GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN DEN SLAAP.

IX.

Moe en in diepe gedachten zat Frederikden avond, welke op dezen zoo gedenkwaardigen dag volgde, alleen in zijn kloostercel. Voor 't eerst droeg hij de monnikspij, voor 't eerst had hij de dagtaak verricht, voor 't eerst wist hij dat voortaan een ander tehuis zou hebben dan het ouderlijke. 'VVat zouden zijn ouders zeggen van den stap dien hij had gedaan. Vader kon dien niet goedkeuren, en moeder? Hij verzonk in droevig gepeins, 't Was hem als had hij niet goed gedaan. En toch •— had niet de priester gezegd, dat hij zich door niemand of niets daarvan moet laten aftrekken? Had hij dus niet goed gehandeld door buiten zijn ouders om, in 't klooster te gaan. Hoe licht hadden zij hem teruggehouden!

Al sterker werd het gevoel van afmatting, hij knielde neder, bad vurig tot God en begaf zich toen ter ruste.

Er staat geschreven: „Hij geeft het Zijn beminden in den slaap" en dat is óók v/aar in dien zin, dat God den slaap kan gebruiken om de ziel te troosten en te sterken, ja tot nog meer, gelijk we zien zullen. Aan de waarheid er van valt niet te twijfelen.

Terwijl Frederik dan nederlag en sliep had hij een droom, zulk een, die hem bij is gebleven tot zijn laatste oogenblikken.

Het kwam hem voor, dat hij zich bevond op een reis, een zwerftocht. Zoover hij zien kon strekte zich om hem heen een barre wildernis uit. Hij was verdwaald en hoe hij ook staarde, nergens vertoonde zich een uitweg. Eindelijk werd hij moede, doodmoede; honger en dorst begonnen hem te kwellen, al heviger; maar nergens ontdekte hij een bron die lafenis bood, een boom of struik, waarvan de vruchten hem konden verkwikken. Eindelijk zonk hij machteloos neder, niet anders verwachtend dan dat de dood hem uit zijn ellendigen toestand verlossen zou.

Eensklaps nadert hem een vreemde gestalte. Hij ziet op en 't is aksof hem gezegd wordt: Dat is de apostel Paulus. Eerbiedig schouwt hij den vreemdeling aan, die hem vraagt:

„Hoe zijt gij in dezen toestand gekomen ? "

Nu verhaalt Frederik zijn wedervaren, en de apostel spreekt:

„Kom met mij, ik zal u den beteren weg wijzen."

Beiden gaan nu verder. Weldra bevinden zij zich op een begaanbaar pad. Ongemerkt verandert ook het landschap. De wildernis verdwijnt, en een heerlijke streek vertoont zich. Eindelijk komen zij in een lieflijk, groen dal. Er midden door vliet, zachtkens ruischend, een klare beek, aan wier beide oevers schaduwrijke hoornen staan, terwijl bloemen alom de kleurige bladeren ontplooien. Alles ademt hier vrede en rust.

Verbaasd, met blijde verrukking ziet Frederik rond; zijn oogen worden het aanschouwen niet moede. Maar al heviger kwelt hem de dorst. Hij bukt neder en wil drinken, maar zijn geleider spreekt:

„Nog niet: gij moogt uw dorst alleen lesschen uit de bron zelf."

Zwijgend gaan beide nog een tijdlang voort. Eindelijk bespeuren ze in de verte een fontein uit marmer gehouwen.

„Dat is de bron" spreekt Paulus, „daaruit moogt ge drinken."

Snel loopt de jonkman naar de fontein, en buigt zich over den marmeren rand om water te scheppen. Doch met een kreet van verrassing deinst hij terug. Te midden van het levende water, de kletterende stralen, verrijst klaar en duidelijk de heerlijke gestalte van Christus, den Gekruiste. Met een blik vol leven en teederheid ziet Hij den jongeling aan; het is alsof al het levende water uit den mond des Heilands stroomt, altijd, altijd voort, steeds nieuwe stralen. In aanbidding werpt Frederik zich op de knieën, en hoezeer ook de dorst hem kwelt, hij waagt het niet aan het levend water, dat den Heiland zelf ontweld is, zich te laven.

Doch nu treedt Paulus nader. Zonder een woord te woord te spreken, heft hij met krachtige hand den jongeling op en ... werpt hem midden in de koele stralen van het levend water.

De Heiland strekt de armen uit, drukt deji jongeling aan zijn hart, die zich nu met volle teugen aan de wateren der fontein verkwikt. Zoo wordt zijn dorst gestild maar tegelijk voelt hij een nieuw leven door zijn anderen vlieten; 't is hem als wordt hij een ander menscK,

Uit het water opgeklommen gaat hij nu aan Paulus' hand verder.

Na een poos wandelens komen beide aan een groot korenveld, met rijpe halmen, zwaar van koren, overdekt. Te midden der halmen bespeurt Frederik een man, kloek van gestalte, forsch van uitzicht. Zijn trekken geleken op die van den apostel, welke Frederik begeleidde. De man had een sikkel, en was bezig het graan te maaien. Doch hoe sterk hij ook zijn mocht, zwaar was de arbeid, en het zweet droop hem van het aangezicht. Want het veld was zeer groot, de halmen dicht en vele, en de dag was heet.

Een oogenblik zag Frederik het aan, toen sprak zijn geleider:

„Hier zult gij arbeiden, leer van de; ^en maaier, en ondersteun hem. Want de oogst is groot, maar de arbeiders zijn weinige."

De jonkman nam den sikkel aan, dien de maaier hem toereikte, en begon aanstonds ijve-

rig meê te werken. Hij arbeidde den geheelen dag en ook den volgenden, ja nog vele daarna.

Inmiddels was Pauliis verdwenen doch zie, daar verschenen de een na den ander medehelpers. En allen grepen den sikkel en arbeid den meê en werkten stil maar krachtig. Werd iemand moede, dan ging hij naar de bron, waaruit eenmaal Frederik zich ook had gelaafd, en rustte uit aan den kant, en dronk er lafenis in.

Zoo werkten allen voort met den eersten maaier, volijverig, in sterkte en eenigheid, tot heel de oogst binnen was.

Alzoo droomde Frederik in'dien zomernacht, in zijn eersten slaap in de kloostercel. Toen hij in den morgen van den i4den Juli wakker werd, stond heel de droom hem zoo klaar voor den geest, als had hij alles in werkelijkheid doorleefd.

Wat mocht die droom, die onvergetelijke, beteekenen ? Hij vroeg het zich zelf herhaaldelijk af, terwijl hij zijn ])ij weder aandeed, en zich gereed m.aakte tot zijn dagtaak. Zeker hij kende het spreekwoord: Traume sind Schaume, d. i. droomen zijn bedrog. Maar dat kon hjj van dezen onmogelijk gelooven. En zijn geschiedenis heeft later bewezen, dat hij daarin gelijk had.

Trouwens, de Heere God die almachtig is en vrij in Zijn goddelijk bestel, heeft alle wegen en middelen in Zijn hand. Wel onderwijst Hij nu in den regel de menschenkinderen niet meer, gelijk oudtijds, door droomen en nachtgezichten. Want wij hebben thans de volle, heerlijke openbaring Gods in Hem, die zeggen kon: „Die Mij gezien heeft heeft den Vader gezien." Maar dit belet geenszins, dat de Heere God ook nu nog de menschen in den droom en door den droom kan onderwijzen en leiden. Doch Hij alleen ook kan ons doen gevoelen, of de droom een is door Hem daartoe gezonden en wij mogen dus maar niet, als bijgeloovige menschen doen, uit eiken droom iets halen, of daaraan een beteekenis geven. Op zijn tijd zou Frederik zelf ervaren, dat Ciod hem door dien droom iets wilde zeggen. En dat dit meer kan voorkomen, en in dien tijd ook voorgekomen is, zullen we ten overvloede nog zien.

AAN VRAGERS.

Onze lezer W. S. vraagt of het damspel geoorloofd is onder Christenen.

Wij gelooven van ja, wanneer het gebruikt wordt ter uiispamnns; , niet ter inspanning. Immers men oefent er zijn oordeel en verstand mede, en leert vooruitzien en voorzichtig en berekenend zijn. Het is geen loterij-spel maar wel beschouwd zuivere berekening.

Doch alle spel deugt niet:

Doch alle spel deugt niet:1. als 't om geld gaat; 2. als men er nutter dingen om verzuimt; 3. als het een regel wordt; 4. als men verliezende boos wordt; 5. als 't gebeurt in een slechte omgeving; 6. als 't geschiedt om den tijd te dooden; 7. als men zich verhoovaardigt, zoo men het wint.

CORRESPONDENTIE.

C. L. D. te M. — Voor de zooveelste maal zij gezegd dat we vragen, die gedaan worden door wie geen naam noemen, niet kunnen beantwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 april 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 april 1899

De Heraut | 4 Pagina's