GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wedergeboorte en Heidenwereld.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wedergeboorte en Heidenwereld.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoewel het op zich zelf geen gewoonte is van onze redactie, critiek op te nemen op hetgeen onze persrubriek uit andere bladen mededeelt, omdat polemiek over deze uitknipsels thuis hooit in het blad, waarin deze stukken stonden, willen we toch gaarne een uitzondering maken voor nevensgaand schrijven, omdat hierin een vraag besproken wordt, die in breeder kring de aandacht getrokken heeft..

Dr. A. Kuyper Jr. had in zijn stuk over het „Antipapisme" ter adstructie van zijn bewering, dat ook onder de Roomschen gevonden worden, die de wedergeboorte van God ontvangen hebben en deswege trots de dwaling, waarin zij verkeeren, zalig zullen worden, gewezen op de mogelijkheid, dat God zelfs buiten den kring van het verbond in de heidenwereld door de wedergeboorte enkelen tot leven brengt.

Ds. van der Munnik van Leens schrijft ons naar aanleiding hiervan het volgende:

Hooggeachte Redacteur,

Niet uit lust om een nieuw punt van verschil aan de orde te stellen, maar uit behoefte aan nadere inlichting aangaande een stuk van Dr. A. Kuyper Jr., door U uit de Friesehe Kerkbode in de Heraut van 29 Maart overgenomen, verzoek ik met bescheiden aandrang aan dit schrijven een plaats in de Heraut te geven. Betrof het genoemde stuk van den geleerden schrijver alleen een antwoord op de' vraag, of een Roomsche wel zalig kan worden, ik zou geen behoefte hebben daarover eene nadere verklaring uit te lokken. Evenmin, heb ik bezwaar tegen de voorstelling, dat het zaad der wedergeboorte bij de kinderen, die vroegtijdig uit het leven worden weggenomen, niet in geloof en bekeering tot uiting komt. Met alles wat dienaangaande in het bedoelde stuk gezegd is, kan ik mij van heeler harte vereenigen. Wat mij evenwel niet zonder bedenking voorkomt, het is wat Dr. K, in dit verband schrijft naar aanleiding van de vraag, of er ook uit de Heidenwereld zalig kunnen worden die echter nooit van Gods Woord gehoord hebben en mitsdien niet tot geloof" en bekeering hebben kunnen komen.

Omdat ik echter den geachten schrijver niet gaarne iets wil laten zeggen wat door hem'niet is geschreven, zij aanstonds toegestemd dat uit zijn schrijven niet rechtstreeks is op te maken dat genoemde vraag door hen in bevestigenden zin wordt beantwoord. Maar als Dr. K. toch de vraag wenscht te stellen, of wij buiten het verbond niet kunnen veronderstellen eene mogelijkheid van wedergeboorte, die in dit leven niet tot openbaring konit, dan meenen wij toch, ook al zegt schrijver deze vraag nu niet te behandelen noch er dieper op in te gaan, bij hem eene sterke neiging te ontdekken tot het gevoelen dat ook heidenen wedergeboren kunnen zijn, zonder dat ooit het woord der prediking tot hen gebracht wordt. En wij worden in die meening nog meer bevestigd waar zoo stellig door hem gezegd wordt: „alzoo is het feit op zichzelf voor geen tegenspraak vatbaar dat het zaad der wedergeboorte aan de Heidenweield ook is geschonken.”

Indien nu Dr. K. werkelijk bedoelt te zeggen, dat de wedergeboorte een werk Gods is, hetwelk met de bediening des Woords in geenerlei verband staat, dan gevoelen wij ons gedrongen om tegen dit gevoelen, waarvoor o. i. geen enkele schriftuurlijke grond is aan te wijzen, op te komen en zulk een stelling wel degelijk

voor tegenspraak vatbaar te verklaren. Ons is althans geen schriftuurplaats bekend, die tot bewijs kan verstrekken van de waarheid der stelling, dat er heidenen zijn wedergeboren, zoolang zij met het Evangelie der zaligheid onbe kend gebleven zijn. Niet alleen v/ordt de Heiden wereld in het algemeen, beschreven als verzonken in diepe, geestelijke duisternis, maar ook van die heidenen, welke later bekeerd werden van hunne afgoden om den levenden God te dienen, verklaart de Apostel Paulus nadrukkelijk, dat zij eertijds duisternis waren, zonder God en zonder Christus in de wereld, vervreemd van het leven Gods, dood in de misdaden en de zonden. Hoe nu die heidenen, welke later tot geloof en bekeering kwamen, in hun eertijds een zaad der wedergeboorte konden bezitten en tegelijk geestelijk dood genoemd worden, verklaar ik niet te begrijpen en is dan ook een gevolgtrekking, die o. i. uit de leer van de veronderstelde wedergeboorte niet mag gemaakt worden.

Nu zal wellicht Dr. K. ons tegenvoeren, dat de vraag, door hem gesteld, niet spreekt van de veronderstelling van de werkelijkheid maar al leen van de mogelijkheid der wedergeboorte buiten het verbond. Maar dan houde hij ons ten goede, indien wij daartegen opmerken, dat men toch bij het stellen van veronderstellingen mogelijkheden niet verder mag gaan dan de Openbaring Gods in Zijn Woord ons daartoe recht geelt. Indien de H. S. van zulk eene mogelijkheid zwijgt, laat ons er dan ook van zwijgen.

Ook hier voegt het ons, niet wijs te willen zijn boven hetgeen geschreven staat, maar be taamt het ons al onze gedachten onder de ge hoorzaamhsid van Gods Woord gevangen te geven. Of wij dan ontkennen dat de wedergeboorte eene onmiddellijke daad Gods is? In geenen deeie. Als Jezus zegt: „die uit God is, hoort de woorden Gods" en als Hij in de gelijkenis van den Zaaier laat uitkomen, dat tot het voortbrengen der vrucht niet alleen een goed zaad, maar ook een goede grond vereischt wordt, dan blijven wij o. i. geheel in de lijn der H.S. als wij aannemen, dat voor de opname van het zaad des Woords het hart geopend en een gees telijk oor ingeplant moet zijn.

Maar al is het ook onze overtuiging, dat de wedergeboorte niet gewerkt wordt door middel vm het Woord, toch meenen wij op den bodem van de H. S. te staan, wanneer wij bewerendat dit werk Gods niet dan in aansluiting va7i en in verband met de prediking des Woords en de bediening des Verbonds tot stand komt; m. a. w. wij gelooven niet in tegenspraak te komen met Gods Woord, wanneer wij eener zijds zeggen : „geen vrucht tot zaligheid op de prediking des Evangelies onder de heidenen voordat het werk der wedergeboorte in de harten is vooraf gegaan, maar ook anderzijds: geen wedergeboorte van de heidenen voor en aleer het Evangelie hun wordt verkondigd. Ook zoo opgevat is er o. i. geen oorzaak on te vreezen, dat Gods genade en barmhartigheid ook maar in het minst beperkt en dat aan het werk Gods ook maar iets tekort gedaan zou worden. Ook zoo het werk der wedergeboorte verstaande, behoeft de prediking des Woords aan de heidenen, geen spreken tot dooden en geen ploegen op rotsen te zijn en wordt aan het gebed om den zegen volstrekt de drang niet ontnomen. Mochten wij volgens het oordeel van den hooggeachten schrijver een te nauw verband leggen tusschen de wedergeboorte en het woord Gods, dan houden wij , ons aanbevolen om door nauwkeuriger uiteenzetting van de dwalings onzes wegs overtuigd te worden. Zoolang wij echter geen ander inzicht ontvangen, wenschen wij bij het werk der wedergeboorte den band met Gods Woord in den door ons bedoelden zin, vast te houden.

Intusschen, Mijnheer de Red cteur, vertrouwende dat u naast het stuk van Dr K. ook aan dit schrijven een plaats in de Heraut wilt afstaan, en bij voorbaat dankzeggende voor de plaatsing dezer regelen

Verblijf ik met de meeste hoogachting

Uw Dw. Dn. en Br.

G. V. D. MUNNIK.

Leens, 6 April 1903.

V. D. M.

Als model van welwillende polemiek zij dit schrijven aanbevolen aan degenen, die terstond op ketterjacht togen en orakelden, dat Dr. A. Kuyper Jr. de oude dwaling van Zwingli had opgerakeld, dat ook braaf levende Heidenen als Seneca e. a. wel in den hemel zouden komen. Bij Zwingli was dit een humanistische stelling, waardoor juist de scherpe grenslijn tusschen de we dergeborene en niet-wedergeborene menschheid werd uitgewischt.

Wat de zaak zelf aangaat, zoo gelooven wij met Ds. V. d. Munnik, - dat Dr. A. Kuyper Jr. beter had gedaan met deze quaestie buiten spel te laten. Een mogelijkheidsargument maakt nooit een sterken indruk. En de vraag of de Roomschen, die, zij het ook in bedekten vorm, het Evangelie bezitten en bimen den kring van het genadeverbond geboren worden, zalig kunnen worden, kan niet gecombineerd worden met de vraag of ook uit de heidenen, die buiten het verbond staan en het Evangelie niet hebben, enkelen uitverkoren zijn.

De geheele vraag behoort tot die „verborgene dingen", waarin ons door God geen blik is gegund en die wij daarom aan den Heere moeten overlaten. De geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen om die te doen. Voor den kring van de kerk geldt, dat wie gelooft, zalig zal worden en wie niet gelooft, verdoemd zal worden. Maar of deze zelfde regel ook in absoluten zin doorgaat voor die vele volkeren, die het Evangelie nooit gehoord hebben en bij wie daarom van ongeloof in den gewonen zin des Woords geen sprake kon zijn, openbaart de Schrift ons niet. Verschillende Gereformeerde godgeleerden hebben daarom de mogelijkheid niet buiten gesloten, dat vooral onder de jong-wegstervende kinderen der Heidenen God toch zijn uitverkorenen heeft. Hodge, de bekende Gereformeerde theoloog uit Amerika, gaat zelfs zoover van te meenen, dat alle jonggeborenen kinderen, zoowel de gedoopte kinderen uit Christenouders geboren, als de ongedoopten uit heidenouders zeker zalig zullen worden, niet omdat ze onschuldig zijn, maar omdat Christus voor hen voldaan heeft en de Heilige Geest hen heeft wedergebaard. Nu moge Hodge in deze stellige verzekering te ver gaan, toch blijkt hieruit voldoende, dat over dit punt onder de Gereformeerde theologen geen gering geschil van gevoelen bestaat, en de stellinf van Ds. van der Munnik : . geen wedergeboorte is denkbaar buiten den kring van het verbond der genade, evenmin als een axioma vaststaat.

Voor de practijk van ons eigen lever baat echter het twisten over-dergelijke vragen niet. Ze zijn uiterst geschikt om spitsvondig te worden beredeneerd; ze kunnen als twistappels dienst doen in kringen, waar men aan theologische haarkioverijen lust heeft; maar ze werpen voor de godzaligheid geen de minste vrucht af. Daarom gelooven wij dat het beter is, dergelijke quaesties te laten rusten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 april 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Wedergeboorte en Heidenwereld.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 april 1903

De Heraut | 4 Pagina's