GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. n. H. Kuyper nadert het einde zijner beschouwingen over de Verkiezing tot het ambt.

Op één na zijn slotartikel luidt aldus:

Nu het dubbele misverstand, dat in den weg stond aan een bevredigende oplossing van het vraagstuk, hoe de verkiezing tot het ambt moet plaats vinden, uit den weg is geruimd, kunnen v/ij thans dit vraagstuk zelf onder de oogen zien en een bescheiden poging wagen, de lijnen aan te geven, volgens welke, onder de tegenwoordige tijdsomstandigheden en in verband met onze Gereformeerde beginselen, de verkiezing tot het ambt moet geregeld worden

Ons doel zal daarbij niet wezen een vast schema te geven, dat voor alle Kerken pasklaar zou zijn, want wij gelooven, dat dit ons kerkelijk leven eer kwaad dan goed zou doen. Het feit valt toch niet te ontkennen, dat de toestanden op kerkelijk gebied zeer onderscheiden zijn; dat de eene gemeente geestelijk veel hooger staat dan de andere; dat een dorpsgemeente heele andere eischen stelt dan een stadsgemeente; en dat elke Kerkeraad daarom zelfstandig te beoordeelen heeft, welke practische regeling voor zijn gemeente de beste is Het Gereformeerde Kerkrecht geeft wel de beginselen en daarin de hoofdlijnen van het bestek, maar is altijd wars geweest van een gedetailleerde en preciese reglementeering, waardoor de zelfstandigheid van het kerkelijk leven aan banden werd gelegd Ook op dit gebied moet de Christelijke vrijheid worden gehandhaafd.

Niet om een vast schema, maar om de betere doorwerking der beginselen is het ons te doen; en wij wenschen daarbij liiet uit het oog te verliezen, dat deze doorwerking der beginselen eerst langzaam en geleidelijk geschieden kan. Historisch gewordene toestanden, die eeuwen lang bestaan en daardoor zeker burgerrecht hebben gekregen, kan men niet in één dag onderstboven werpen. Le mieux est l'ennemi du bien, wie het onderste uit de kan wil hebben, valt het lid op den neus. In het kerkelijk leven moet altijd gestreefd worden naar het ideaal; valsche tevredenheid met hetgeen men verkregen heeft, dooft den prikkel om te stre ven naar het volmaakte. Maar dit jagen naar het doel, dat de Schrift ons voor oogen stelt, mag niet ontaarden in een critiek op het historisch gewordene, waardoor men alles afkeurt wat nog niet met dat ideaal overeenstemt. Het kerkelijk leven gaat stap voor stap voorwaarts, maar niet met zevenmijls laarzen. De vraag moet dus zijn, niet of men plotseling het meest geiven chte verkrijgen kan, om, indien dit niet gelukt, met zekeren weerzin van eiken beterea maatregel zich af te wenden onder de leuze: alles of niets, maar of de ontwikkeling van het kerkelijk leven zich naar dit ideaal toe, of van dit ideaal af beweegt. In het eerste ge val heeft alle man van goeden wille steun te bieden en van zijn hartelijke sympathie te doen blij ken; in het tweede geval alleen is verzet en weerstand plicht. Vooral voor het Friesche karakter, dat de lijnen zoo gaarne in eens tot de uiterste consequenties doortrekt, is deze herinnering niet van gewicht ontbloot.

Vraagt men nu, wat de lijn is, waarop de betere ontwikkeling der Gereformeerde beginselen moet gevonden v/orden, dan schijnt het ons voor geen tegenspraak vatbaar, dat de invloed der gemeente bij de verkiezing versterkt moet worden en in dat opzicht de toepassing onzer Kerkenorde eer in ruimer dan in enger zin moet genomen worden.

Reeds nu mag met dankbaarheid geconstateerd worden, dat de meeste Kerkeraden dit gevoeld heb ben Volgens onze Kerkenorde heeft bij de verkiezing van een predikant de gemeente alleen het recht van stilzwijgende toestemming. De leiding, die de Kerkeraad aan de verkiezing te geven heeft, domineert. Het kiesrecht der gemeente is gebonden aan de voordracht van één persoon. En waar over dien éénen persoon niet eens door de gemeente gestemd wordt, maar de gemeente alleen het recht heeft bezwaren tegen dezen persoon in te brengen, is daarmede, naar ons oordeel, aan het recht der gemeente metterdaad te kort gedaan Er zijn dan ook weinig Kerkeraden in ons land, die dit gebrek in onze K O. niet hebben ingezien en niets reeds lang, hetzij door een groslijst of door een drietal te formeeren en daaruit de gemeente te laten kiezen, een beteren weg zijn ingeslagen

En hetzelfde geldt evenzeer van ite verkiezing der overige ambtsdragers. Onze Kerkenorde laat daarbij aan den Kerkeraad de keuze, of hij zelfde nominatie zal doen, dan wel of de Kerkeraad een dubbeltal aan de gemeente zal voorstellen. Verre weg de meeste Kerkeraden hebben het tweede middel gekozen, en vele grootere gemeenten zijn nog verder gegaan en hebben door het invoeren van een groslijst de gemeente ook op het formeeren van het dubbeltal een niet geringen invloed geschonken.

Men kan dus gerust zeggen, dat over het alge meen de Kerkeraden gevoeld hebben, dat onze Kerkenorde het recht der gemeente bij de verkiezing niet voldoende heeft gewaarborgd en dat het dus eisch was van het Gereformeerde beginsel, om aan dat recht betere waarborgen te schenken.

Inzonderheid komt deze misstand uit, v/anneer men let op hetgeen onze Kerkenorde zegt aan gaande de stilzwijgende approbatie dti gekozen ambtsdragers door de gemeente, wanneer de Kerkeraad de keuze geheel aan zich houdt.

Op zich zelf is het feit, dat de Kerkeraad de ambtsdragers kiest en voorstelt aan de gemeente, zeker geen inbreuk op het recht der gemeente. In vele particuliere vereenigingen handelt het be­stuur evenzoo, doordat het bij een eventueele vacature een voordracht doet aan de vereeniging, zonder dat daarmede in het minst ontkend wordt, dat zulk een bestuur geen souvereine macht bezit, maar die macht bij de vereeniging blijft rusten. Ja nog sterker, zelfs onze Koningin, wanneer ze een ministerie noodig heeft, zoekt niet zelf de ministers uit, maar draagt deze taak aan den kabinetsformateur op hoewel het toch wel van zelf spreekt, dat de Koningin de Souvereine is en de ministers haar dienaren zijn. Gesteld dus al, (des neen) dat de gemeente in dien zin souverein was en de ambtsdragers haar dienaren, dan nog zou men niet kunnen zeggen, dat er principieel bezwaar tegen bestond, de taak naar het zoeken van nieuwe ambtsdragers aan den Kerkeraad over te laten.

Op zich zelf bestaat dus tegen deze zoogenaamde aristocratische wijze van verkiezing, waarbij de Kerkeraad feitelijk de keuze doet en de gemeente approbeert, geen principieel bezwaar, mits de gemeente dan ook overkort in haar recht blijft, om de door den Kerkeraad gekozen personen aan te nemen of te verwerpen En juist in dat opzicht is in onze Kerkenorde het Gereformeerd beginsel niet genoeg tot zijn recht gekomen.

Het recht der verkiezing moet primordiaal bij de gemeente blijven. Niet als een gave van den Kerkeraad, maar als een recht, dat Christus aan 2ijn gemeente schonk, en dat niemand haar ontnemen kan. De Kerkeraad moge daarbij de lei dende macht hebben, zorg dragen dat geen on vvaardigen worden gekozen tot het ambt, de daad van verkiezing zelf moet door de gemeente geschieden.

Het voorbeeld, dat wij zoo even aanhaalden geeft ook hierin licht. Het bestuur eener vereeniging moge aan die vereeniging een voordracht voor de vacature doen, de vereeniging heeft door stemming over die voordracht te beslissen, en eerst door die stemming wordt de keuze geldig. Een kabinetsf rmateur moge de ministers bijeenzoeken en aan de Koningin voordragen, eerst dan, wanneer zij de benoeming bekrachtigd heeft, ontvangt de keuze rechtsgeldigheid Zal deze daad van ver • kiezing geen schijn, maar waarheid zijn dan moet zulk een vereeniging het recht hebben de voor dracht van het bestuur aan te nemen of te verwerpen, dan moet de Koningin vrij zijn tot den kabinets'ormateur te zeggen : uw voordracht mishaagt mij, zoek andere ministers.

Dezen eisch nu stelde Calvijn met nadruk bij de verkiezing der ambtsdragers. Hij keurde het niet af, dat de Kerkeraad zelf de ambtsdragers koos, mits, en op deze woorden lette men wèl, de gemeente het recht behield deze aldus voorgestelde personen aan te nemen of te verwerpen. Aan de gemeente ambtsdragers tegen haar zin met geweld op te dringen, mocht nooit. De Kerkeraad mocht de keuze doen, maar de gemeente moest vrij blijven om deze keuze af of goed te keuren.

Juist deze vrije daad der gemeente nu komt in onze Kerkeno de niet tot haar recht. Wel stelt de Kerkenorde als eisch, dat de gekozene door den Kerkeraad niet in het ambt mag bevestigd worden zonder te zijn «voorgesteld aan de gemeente ', en wordt door die voorstelling het recht aan de gemeente gegeven, bezwaren bij den Kerkeraad tegen de gekozenen in te brengen, maar èn principieel èn practisch gaat het niet op, deze »voorstelling aan de gemeente» gelijk te stellen met de aanneming of verwerping door de gemeente, gelijk Calvijn dat wilde.

In de eerste plaats principieel niet. Dit jrecht om bezwaren in te brengen" bij den Kerkeraad tegen de verkozenen op grond van onzuivere belijdenis of ergerlijken levenswandel is niet een recht van verkiezing, maar een soort tuchtsoefening. Het is dan ook reeds meermalen gebeurd dat een Kerkeraad, die zulk een klacht ontving, den bezwaarden broeder vroeg' of hij reeds volgens Math. 18 met den aangeklaagde gesproken had, wijl hij anders het recht niet had bij den Kerkeraad met zijn klacht te komen. Nu moge deze terechtwijzing in zooverre onjuist zijn, als de Kerkeraad zelf, door den candidaat voor te stellen, de bezwaarde broeders uitnoodigt hun klachten bij hem in te dienen en dus onbillijk handelt met dengenen, die aan dit verzoek voldoen, deswege een berisping toe te dienen, op zich zelf is het volkomen juist, dat het indienen van deze bezwaren ten doel heeft het ambt heilig te houden en ieder lidmaat deswege van God verplicht is te zorgen, dat geen onwaardigen tot ambtsdragers worden gekozen Dit recht tot toezicht op de heiligheid van het ambt is echter principieel geheel onderscheiden van het recht der gemeente, om de voorgestelde ambtsdragers te aanvaarden of te verwerpen. Het eerste recht heeft ieder in de gemeente, zelfs de kinderen, wanneer zij ergerlijke zonden van den gekozene wisten. Ja, indien een niet lid der gemeente metterdaad overtuigende bewijzen aan den Kerkeraad leverde, dut de gekozene een onheilig man was, dan zou de Kerkeraad zeker met de bevestiging niet doorgaan. Het tweede recht kan natuurlijk alleen worden toegekend aan degenen, die belijdenis des geloofs hebben afgelegd en daardoor mondige lidmaten der Kerk zijn geworden. Het is dus duidelijk genoeg, dat men deze beide zaken, die geheel onderscheiden zijn, niet dooreenwarren mag.

Maar ook practisch gaat deze gelijkstellhig niet op. De practijk heeft toch genoegzaam geleerd, dat uit het niet-inbrengen van bezwaren volstrekt niet volgt, dat de gemeente tegen de voorgestelde ambtsdragers geen bezwaren heeft Vooreerst komt niemand gaarne met een klacht bij den Kerkeraad, waardoor hij zelf de rol van »aan klager der broederena op zich moet nemen met al de onaangename gevolgen daaraan verbonden. Ten tweede is het meestal zeer moeilijk, voor zulk een klacht de wettig gestaafde bev/ijzen bijeen te brengen, waarnaar de Kerkeraad wel vragen mof t. En ten derde schuilt bij ons volk altijd de vrees, dat de Kerkeraad, die dit bezwaar te beoordeelen heeft, toch den verkozenfi de hand boven het hoofd zal houden In de practijk zijn zulke aanklachten tegen de voorgestelde ambtsdragers dan ook uiterst zeldzaam.

Er is daarom, wanneer men het Gereformeerde beginsel tegelijk met deze aristocratische wijze van verkiezing wil handhaven, maar één uitweg, dien Calvijn reeds aanwees. Indien de Kerkeraad de keuze der ambtsdr.igers geheel aan zich wil houden, gelijk de K. O. dit toestaat, dan dient ds Kerkeraad, na de keuze gedaan te hebben, de gemeente saam te roepen en door vrije stemming de gemeente te laten beslissen, of zij de voorgedragen personen hebben wil of niet Deze stemming dient dan zoo te geschieden, dat ieder stemgerechtigd lidmaat, mondeling of schriftelijk, verkl lart, of hij de gekozen ambtsdragers aanvaardt of niet. Blijkt dan, d.t de meerderheid der gemeente tegen de voorgestelde personen is. dan moet de Kerkeraad opnieuw met een voordracht komen en de gemeente v/ederom uitspraak doen.

Alleen op die wijze kan het Gereformeerde beginsel, dat fan de gemeente primordiaal het recht van verkiezing toekomt, in overeenstemming viforden gebracht met de aristocratische wijze van een verkiezing door den Kerkeraad. De gemeente moet dan het recht hebben, niet alleen om individueel bezwaren in te brengen tegen de gekozen ambtsdragers op grond van onchristelijken wandel of belijdenis — een recht, dat ieder lid der gemeente altijd heeft — maar ook om collectief, als gemeente, haar oordeel te uiten, of zij de voorgestelde ambtsdragers goedkeurt of afwijst.

Natuurlijk kan de verkiezing ook op andere wijze geregeld worden en in een volgend artikel zullen wij daarop wijzen. Ons hoofddoel was thans alleen om scherp en belijnd te doen uitkomen, dat het Gereformeerde beginsel zeker niet buitensluit, dat de Kerkeraad de keuze van de ambtsdragers doet, gelijk de K O wil, maar dan ook aan zulke Kerkeraden onverbiddelijk tot eisch stelt, dat de gemeente over deze gekozenen gehoord wordt, niet alleen zooals onze K, O. wil door het recht van bezwaar aan de gemeenteleden te gunnen, wat èn princ pieel èn practisch onjuist bleek, maar door de gemeente bij vrije stemming te laten uitspreken, of de door den Kerkeraad

aangewezen personen ook door haar tot het ambt geroepen worden.

Alleen zoo voldoet men aan den eisch van he Gereformeerd beginsel en wordt de klacht, dat het verkiezingsrecht der gemeente in onze K. O. ee fictie is, ontzenuwd.

Reeds nu spreken we den wensch uit, dat deze kerkrechtelijke studie _uit de Friesche Kerkbode in vlugschriftformaat overga.

Alleen zoo kan ze werken in den algemeenen kring onzer kerken, en ze is dat overwaard.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's