meester, die de pacht had.

Reeds weken te voren liet Tetzel, die wel wist wat hij deed, bekend maken dat hij van plan was te vertrekken. „Ik zal nu weldra het heilige kruis wegnemen, " zoo liet hij weten, en om den lieden van Annaberg en omstreken alles duidelijk te maken, voegde hij erbij: „depoorten des hemels die u lang genoeg geopend zijn geweest, wil ik sluiten en de vergeving der zonden zal nooit weder tot zoo kleinen prijs te verkrijgen zijn. Ieder denke om zijn eigen zieleheil en dat zijner geliefde afgestorvenen, zoo lang het nog tijd is. Nu is het de wel aangename tijd, nu is het de dag der zaligheid."

Nu in dat laatste had Tetzel gelijk, doch in gansch anderen zin dan hij bedoelde. De dag der zaligheid is het voor een volk, wanneer er het Evangelie is en het gepredikt wordt, zoodat Gods genade alom wordt bekend gemaakt. En zulk een dag brak voor Duitschland aan, niet door de-aflaten maar door den monnik, die „in de kracht van 't heil hem aangebroken, " zoo als Da Costa zegt, enkele jaren later te Wittenberg openlijk den strijd tegen den aflaat zou beginnen. Eigenlijk is dat een strijd die, zij 't dan op andere wijs, door zeer velen wordt gestre den, al komt het nooit in hen op een aflaat te koopen of te verdienen. Want het hoogmoedig hart des menschen drijft hem er toe zelt ook wat voor zijn zaligheid te willen doen, zoodat eigenlijk God en de mensch saamwerken. Doch de Schrift leert ons, dat alles, tot het willen en werken toe uit God is, en wij het werk Gods werken door te gelooven in Hem, dien Hij gezon den heeft. Daarbij raakt een mensch echter alle eigen eer, alle verdienste kwijt en is er van zijn goede werken geen sprake. Die zijn geen middel tot zijn behoud, maar volgen uit het geloof. Kort en bondig zegt onze Catechismus, dat wie! Christus door een waarachtig geloof is ingeplant zulke werken voortbrengt, ja onmogelijk anders kan. Een goede boom kan niet onvruchtbaar zijn, maar brengt voort wat in zijn natuur ligt. Doch hij moet eerst goed wezen. Of nu Tetzel in de ongeveer twintig maanden die hij te Anneberghad doorgebracht, niet genoeg naar zijn zin had verkocht, dan wel om andere redenen, genoeg, bij besloot thans het den begeerigen gemakkelijk te maken. Weldra kon men aan de kerkdeuren en de hoeken der straten plakkaten lezen, waarop stond dat „uit bijzondere gunst de genade van de aflaat niet meer tot zoo hoogen prijs als vroeger, maar tot een aanmerkelijk lageren prijs was te verkrijgen. Wie nog aflaat wenscht te ontvangen, tegen geringen prijs, maar van gelijke beteekenis als vroeger, die haaste, ja haaste zich, want het is hoog, hoog tijd." Onderaan las men de bijzonder goedertieren bepaling, dat aan de armen de aflaat om niet zou gegeven worden, om Gods wil.

Had de komst van Tetzel de gemoederen in groote beweging gebracht, gelijk we zagen, zijn heengaan deed het niet minder. Overal was het bekend, gelijk trouwens begrijpelijk was bij een bevolking, die alle heil verwachtte van hetgeen Tetzel bracht. Zijn huis, — hij woonde in bi zekeren burger, Johan Plock geheeten — werd letterlijk bestormd door hen, die nog een aflaat wenschten. Thans kwamen er natuurlijk alle minbedeelden, die nu niet langer wegens den slechten staat van hun kas, behoefden te aarzelen. Zelfs om niet kon men trouwens geholpen worden. Zoo gul was men het niet gewoon.

Nog drie dagen, en dan zou Tetzel de reis aanvaarden. Telkens zag men menschen zich naar het huis van Plock spoeden om, nu het nog tijd was, geholpen te worden. Onder hen merken we onzen jongen vriend Frederik op. Zijn gelaat staat vroolijk, als van een die een goede boodschap heeft vernomen. En dat was ook zoo, althans naar zijn meening. Had hij niet aan den ingang der kerk gelezen, dat de armen de aflaat om niet zou worden uitgereikt ? Vol vreugd had hij zich met die goede tijding naar huis gespoed. Immers al was zijn vader meester schoenmaker, hij zelf bezat toch feitelijk niets en mocht zich dus arm noemen; en dan was ook hij onder de bevoorrechten begrepen. Vader echter had zich minder vergenoegd getoond en zei ronduit: „Jongen, laat u niet met zulke dingen in, dat heb ik u al meer gezeid. Gij weet toch dat het bloed van Christus het eenig losgeld is voor onze zonden. De pauselijke aflaatbrieven zijn niets dan netten en strikken, om onwetende zielen en hun geld tevens te vangen. Vergeving van zonden en het eeuwige leven zijn niet voor geld te koop." Doch Fre derik was aan dat oor doof. Geen wonder trouwens: op de school hoorde hij herhaaldelijk door de leeraars verzekeren, dat de aflaat iets goeds, een genade Gods was. En, zoo dacht Frederik, di; wijze mannen zullen het toch beter weten dan mijn vader die maar schoenmaker is. Hij bedacht niet of wist denkelijk niet, hoe er ge schreven staat dat er dingen zijn, welke den wijzen en verstandigen verborgen en den kinderkens, d. i. die eenvoudig gelooven wat God e zegt, geopenbaard zijn. Dat zou hij eerst later leeren e verstaan.

AAN VRAGERS.

„Onze trouwe lezeres W. van D. te An. schrijft: Met vriendelijken dank voor de beantwoording mijner vraag, n.l. naar de beteekenis van den Rijks-appel, kom ik nog eens tot u meteen verzoek. Zoudt u mij willen meededen wat het woord Louwmaand beteekent? "

In den laatsten tijd mocht wel boven deze afdeeling staan: aan •vxza.gsters, want die overtreff"en de yxAgers in getal. Nu, de hoofdzaak is wat er gevraagd wordt, en ik moet zeggen, de vraagsters bewijzen, dat zij net als de vragers, denken en onderzoeken, twee kostelijke dingen als ons des Heeren Geest leidt.

Op de vraag van onze waarde lezeres te antwoorden is lang niet makkelijk. Er is al heel veel over getwist. Dat Louwvadxs\di. zoo heet omdat het dan begint te luwen, lauw weer te worden, wil er bij mij niet in.. Want, al mag dit vroeger zoo geweest zijn, zoover mijn heugenis reikt is juist Januari of Louwmaand een der koudste van 't jaar.

Even onzeker is het, als men dien naam afleidt van law, het Engelsche v/oord voor wet, omdat oudtijds bij den aanvang des jaars de wetten werden gewijzigd. Want ten eerste is dit woord law nooit hier bekend geweest ook in anderen vorm, maar daarbij is die verandering der wetten heel onzeker.

Mijn inziens is louiv van louwmaand te verklaren uit low d. i. laag welke beide woorden we terugvinden in ons liggen en het Angel-Saksische liegan. Low is de Engelsche, laag de Nederlandsche vorm van 't zelfde woord, en gelijk zeker is, en uit de talen en de plaatsnamen blijkt, stammen zoowel wij als de Engelsch en i^óor een deel van de Saksers af (Saksers of Saxen of Sassen beteekende toen iets anders of liever veel meer dan nu: de Saxen waren bewoners van een groot deel van Noord Duitschland, woonden ook hier, en bevolkten ten deele Engeland).

Dit loiü of laag ziet dan weer op den lagen stand der zon. De oude bewoners dezer streken rekenden, gelijk uit hun feesten en uit allerlei blijkt, meer met de natuur dan wij. Gelijk zij zich verblijdden als de donkerste dagen voorbij waren, moet het hun ook getroffen hebben, hoe in 't nieuwe jaar de zon begint met zeer laag te staan en zoo is de naam Louwmaand begrijpelijk.

Doch het is gissen en gissen is missen. Wie het beter weet, zegge het!

CORRESPONDENTIE.

N —• De oude, groote uitgaaf van Trommius' Concordantie is niet te verkiezen. Er bestaat een nieuwere uitgaaf, die handiger, vereenvoudigd en verbeterd is. Zij werd, mee en we, indertijd bezorgd door J. de Liefde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Uoor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1899

De Heraut | 4 Pagina's