GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZIEKTE EN BETERSCHAP,

XIV.

De eerste dagen in Annaberg waren voor Mykonius even aangenaam als vermoeiend. Oude bekenden en vrienden zag hij weer; met tranen in de oogen drukte menigeen hem de hand, en aan het brengen en ontvangen van bezoeken kwam geen einde. Want ook uit het gebergte rondom de stad kwam men van allen kant om den nu beroemden prediker te zien, en zich met hem te verblijden..

De Zondag kwam, een dag voor de Annabergers onvergetelijk. Voor het eerst was hun groote, schoone hoofdkerk opengesteld voor de prediking van het Evangelie naar de Schriften; voor 't eerst zou de dienst plaats vinden niet naar de prachtige, maar ongeestelijke wijze van Rome, doch eenvoudig, en geschikt om het hart van de aarde op te heffen. En daaraan heeft de mensch ten slotte behoefte. Uiterlijk vertoon, allerlei moois mag het oog en het oor streelen; 't is om het hart te doen, en dat leeft niet bij wat de menschen uitgevonden hebben, maar bij alle woord dat den tnond Gods uitgaat.

't Was voormiddag, en de groote kerk liep vol. Uit stad en land ging men kerkwaarts om getuige te zijn van het nog nooit geziene, heugelijke feit, en God te danken die veler gebed had verhoord.

Onder diepe stilte der groote schare beklom de hofprediker den kansel, en hield de eerste leerrede, naar de wijze der Lutherschen, uit de Schrift, zonder aanroeping der heiligen, in één woord naar de gezonde leer. Met groote aandacht werd de dominee, die zeer welsprekend was, gevolgd. En toen het amen weerklonk, en heel de gemeente een loflied zong, gevoelde ieder dieper dan ooit wat groote verandering in stad en land had plaats gegrepen. Dit nu was van den Heere geschied, en 't was wonderlijk in aller oogen.

Des namiddags trad Mykonius op. De kerk was 700 mogelijk nog voller dan gewoonlijk. Zoodra de leeraar den kansel had beklommen was geen oog van hem afgewend. Immers het gold hier niet alleen een grooten prediker te hooren, maar ook een man bij velen bekend en geliefd, wat Ds. Lindenau natuurlijk niet zóó was. Ook wist men hoe Mykonius jaren geleden te Gotha in Saksen krachtig had meegewerkt, om ook daar het Protestantsche kerk-en schoolwezen in te voeren. En men hoopte met grond, dat hij zich nu evenzoo - aan die schoone taak wijden zou.

' Wel zelden was een prediker met zoo groote aandacht gevolgd, maar heel zelden ook had een leeraar zoo gesproken als hij. »Hij preekte", zegt een schrijver, met kracht; „men zou geloofd hebben dat Luther zelf op den preekstoel stond. Nog jarenlang leefde Mykonius' befaamde predikatie in de harten der Annabergers voort". En dit was geen wonder: alles werkte hier mee; de nieuwe toestand, de prediker die geen vreemdeling en toch voor velen geen bekende meer was, de heerlijke verkondiging van het Evangelie van Gods genade, en daarbij de herinnering aan de vroegere dagen. Misschien was onder allen echter niemand meer geroerd dan... Mykonius zelf. En dat was zeer begrijpelijk.

Thans begon voor Mykonius een tijd van groote bedrijvigheid. Met Ds. Lindenau regelde hij te Annaberg de zaken, gelijk hij 't eens te Gotha had gedaan, en zoowel de regeering als het volk waren er hem dankbaar voor. Na volbrachten arbeid keerde hij naar Gotha terug, waar hem weder veel wachtte.

Gelijk we reeds zeiden, was Mykonius een zwak man, die daarbij door velerlei werkzaamheden van zijn krachten meer vergde dan die krachten konden dragen. De gevreesde ziekte welke men tering noemt, ondermijnde hem. Weldra gevoelde hij zich dermate ongesteld, dat hij zijn werk moest opgeven. Hij werd ernstig ziek, en in korten tijd verergerde zijn toestand zoo, dat ieder hem den dood nabij achtte.

De dreigende slag vervulde heel Gotha met ontsteltenis. De treurige tijding bereikte ook Luther die toen, 't was in 1541, reeds bijna zestig levensjaren telde. Diepe ontroering en smart greep den grooten Hervormer aan. Hij had Mykonius lief, zeer lief, als een trouwen vriend en broeder, een wakker medehelper en een kloek strijder voor de waarheid. Wat het droomgezicht had voorspeld, was werkelijkheid geworden: krachtig stond Mykonius zijn vriend ter zijde in het binnenhalen van den oogst.

Wat in het binnenste van den Hervormer omging, toen hij hoorde hoe het met zijn vriend stond laat zich denken. Wij kunnen het eenigszins opmaken uit hetgeen hij hem schreef in een brief der vertroosting. Daarin toch zegt Luther o. a. dit:

„Moge de Heere verhoeden, dat ik ooit hoore, dat gij gestorven zijt nog tijdens ik leef, maar Hij make het zoo, dat gij mij overleeft. Dit bid ik met ernst, alzoo wil ik het, en mijn wil zal in dezen ook geschieden. Want deze mijn wil bedoelt de eer van Gods naam, niet mijn eer of begeerte. Dit is gewisselijk waar."

Nu zal menigeen zeggen: dat is sterk gesproken. Maar dan vergete men vooral niet er op te letten waarom Luther het zoo wilde, gelijk hij er uitdrukkelijk bij zegt. Daarbij, mannen als Luther en andere uitverkoren werktuigen Gods zijn ja zeker ook menschen met gebreken, zondaren als anderen. Doch er komen in hun leven toestanden en dingen voor, waarin zij niet te beoordeelen vallen naar wat wij, die niet dergelijke dingen doorleven, soms meenen het best te zijn. We vinden datzelfde bij Wie kleff, Calvijn, en zelfs in onze dagen zou men 't kunnen opmerken. Dit is zeker; Luther heeft zoo geschreven en ... van stonden aan is Mykonius beter geworden ; ja hij heeft ook Luther, die 8 jaar ouder was dan hij, overleefd, en, weer opmerkelijk, niet meer dan bijna twee maanden slechts, 't Was als wilde de Heere den wensch zijns dienaars vervullen, maar als was toen ook de tijd vervuld voor Mykonius. Daarna zouden zij samen zijn om nooit weer te worden gescheiden.

AAN VRAGERS.

Onze lezeres B. H. te V. vraagt waarom Paschen op verschillende tijden valt.

De bekende kerkvergadering van Nicea, 325 na Chr., bepaalde, dat het Paaschfeest zou vallen op den eersten Zondag na de volle maan die volgde op de lente-nacht-evening, d. i. 21 of 20 Maart. Zoodoende viel het Paaschfeest nooit vóór 22 Maart en niet na 25 April. Later toen bleek dat de tijdrekening niet juist was, stelde paus Gregorius XIII daar orde op. Steeds echter blijft de tijd van het Paaschfeest wisselend in verband met den stand der maan. Op zijn vroegst is 't 22 Maart.

Een tweede vraag is wat het woord//««0 be duidt.

Dit Italiaansche woord beteekent zacht, bedaard, en duidt dan in de muziek een verzachting aan in den toon. Ook duidt men er mee aan het bekende snaarinstrument.

CORRESPONDENTIE.

C. L. D. te M. Uw vraag over de maan vatten we niet recht, of liever we begrijpen niet wat men aan het antwoord heeft. Immers, of nu de maan in 't voorst of in 't laatst van Maart schijnt, 't is toch werkelijk dezelfde maan, ja zelfs is altijd dezelfde kant naar ons gekeerd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 mei 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 mei 1899

De Heraut | 4 Pagina's