GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE OVERGANG.

XIII.

Op een zomermorgen — den loen Juli — vinden we Frederik in een der kamers van de school te Annaberg. 't Is nog vroeg, doch reeds zijn een aantal jongelieden aanwezig, al is het blijkbaar niet om onderwijs te ontvangen. Eindelijk is heel de kamer gevuld ook met personen die blijkens hun kleeding geen studenten zijn. Nu staat Frederik op en zegt op ernstigen toon:

„Lieve vrienden, ik heb u gevraagd dezen morgen hier te komen. Ik wil van u afscheid nemen."

Enkelen, die meer wisten, zwegen bij di woorden. Doch de meesten, niet begrijpende wat hun vriend bedoelde, zagen hem verbaasd aan, en van allen kant weerklonken vragen als: „Gaat ge ons verlaten? Moet ge op reis? Zijt ge ziek? " en dergelijke. Doch Frederik antwoordde kort af:

„Voor zoover gij nog niet weet, vrienden, wat ik bedoel, zult ge het straks vernemen, als ge mij een klem eind weegs wilt begeleiden. Ik heb een vast beiiluit genomen en zal 't met Gods hulp lutvoeren. Ik zal u weinig meer zien; gij zult ook niet veel meer van mij hooren. Ik wensch dezer wereld af te sterven en Gode te leven. En nu, laat' ons niet vertoeven, maar verzelt mij voor het laatst, naar de plaats die mij nu wacht."

Meer dan een begon nu te begrijpen wat Frederik bedoelde; zoo iets kwam meer voor. En al betreurden niet weinigen het, dat zij alzoo een goeden, oprechten vriend zouden verliezen, niet een bezat den moed — schoon meer dan een den lust — om hem van zijn plan af te brengen. Hij ging immers, zooals hij zelf en velen met hem, dwaselijk meenden, een Godgevallig werk doen, een leven leiden geheel aan den dienst des Heeren gewijd? Daarvan mocht men hem niet terughouden.

Zoo verkeerd oordeelt de mensch, wanneer hij Gods Woord niet kent of het ter zijde legt. Hij wil dan ook vaak nog wel vroom zijn, doch maakt zich, gelijk de Bijbel het noemt, een eigenwilligen godsdienst met allerlei geboden, die leeringen zijn van menschen. Gelukkig wanneer de Heere God denzulken in Zijn genade de oogen opent.

Doch Frederik en zijn vrienden waren nog blind in deze dingen, en meenden waarlijk dat men Gode en zich zelf een dienst deed, door in een klooster te gaan schuilen, of door althans dit goed te vinden.*.. Alsof de Heere Christus zijn navolgers niet juist gebiedt, het licht der wereld een stad boven op een berg te zijn. Dat is toch anders dan de wereld achter dikke, sombere kloostermuren te ontvluchten!

Zwijgend ging de groep studenten en andere vrienden voort, tot zij stonden voor het pas gebouwd klooster der Franciskanen. De Franciskanen vormen een zeer uitgebreide orde van monniken in de Roomsche kerk, en worden ook wel Minderbroeders geheeten. Hun orde is gesticht door Franciscus van Assisi, die nu een 700 jaren geleden in Italië leefde. De monniken moeten' zich verplichten tot armoede, tot prediken en tot volkomen gehoorzaamheid aan den paus. Zij werden ook in Nederland gevonden. Te Amsterdam hadden zij hun klooster in de straat, die nog de Monnikenstraat heet, en in dat klooster zijn vele aanslagen beraamd tegen ' de Hervormden, en woonden de mannen die met < le stadsregeering, samenspanden tegen degenen die de waarheid naar Gods Woord beleden (In mijn boek „Morgenrood en Middagzon" kunt ge daarvan meer vinden.

Voor de kloosterpoort stond Frederik stil. Hij zag bleek, en sprak met een stem die va ontroering trilde.

„Vaarwel vrienden allemaal! Ik wil voor mijn zonden boeten, de wereld verloochenen en in dit klooster leven. Misschien dat ik hier den vrede des harten vinden, en mijn God behagen mag!"

Meer dan een onder de hoorders kon bij die woorden zijn tranen niet weerhouden: enkelen snikten luid, en allen drongen naar den geliefden vriend om hem voor 't laatste de hand te reiken. Ze wisten het, voortaan zou hij voor hen dood zijn, althans buiten hun kring staan, een ander leven leiden dan zij...

Maar God had nog wat beters voor hem weggelegd, al konden noch hij noch zij dat vermoeden.

„Zeg aan mijn ouders", zoo fluisterde Frederik een zijner meest vertrouwde vrienden toe, „dat ik in 't klooster ben gegaan".

„Weten zij dan van uw voornemen niet af? "

„Ik heb het hun niet rechtstreeks gezegd, want zij zouden mij wellicht hebben teruggehouden, en ik moet Gods wil volgen. Groet hen van mij; wilt ge? "

De vriend knikte en om alle verdere spraak en deelneming af te snijden, klopte Frederik nu luid aan de kloosterpoort. De deur werd geopend, en de jongeling trad zonder op of om te zien binnen. Hij had zijn doel bereikt en kon naar waarheid zeggen: wat mij hier heen drijft is de last mijner zonden, de begeerte naar zaligheid.

Zoo was 't ook Luther gegaan. Hij zou ook als Luther ervaren, dat de zaligheid niet verworven wordt door kloosterleven en uitwendige heiligheid, maar door Gods genade, die Hi schenkt om niet.

De prior of opperste van het klooster en de monniken ontvingen den jongen man zeer vriendelijk, en prezen zijn wijs en godvruchtig besluit om hier den vrede der ziel te komen zoeken. Wat Frederik bij die woorden dacht weten we niet, doch uit zijn vermelde korte toespraak aan de kloosterpoort valt op te maken, dat hij nog volstrekt niet zeker was, ook hier te zullen vinden wat hij zocht. Hij had eenvoudig den raad gevolgd, hem door leermeester en priester gegeven, en de prior verzekerde hem dat die raad uitnemend was, wijl men hier buiten de beslommeringen der wereld, niet gekweld door de zucht naar rijkdom, voor Gods dienst kon kon leven, ja, als men er bekwaam toe was, ook geroepen kon worden anderen te leeren. En Frederik deed het donkerbruine kleed of de pij der Franciskanen aan met den gordel en koord waaraan een einde met knoopen, om tot zelfkastijding te dienen en zette de korte, ronde kap op en deed de voetzolen aan, en wat verder tot zijn monnikskleeding zou behooren. Wel gevoelde hij zich niet gelukkig, maar toch vol hoop voor de toekomst, als een die om den wille van het Koninkrijk der hemelen alles verlaat, vader en moeder en vrienden, en alleen bedenkt de dingen die boven zijn. Zoo althans meende hij, en in zijn onwetenheid meende hij te doen wat goed was.

AAN VRAGERS.

Vr. We lézen in Joh. 4 vs. 6 van de fontein Jakobs. Wat was dat en is daarover iets naders bekend ?

We lezen in dat vers:

„En aldaar was de fontein Jakobs. Jezus dan, vermoeid zijnde van de reis, zat aldaar neder nevens de fontein. Het was omtrent de zesde ure."

Hier wordt bedoeld een put, welke Jakob bij zijn terugkeer uit Paddan-aram gegraven had. De volgende beschrijving van dien put uit onzen tijd zegt er van: „Hij wordt gevonden op een kleine hoogte van achttien voet. Daar komende vonden wij een onregelmatige ruimte, ongeveer zes voet in den grond uitgegraven, en ommuurd aan beide zijden. Oorspronkelijk was het bijna een vierkant, vijftien bij zeventien voet. Een boog overspande eenmaal die ruimte. In het midden va, n die ruimte, of kamer, is de put. Zij is negen voet in doorsnede, en tot op eene lengte van e ongeveer twaalf voet zorgvuldig opgemetseld. Beneden dien muur is het vaste rots. De reiziger Maundrell bevond in 1697 den put 105 voet diep. Eenige jaren geleden werd een Arabier in den put neergelaten, en het touw metende, bevond men dat de put toen 75 voet diep was, en droog op den bodem."

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 april 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 april 1899

De Heraut | 4 Pagina's