GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Niet tevreden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet tevreden.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. Bakker, onze ijverige missionaire Dienaar te Keboemen, is over het antwoord, dat wij hem in de Heraut No. 1225 gaven op zijne vragen, niet tevreden.

Men herinnert zich waar de quaestie over liep.

Naar onze overtuiging blijven de Dienaren des Woords, die in den dienst der Zending door de kerken alhier worden uitgezonden, ledematen dier zendende kerk, omdat zij anders geen ambt namens die kerk kunnen uitoefenen.

In Indië is men een andere meening toegedaan. De kerk van Batavia wil liefst haar moederlijke zorgen over half Java uitstrekken. En Ds. Bakker was evenzoo van oordeel, dat hij, hoewel in den dienst der Zending door de Kerk van Heeg uitgezonden, toch voor zijn persoon lid moest worden van de Kerk van Batavia als de naastbijzijnde Gereformeerde^ Kerk en daarom onder haar hoede en toezicht moest worden geplaatst.

De toelichting van onze stelling, toen in den breede en met tal van redenen gegeven, heeft Ds. Bakker echter niet overtuigd en hij zond ons het volgende schrijven:

Aan den Redacteur van De Heraut.

Hooggeachte Redacteur!

In de Heraut No. 1225 wordt door U, onder het opschrift: „Uitgezonden Dienaren", opnieuw de aandacht gevestigd op de verhouding der missionaire predikanten tot de zendende kerken. U dankzeggend voor uwe waardeerende kritiek op mijn particulier schrijven en voor de uit voerige uiteenzetting van uw standpunt, neem ik de vrijheid op deze zaak terug te komen, omdat alle bedenking tegen uwe voorstelling, bij mij nog niet is weggenomen.

De quaestie in geschil beweegt zich om de vraag, of iemand, zoo als het door u uitgedrukt wordt in uw 3de conclusie, „in actieven zin ambtelijk namens een kerk kan optreden, zonder er ook toe te behooren als lid."

Volgens u kan dit niet, en hangt dus de geldigheid van het ambtelijk optreden van een dienaar af van het lidmaatschap der kerk waarin hij zijn ambt bedient. Met dat lidmaatschap van die bepaalde kerk, waarin hij optreedt, staat of valt de bediening des Woords en der Sacramenten.

Nu komen, bij het lezen van deze conclusie, enkele vragen bij mij op, waarop ik geen antwoord vind in uwe uiteenzetting en die ik zeer gaarne, wanneer de gelegenheid zich daar toe aanbiedt, door u beantwoord wilde zien.

1. Wordt op deze wijze niet ongeldig verklaard alle bediening des Woords en der Sacramenten, door dienaren buiten de grenzen der plaatselijke kerk waarvan zij lid zijn? Iets wat in het kerkelijk leven niet zelden voorkomt, bijv. bij consulentendienst enz.

2. Rekent uwe conclusie (voor het geval waarin de missionaire dienaar verkeert) met het feit, dat de dienaar in den arbeid der zending lid is van de vergadering der geloovigen, in wier midden hij arbeidt?

Die lidmaatschap mag incompleet zijn, zoo lang er nog geen inlandsche kerk geïnstitueerd is, het wezen der zaak, de oefening van de gemeenschap der heiligen is er toch.

3. Wordt door u niet voorbijgezien, dat de missionaire dienaar op Midden-Java zich be vindt op 't gebied van een plaatselijke Gereformeerde kerk, die in verband staat met de zendende kerken; een gebied dus waarop de zendende kerken geen leden kunnen hebben; en moet de missionaire dienaar als Gereformeerd belijder, geen officieel contact zoeken met de gemstitueerde kerk, binnen wier grenzen hij zich bevindt, totdat in de plaats zijner inwo-1 ning een inlandsche kerk gemstitueerd wordt. die met genoemde Gereformeerde kerk in correspondentie kan treden?

4. Kan een missionair dienaar gezegd worden, los te zijn van de zendende kerk, zoo lang die missionaire dienaar lid is van een bepaalde Gereformeerde kerk (die met de zendende kerk in correspondentie staat) en bovendien gebonden is door de roeping, de uitzending en de instructie van de kerk, die hem uitzond?

Het schijnt misschien wat aanmatigend, deze vragen nog te doen na uw breede toelichting, en nu blijkbaar in Holland algemeen uw gevoelen wordt gedeeld, maar er is te veel aan gelegen, dat de zendende kerken en de missionaire dienaren zich welbewust rekenschap geven van hun onderlinge verhouding, dan dat zij niet zouden moeten trachten daarover het volle licht te verkrijgen.

Wellicht is ook in deze zaak in Holland helder, wat in Indië nog duister is, en ik twijfel niet of de missionaire dienaren zien er verlangend naar uit, dat deze quaestie en zoovele andere vragen, die er mee samenhangen, nog eens nader uiteengezet en beantwoord worden in de Heraut.

Met dankzegging voor de plaatsruimte.

Uw Dw. Br. in Chr. D. BAKKER.

Keboemen, 23 Aug. itjoi.

De toon van dit schrijven steekt zeker gunstig af tegen de wijze, waarop soms in Indië tegen de kerken in het Moederland geageerd wordt.

Wanneer in een Indisch orgaan gesproken wordt van „kaperbrieven door de kerk van Amsterdam uitgereikt", dan mag zulk een stijlbloem doen denken aan een sensatieroman, maar beantwoordt toch de vorm hier niet geheel aan den ernst der zaak, waarom het gaat.

De kerken in Nederland getroosten zich te veel moeite en opoffering voor Indië, ook voor de kerk te Batavia, dan dat het hun aangenaam zou kunnen zijn, wegens een geschil in meening publiek aldus te worden aan de kaak gesteld.

Wat nu de reeks van vragen betreft door Ds. Bakker ons voorgelegd, willen wij gaarne trachten hem hierop een antwoord te geven, hoewel het verband tusschen deze vragen en het hangende vraagstuk ons niet altijd even duidelijk is.

Wat nu de eerste vraag betreft, of iemand, die ergens consulentsdienst verricht, toch geen actieven dienst doet bij een kerk, waarvan hij geen lid is, zoo luidt ons antwoord: Een uitzondering vormt geen regel. Men kan het geval van iemand, die één Zondag in een andere kerk bij wijze van leendienst optreedt, niet gelijk stellen met een zendingsdienaar, die jaren achtereen in den actieven dienst der zendende kerk staat. Bovendien, ook in dit geval gaat de normale regel door. De consulent is Dienaar des Woords bij de kerk, waarvan hij lid is. Aan die kerk ontleent hij zijn mandaat en qualiteit als Dienaar des Woords. Wanneer deze kerk, krachtens het kerkverband, hem leent aan een andere kerk voor één dienst, dan houdt hij niet op, Dienaar des Woords èn lidmaat der leenende kerk te zijn. Wat Ds. Bakker echter zou willen, is iets geheel anders. Hij zou wenschen, dat de kerk, in wier eigenlijken actieven dienst hij staat, en aan welke hij zijn mandaat en roeping ontleent, hem als lid der gemeente losmaakte en overdroeg aan de kerk van Batavia. Dan vond er dus een radicale scheiding tusschen de ambtelijke roeping en het lidmaatschap der kerk plaats. En dat is naar onze overtuiging niet geoorloofd.

Wat de tweede vraag aangaat, of onze conclusie rekende met het feit, dat de missionaire dienaar incompleet lid is van de gemeenschap der geloovigen, die door zijn arbeid ontstaat, zien wij niet in, wat dit met deze zaak te maken heeft. Zoolang de Kerk nog niet gemstitueerd is en de geloovigen nog niet als Kerk zijn opgetreden, kan de Zendingsdienaar geen lid dier Kerk zijn. Wordt die Kerk gemstitueerd, dan moet deze Kerk óf hem beroepen als haar eigen Dienaar, en dan houdt de band met de zendende Kerk van zelf op. Of indien dit niet geschiedt, dan is zijn taak op die plaats afgeloopen en behoort hij elders het Evangelie te gaan verkondigen. Maar in geen geval volgt hieruit, dat de Zendingsdienaar lid zou kunnen zijn van de Kerk te Batavia, die hem niet uitzond en in wier dienst hij niet staat.

De derde vraag is ons nog raadselachtiger. Het gedeelte van Midden-Java waarop Ds. Bakker arbeidt, is door de kerken in onderling overleg ter bearbeiding toegewezen aan de Kerk van Heeg. Een andere Gereformeerde Kerk, die dit zelfde terrein voor haar rekening zou hebben genomen, is ons niet bekend. Indien Ds. Bakker wellicht bedoelt, dat de Kerk van Batavia heel Midden-Java bij haar terrein heeft ingelijfd, en alle geloovigen, die daarop arbeiden, als staande onder haar curateele beschouwd, dan zij toch opgemerkt, dat ons Gereformeerd kerkrecht van zulk een kerk, die een half land omspant, niets weet, en dat een kerk, die een streek annexeert en onder haar toezicht stelt, in Rome's voorbeeld kan zien, waartoe zulk een streven leidt.

En wat de laatste vraag aangaat, het is zeker waar, dat uit het kerkverband ook rechten voortvloeien voor de leden der kerk, wanneer zij tijdelijk bij eene andere kerk vertoeven, zooals bijv. om daar het Avondmaal te gebruiken enz.; maar een soort algemeen lidmaatschap, gelijk de Hervormde Kerk dit heeft, erkent het Gereformeerd kerkrecht niet. Men is lid van een plaatselijke kerk, en wie met attestatie deze kerk verlaat en naar een andere kerk overgaat, wordt daardoor eo ipso van de eerste kerk losgemaakt. Men kan niet lid zijn van twee kerken tegelijk. En wat het tweede deel van deze vraag aangaat, wanneer de zendende kerk haar ambtsdrager als lid der kerk heeft losgelaten, dan houdt deze daardoor op in actieven zin haar dienaar zijn en è fortiori kan deze kerk hem dan ook niet langer een

instructie geven. Uit het een volgt het ander vanzelf. Vandaar dat het geval, dat Ds. Bakker stelt, een casus non dabilis i) is.

Ten slotte zij ons de opmerking veroorloofd, dat de bezwaren, door ons vroeger tegen het standpunt van de Indische broeders ontwikkeld, door Ds. Bakker met deze vragen niet uit den weg ziijn geruimd. Een kerk, die een dienaar uitzendt in den arbeid der zending, moet over hem het volle zeggenschap hebben. Zoodra hij ophoudt haar lid te zijn en lid eener andere kerk wordt, staat hij niet langer onder haar toezicht en kan zij geen tucht meer over hem uitoefenen.

Wil men al onze uitgezonden Dienaren als leden laten inschrijven bij de kerk van Batavia, dan zit er dus niet anders op, dan dat de kerk van Batavia de zendende kerk voor heel Indië worde en al onze missionaire dienaren van haar een roeping en instructie ontvangen. De kerken in Nederland zullen zich dan mogen bepalen tot de rol van geldschieters, die voor de noodige salarissen zorgen. Een verhouding, die noch voor den kerkeraad van Batavia, noch voor het werk der zending, noch voor de aldus uitgezonden dienaren profijtelijk zou blijken.

Wij meenen, dat het onderwerp hiermede afgehandeld is. De eerstkomende Generale Synode zal hebben te beslissen. En aan haar oordeel kan de zaak veilig worden overgelaten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Niet tevreden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1901

De Heraut | 4 Pagina's