GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook hetgeen Dr. Wielinga in de Geldersche erkbode schreet tegen Ds. Bos over de doopseschouwing is waard in breeder kring te woren verspreid.

Den Weleerw. Heer Ds. T. Bos, Redacteur van y> de Wachter."

Weleerwaarde Heer en Broeder,

Ik kom nu tot uw doopsbeschouwing, die ik onjuist n onwaar genoemd heb, en als een voorbeeld heb illen teekenen van een polemiek, die het er niet p aanlegt om te vereenigen wat nog gescheiden, aar om te verdeden wat in den wortel eén is. elijk een zekere groep politieke geestverwanten in en boezem der antirevolutionaire partij onafgebroen hamert op de uitdrukking »oude plunje" van nzen eersten minister, zoo is nagenoeg uw geheele oopsbeschouwing een rusteloos strijden legen een itlating van denzelfden man, maar nu als kerkeijk leider, — »onderstelde wedergeboorte!" Niet lleen hitst ge daarmede uw lezeis op in een quaestie, ie met »de opleiding" niets te maken heeft, — want de tegenwoordige hoogleeraar in de dogmaiek, aan wien het gewichtigste deel van de Theoogische vorming der Schooldiscipelen is opgedragen, mag «verondersteld'' ook in dezen een trouw volgeling van zijn vroegeren leermeester te zijn, — maar Gij gaat met dat stelselmatig woelen tegen die ééne uitdrukking, zoijder ook maar een enkele poging tot toegeeflijke verk'aring te wagen, ook lijnrecht in tegen de traditie der School, die, bij monde der vier reeds genoemde professoren, een geheel andere taal deed hooren.

Op pag. 77 van de brochure «Opleiding en Theologie' lees ik: «Toen de oude Gereformeerde leer i) nu onder degenen, die medegingtn met de Reformatie van '86, weder opkwam, zijn er soms heel begrijpelijk onjuiste en overdreven uitdrukkingen gebezigd. Men hoorde soms dat de doop een verzegeling was van de wedergeboorte, dat ieder kind hoofd voor hoofd was wedergeboren, dat de uit verkoren heidenen werden wedergeboren, lang vóórdat het Evangelie tot hen kwam enz. Zoo is door de Gereformeerden in vroeger dagen nooit gesproken. Hierover behoort geen verschil te bestaan, dat de S^.cramenten teekenen en zegelen zijn van het Verbond der genade met al zijn beloften, samengevat in de eene groote belofte. Ik zal uw God zijn. EH hierover is ook feitelijk geen verschil"

En dan wordt verder op pag. 78 betoogd, dat er wel minder overeenstemming schijnt te wezen ten aanzien van de onderstelling en den grond van den doop, maar toch ook hierbij geen wezenlijk verschil is. «Want als sommigen zeggen, dat de wedergeboorte de onderstelling is van den doop, is deze uitdrukking wellicht voor misverstand vatbaar, maar zij kan toch in ^ eer goeden zin worden opgevat. Er is volstrekt geen reden, om haar zoo te verklaren, dat de doop dus maar rusten zou op eene geheel onzekere, subjectieve onderstelling, om er dan bij wijze van tegenstelling aan toe te voegen, dat de doop niet rust op eene onderstelling, maar op de belofte Gods 2). Want evenals men van den bejaardendoop en het avondmaal zeggen kan, dat zij bij het ontvangen van het sacrament het gelooi onderstellen, zoo is het volkomen juist, te verklaren, dat de kinderdoop de wedenreboorte onderstelt. En evenzoo, wanneer de wedergeboorte de grond van den doop wordt genoemd, dan is de bedoeling daarvan geenszins deze, dat de bedienaar van het sacrament zijne vrijmoedigheid tot het doopen ontleent san het vermoeden, dat het kind wedergeboren zal zijn, maar alleen, dat hij juist op grond van Gods belofte het kind voor wedergeboren heeft te houden en dus als zoodanig heeft te doopen." 3)

Alzoo spraken de bij ons volk zoo zeer geliefde en geachte mannen • Noordtzij, Wielenga, Bavinck en Biesterveld. En slechts noode weerhoud ik mij ook van het vervolg een gedeelte af te schrijven, waar de vraag wordt behandeld, of wij inderdaad vastelijk moeten gelooven, . dat de kinderen des verbonds wedergeboren zijn niet kunnen, maar werkelijk zijn en in het antwoord wordt betoogd, dat wij alle gedoopte kinderen voor wedergeboren hebben fe houden, totdat uit hun leer en leven het tegendeel blijken mocht, evenals wij dat doen ten aanzien van alle leden der Gemeente en alle avondmaalgangers. Doch het aangeh aide mag reeds voldoende zijn, om te bewijzen dat de geest, die van de Schgol zelve tot ons uitging, een geheel andere is, dan de geest die de Wachter bezielt. Bij de mannen der Theologische School hoort ge een npbelen toon van verzoening, bemerkt ge een ruimte van blik, een drang naar eenheid en waardeering, die weldadig aandoet, — terwijl in vergelijking daarmede in het noodgeschreeuw, dat de Wachter laat hooren, een toon te beluisteren valt, dien ik niet nader qualificeeren zal, maar die aan gelijkenis van het tegendeel der genoemde hoedanigheden doet denken."

Na voorts nog enkele citaten te hebben gegeven uit de werken van Prof. Bavinck vervolgt Dr, Wielenga aldus:

«En nu de slotsom van deze lange citatenreeks.

Zij is deze. Dat Gij handelt in strijd met den geest der school, wanneer Gij de veronderstelde wedergeboorte maakt tot het thema van een rusteloozen strijdzang.

Dat Gij handelt in strijd met den geest der school, wanneer Gij het in uw artikelen telkens voorstelt, alsof Gij uw standpunt neemt in het verbond en zijn beloften en de broeders, die Ge bestrijdt, alleen in een ouderstelli? tg.

Dat gij handelt in strijdmet den geest der school, wanneer Gij het teeken losmaakt van de beteekende zaak, en opkomt tegen de bewering, dat de doop eerst dan eene wettige en ware d : op is, wa' neer de gedoopte ook de beteekende zaak persoonlijk deelachtig is.

Ja, Gij doet meer. Ge gaat niet slechts in tegen den geest der School, maar, om de scheidingsgrens zoover mogelijk te trekken en de klove zoo diep mogelijk te graven, komt ge er zelfs toe het gevoelen van de richting, die Ge bekampt, onjuist weer te geven. Ge maakt van de leer der veronderstelde wedergeboorte een caricatuur, door het voor te stellen alsof ze bedoelde, dat alle gedoopte kinderen zouden zijn wedergeboren, alsof ze van nature zouden zijn wedergeboren, en alfof aan het gedoopte kind straks bij de opvoeding ook geleerd zou worden, dat het zelf maar «onderstellen" moest wedergeboren te zijn.

Gij doet uw «tegenstanders' onrecht .aan door te «onderstellen, " dat zij bij den doop hun standpunt eeniglijk en alleen in een onderstelling zouden zoeken. Gij hadt toch kunnen weten, dat De, Kuyper reeds jaren geleden tegen deze opvatting van zijn standpunt geprotesteerd heeft, zijn meening door een sprekend beeld verduidelijkend. Van een standbeeld, zoo sprak de Heraut, lan men zeggen, dat het op zijn voetstuk staat, en dan doelt men op het naaste rustpunt, — maar men kan ook zeggen, dat het op den grond steunt, die het voetstuk draagt, en dan doelt men op het breedere alles omvattende steunvlak. Wie nu spreekt van de wedergeboorte als grond van den doop, neemt het voetstuk, maar natuurlijk

i) Hiermede wordt bedoeld het op de vorige pagina geschetste standpunt van alle Gereformeerden tot ongeveer in het midden der 17de eeuw, dat er tusschen kinder-en bejaardendoop geen onderscheid is, maar dat ze zijn van gelijke waarde en kracht, en dat de kinderen, die recht hebben op den doop, evengoed geloovigen zijn, als die na belijdenis dit sacrament ontvangen; welk standpunt later, toen de wedergeboorte, die bij Calvijn c. a. nog aanduidt de gansche vernieuwing des menschen door het geloof, in engeren zin werd opgevat, als instorting van het eerste levensbeginsel, nader werd omschreven, door te zeggen, dat de kinderen der Gemeente de wedergeboorte deelachtig waren, en als zoodanig behoorden gedoopt te wezen.

2) Waarschijnlijk is dit een vergissing en moet het slot van deze zinsnede aldus uiden: «dat de doop niet rust op de belofte Gods, maar op een veronderstelling."

3) De cursiveeringen zijii van mij.

met de gedachte, dat die wedergeboorte uitvloeit als gave uit het verbond der genade. In den diepsten grond nemen dus alle Gerefor meerden hun standpunt in het verbond en zijn be loften, en verschil is er alleen over of en in hoeverre die beloften reeds verwerkelijkt zijn Een verschil dus niet in princiep, maar alleen in consequentie.

Het slot van dit schrijven geven we een volgend maal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's