GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„In mijn haasten.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„In mijn haasten.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zeide wel in mijn haasten : Ik ben afgesneden van voor uwe oogen; dan nog hoordet Gij de stemme mijner smee kingen, als ik tot U riep. Ps. 31:33.

Als ge, op den trans van een toren geklommen, het panorama, dat zich in zonneglans voor u uitstrekt, bewonderend genoot, en nu weer naar beneden moet, zijn er t7vee wijzen van naar beneden gaan.

De duif, die van de spitse van den toren naar haar til strijkt, spreidt de wieken uit en doorklieft de lucht; gij daarentegen moet langs de twee, drie honderd treden van de trap afdalen naar omlaag.

De duif kan drie maal op en neer vliegen van de til naar den torentrans en van dien trans naar haar til terug, eer gij éénmaal de kronkelende trap zijt afgetreden. En indien ge u dan weer saam boven op den toren bevondt, zoudt ge door het eenmaal af-en weer opklimmen naar uw adem hijgen, terwijl de duif u belachen zou in haar lustig gekir. En waart ge een dwaas, zoodat ge in uw haasten om af te komen, de duif wildet nadoen, om zonder trap van den trans naar beneden te zijgen, zoo liept ge tien kansen tegen één, om uw vermetelheid te boeten met den dood.

De duif zou zich dwaas aanstellen, zoo zij, in plaats van neer te zijgen op haar wieken, de twee, drie honderd treden angs, de wenteltrap afdribbelde; maar nóg dwazer zou de man zijn, die den weg van de duif verkoos, om met haaste omlaag te komen.

Dit toont, dat er voor ieder creatuur, bij het jagen naar een doel, een eigen weg verordend is, en dat de „vreeze des Heeren" ook hierin het beginsel der wijsheid is, zoodat alleen wie den door God voor hem bepaalden weg afloopt, niet handelt als een dwaas.

Zeker, er is verschil, er is onderscheid in de maat. Een jongen van twaalf jaren loopt een torentrap vlugger op en af, dan een man van zeventig. Wie slechts vijf minuten te loopen heeft, kan sneller voortwippen, dan wie een weg van tien uren heeft te gaan. Wie onbelast loopt, loopt sneller, dan wie een zwaren last heeft te dragen. Ook beweegt men zich sneller bij een feestelijken optocht, dan bij een gang naar het graf. Zoo is er allerlei dat in de maat uw gang kan versnellen of vertragen. Maar ook dit alles spruit toch uit Goddelijke ordinantie voort. Wie, als er brand uitbrak, en hij wist dat zijn kind op de bovenverdieping te slapen lag, langzaam de trap opging, en zich niet haastte, zou voor God en menschen geoordeeld staan. Maar dit blijft altoos, dat hooger doelwit óók ons haasten regelen moet, en dat wie haast tegen die hooge ordinantie in, zondigt

En dit nu is het wat David beleed, gedaan te hebben.

Beleed in Psalm 31, toen hij uitriep: Ik zeide wel in mijn haasten: Ik ben afgesneden van voor uw oogen. En evenzoo beleed in Psalm 116, toen hij het betuigde: Ik z.eide wel in piij'n haasten: Alle menschen zijn leugenaars.

En dit „haasten" drukt hij beide malen uit met een woord dat aan de duif herinnert, en eigenlijk beteekent: driftig, onrustig her-en derwaarts fladderen.

Bij David uitte zich dat haasten in zijn spreken, en het is juist in dat spreken, dat ook wij ons zoo dikwijls op dit haasten betrappen.

Ook voor dat spreken heeft God een weg verordend.

Ons spreken moet niet op onze lippen geboren worden, maar opwellen uit ons hart; dan uit ons hart door ons denken gaan; en zoo eerst mag het zich uit ons bewustzijn naar de lippen dringen, om van die lippen uit te gaan naar het oor van wie ons hoort.

En dat juist is het, wat we zoo vaak vergeten. Dan springt het woord op eens uit het hart naar de lippen. Er ontbreekt bedaardheid, er ontbreekt overleg, er ontbreekt nadenken. En door het haasten glijdt het bittere woord onbedachtelijk over onze lippen heen.

Zoo gaat h: t bij drift, dat ons bitter woord noodeloos wondt, en we achteraf berouw hadden over ons haastig woord, en ons straks verontschuldigen moeten.

Zoo gaat het bij waanwijsheid, als we, om maar te spreken, een ondoordacht oordeel vellen, in plaats van onzen tijd af te wachten, na eeist nagedacht te hebben.

Zoo gaat het bij haastig gegeven beloften, waarover men van achter spijt als haren op zijn hoofd heeft.

En zoo nu gaat het ook, wanneer we in nood en angst, zonder zelfbeheersching, de eerste driftige opwelling van ons hart volgen, en niet rekenen met wat God voor ons was, of menschen ons ten goede dachten.

David had de heerlijkste beloften van zijn God ontvangen, David had de treffelijkste ervaringen van Gods trouw genoten. Toen plotseling doodelijke angst hem aangreep, had hij dus moeten weten, dat er van een verlaten zijn door zijn God geen sprake kon wezen. En toch, toen het water even aan de lippen kwam, vergat hij én die beloften én die ervaringen, en zonder met de trouw van zijn God te rekenen, riep hij het in zijn haasten uit: Ik ben afgesneden van voor uw oogen!

In onze daden gaat het evenzoo.

God, Die over ons te zeggen heeft, heeft voor alles een proces, een tijd van wording en van rijping besteld. De zaadkorrel moet er maanden lang over doen, om nieuwe graankorrels in de aire voort te brengen. De druif die pas gezet is, gebruikt maanden om te zwellen en te rijpen. Het pas uit den dop gekropen kieken gebruikt maanden om te volgroeien tot het zelf eieren kan leggen.

En zoo nu is er ook voor den mensch bij alle ding een weg verordend, dien hij heeft af te leggen, een proces dat hij te doorloopen heeft, een tijd die besteed moet worden, eer het doel kan worden bereikt.

En juist daartegen nu komen we voortdurend in verzet.

We willen dan vrucht plukken als we pas gezaaid hebben, en eer het gezaaide den tijd kreeg om te ontkiemen, op te schieten en te rijpen.

Vandaar ons haasten bij onze ontwikkeling. Examen willen doen eer men gereed is. Voor volwassen willen doorgaan eer men volgroeide. Willen huwen, eer men de jaren heeft. Naar een betrekking in het leven jagen, eer men zich practisch heeft geoefend. Schrijven willen, eer men gereed is met zijn gedachten. Geld willen winnen zonder moeite en inspanning, dat men of speelt om te winnen door de fortuin, of speculeert om het geluk te grijpen, öf, erger nog, het pad der eerlijkheid verlaat, en kiest de paden des bedrogs.

En in dit alles het pogen, om waar God ons een langer weg voorschreef, eigenmachtig een korter weg te kiezen.

Altoos dat haasten.

Tot zelfs in edeler en heiliger dingen.

Niet ijveren en strijden langs den stillen weg van overtuigen en van winnen voor zijn denkbeelden, maar haasten, om zijn doel te bereiken, en dan den onheiligen weg verkiezen van slimheden, en van anderen te willen dwingen.

Doen zooals het kind doet, dat in een bloempot erwtjes gezaaid heeft, en nu dat stille groeien veel te langzaam vindt, ea daarom het ontkiemende plantje er telkens uittrekt, tot het worteltje knakt.. en het plantje verdort.

En niet anders gaat het zoo vaak in ons innerlijk leven.

Ook in dat innerlijk leven regeert God, en ook voor dat leven heeft God zijn ordinantiën gesteld. Zijns is de weg, die eerst in kennisse van zonde, van de kennisse van zonde tot de kennisse van ellende leidt, en eerst uit die ellende doet opklimmen naar het heil dat in geloof en in bekeering doorbreekt.

Doch ook die weg is te lang. Ook daarvoor weet de waanwijze mensch in zijn haasten wel een zijpad, en zoo hoort ge lieden van het Heilsleger zich haasten, om een roekeloos zondaar, die nog van niets hoorde, en van niets wist, op eens, plotseling op het zondaarsbanlcje te brengen, en zoo op staanden voet te bekeeren.

Een haasten bij hen 't sterkst uitkomend, maar in alle kringen waar te nemen.

Voor de kennisse Gods is onderzoek, is inspanning, is tijd noodig. En toch, hoevelen niet, ook onder bedaarde Christenen, die, na eenmaal belijdenis te hebben gedaan, zich aan alle verder onderzoek der waarheid spenen, en nu wel merken dat ze niet vooruitkomen, en toch buiten Gods weg om, jagen naar het Koninkrijk der hemelen, om zekerheid door een ingeving, op eens, in haast te erlangen, en toch juist daardoor tobbend onzeker blijven tot aan hun sterven toe.

Komt God dan in den weg des lijdens tot hen, dat hun hart breekt, o, dan bidden ze wel om uitredding. maar ook in dat bidden is het één haasten. Die uitredding moet dan ook komen, als het amen op het gebed nauwelijks is weggestorven. En als God dan toeft, dan kennen ze het verbeiden niet, en in hun haasten voelen ze booze gedachten in zich opklimmen. God heeft hen vergeten. Bij God is geen trouwe meer. Er is geen Hoorder, geen Verhoorder des gebeds.

Heeft dan de Heere niet gezegd: Mijne wegen zijn niet uwe wegen ? En spreekt dan in dat haasten iets anders, dan zijn eigen, denkbeeldig korter pad, voor den van God bestelden en verkoren langeren weg in de plaats tè willen schuiven?

En toch, het helpt u niets. Want ? < w pad bestaat alleen in uw voorstelling, in uw verbeelding, ill uw onrust. Zijn weg is en blijft toch de eenige weg, die u het doel kan doen bereiken.

En zoo houdt ge, zoo ge het goed inziet, u met uw haasten slechts op. Ge komt er niet meê vooruit, maar raakt er mee ten achter.

Immers, dan moet God u eerst van uw haastig zijpad af, en naar Zijn weg terug brengen, en dan blijft die weg uws Gods nog even lang als te voren, onderwijl gij uw tijd verspeeld hebt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's

„In mijn haasten.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's