GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

SCHEIDING.

XV.

Met geduld en moed ging meester Bernard weder aan het werk.

Zijn woning moest hersteld, zijn werkplaats vooral weer in orde gebracht worden. Dat vereischte veel tijd, en dikwijls ontglipte den kunstenaar een zucht, als hij bedacht hoeveel hier moedwillig was verwoest geworden. Gelukkig had hij zijn beide zoons ter hulp. Zij hadden niet alleen hun vader vurig lief, maar leerden ook van hem en beijverden zich, hem in alles behulpzaam te wezen. Langzamerhand gelukte het de geleden schade althans eenigszins te herstellen.

Doch de oude vroolijkheid keerde niet terug. Dat kon ook moeilijk. Diep gevoelde onze Palissy het gemis van zooveel vroegere vrienden. Van ter kerk gaan Zondags was geen sprake meer, en zelfs kon men telkens weer voor nieuwe vervolging vreezen. Victor, die tot nog toe aan alle gevaar was ontkomen, begaf zich eiken Zondag naar zijn vriend. Dan hield hij kerk met dezen en Nicola en Mathurin. En menigmaal ondervonden zij in de stille afzondering de waarheid van het woord des Heeren Jezus: „Waar twee of drie in Mijn naam vergaderd zijn, daar ben Ik in het midden van hen."

Maar heel lang zou ook dat samenwonen van broederen niet meer duren.

Op een Zondagmorgen, toen de herbergier bij Palissy aan den disch zat, zei de eerste eensklaps met droefheid op het gelaat:

„Bernard, ik denk. dat ik voor 't laatst bij u geweest ben. Ik ga u verlaten."

Meester Bernard en zijn zoons keken zeer verbaasd, doch de ander vervolgde.

„Gij weet wat er verleden jaar met mijn oudste broer te Mont d'or gebeurd is?

„Ja zeker, " zei Palissy. „De broeder van onzen vriend, " zoo vervolgde hij, toen de jongelieden hem vragend aanzagen, „is gedood, bij een verraderlijken, moorddadigen aanval, die daar op de Hervormden werd gedaan.

„Nu, " ging Victor voort, „zijn vrouw bleef met drie kinderen over en heeft er'een kom mervol leven geleid. Doch nu is zij zwaar ziek en zal wel sterven. Gisteren kwam in mijn herberg iemand uit Mont d'or, die mij dit meedeelde.

„En gij wilt er nu heen? "

„Mijn zuster liet mij door dien man vragen, ja dringend bidden om over te komen, en als zij sterft in Mont d'or te blijven, om voor haar kinderen die dan weezen zullen zijn te zorgen."

En dat denkt ge te doen?

„Ik heb 't met mijn vrouw overlegd, " was het antwoord, „en we gelooven dat het des Heeren weg is de roepstem van mijn schoonzuster te volgen. Ge weet, ik ben te Mont d'or geboren en groot geworden. Mijn broer had er een huis en een stuk land, zoodat ik geloof dat we er zullen kunnen leven al is 't met hard werken."

„Ge doet dus de herberg hier aan een kant."

„Och, zei Victor, „dat geeft toch niets meer. Het ziet er hier zoo treurig uit, en reizigers komeii er vooreerst toch niet. Ik zal mijn huis zien te verkoopen of te verhuren als het gaat. Zoo ik mij de kinderen niet aantrek vallen ze zeker in Roomsche handen ofmoeten in ellende rondzwerven. En hier zie ik geen kans voor zoovelen brood te vinden."

Meester Bernard zweeg een lange poos. Er viel tegen de woorden van zijn vriend weinig in te brengen en toch — toch smartte het hem, o zoo diep, den laatstovergebleven broeder in den Heere Christus te moeten missen. Twee zijn beter dan één, zegt de Schrift, en dat hebben al vele vrienden ervaren. Toch is hij het gelukkigst die een Vriend in den hemel heeft. Want de aardsche vrienden kunnen ons elk oogenblik ontvallen.

Palissy had zulk een Vriead daarboven, en dat sterkte hem ook in deze smartelijke beproeving, en na zooveel verliezen als hij reeds geleden had.

„Bernard, " zei Victor, toen het uur van ver trekken was gekomen; „ik moet gaan, en we zien elkaar denkelijk vooreerst niet weer. Maar luister: Er is iets in mij dat zegt, dat ook gij niet lang meer in Saintes zult blijven."

Meester Bernard zag uiterst bevreemd op, terwijl zijn vriend voortging.

„Dat nu troost mij eenigszins bij het scheiden. Want, weet ge, zonder u zou ik het hier zeker toch niet lang hebben uitgehouden.

Palissy sloeg den arm om zijn vriend heen, terwijl hij sprak:

„Des Heeren wil geschiede! Maar, Victor, ik zal u zeer missen.

Toen knielden de beide mannen met Nicola en Mathurin neder en bevalen zich in de genade en de bewaring des Heeren.

Op den drempel gekomen, wendde Victor zich nog eens om en zich keerend tot zijn vriend, die hem zwijgend uitgeleide deed, sprak hij:

„Gedenk aan het woord van onzen De Colygny: „De Heere God is ons een lieflijke troost!"

AAN VRAGERS.

Een paar vragen moeten een beurt hebben. De eerste luidt: Waarom zegt men wel eens: Een vreemde snuiter ?

Een snuiter zou in onze tegenwoordige taal alleen een mensch of een werktuig kunnen beduiden, die iets snuiten, b.v. een kaars. Dat werktuig dient om daaraan iets te ontnemen.

Zoo is het dan begrijpelijk, dat oudtijds de uitdrukking snuiten ook beteekende iemand iets ontnemen op lage wijs b.v. door overvragen of afzetten. Zelfs hadden onze voorvaderen de uitdrukking: „iemand den neus snuiten, " wat zeggen wilde, hem het zijne bedriegelijk ontkapen.

De Duitschers zeggen nu nog: „Um Geld schnauzen (spreek uit snuitsen) d.w.z. hem geld af halen.

Een snuiter was dus iemand die zoo leelijk handelde, en het woord kreeg alzoo een verachtelijke beteekenis en heeft die nog, al is 't niet meer zóó als vroeger. Niemand zal zeggen: Hij is een verheven of een edele snuiter, maar wel een rare, wonderlijke.

Wat moeten wij gelooven, dat het Paradijs was de hof van Eden of is het éen gewoon woord, ook van een anderen hof of lustplaats?

Het woord Paradijs vindt men o.a. ook in 't Grieksch en beduidt eenvoudig een park of een tuin. In Perzië lagen zulke tuinen rondom de paleizen der koningen. We lezen b. in Neh. 2 : 8: Ook eenen brief aan Asaph, den bewaarder van den lusthof, denwelken de koning heeft, dat hij mij hout geve om te zolderen de poorten van het paleis, dat aan het Huis is, en tot den stadsmuur, en tot het huis, waar ik intrekken zal. En de koning gaf ze mij, naar de goede hand mijns Gods over mij".

Daar nu wordt zulk een hof of paradijs bedoeld.

Den hof van Eden kan men ook zoo noemen, maar in onze overzetting staat het niet.

In 't Nieuwe Testament wordt wel tweemaal van het Paradijs gesproken, maar dan beduidt het geen tuin of lusthof. Kortom, Paradijs is een woord dat men op eiken lusthof kan toepassen, en dat volstrekt niet allereerst op den hof van Eden ziet. Salomo b.v. had ook para dij zen. Ze worden in Prediker 2 vermeld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1901

De Heraut | 4 Pagina's