GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vier-en-twintigste Jaarlijksche Samenkomst VAN DE Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag, gehouden te GRONINGEN op 6 en 7 Juli.

Bekijk het origineel

Vier-en-twintigste Jaarlijksche Samenkomst VAN DE Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag, gehouden te GRONINGEN op 6 en 7 Juli.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

DE MEETING.

Ik kom thans tot het tweede lid van het eerste deel onzer stelling: de dogmatische grondslag der Vrije Universiteit te Amsterdam, is geenszins een belemmering voor haren arbeid in didactisch opzicht.

De stelling richt zich hier tegen de bewering, dat de dogmatische grondslag in didactisch opzicht een belemmering zou zijn, en wel, om dat deze grondslag de vrijheid van denken, bij het onderwijs onmisbaar, belemmert.

Ook hier zal ik eerst weer de argumenten vermelden, die voor dit beweren zijn aangevoerd.

Van de zijde der vrijzinnigheid dan is gezegd:

„De bijzondere Universiteit zal moeten zijn propagandaschool; dat is haar bestemming, dat is haar levensbeginsel, en — dit vooral — hare kweekelingen weten dat. Zij weten, dat zij aan deze Universiteit zijn gekomen, niet om zelf zich hun overtuiging op te bouwen, neen, om te worden opgeleid, versterkt, bevestigd in de overtuiging van hun leermeesters daar, van hun ouders thuis. ”

En verder:

„De idee van zulk een bijzondere Universiteit is propaganda en polemiek, kortom hanteering van het woord als strijdmiddel.”

Van niet vrijzinnige zijde is gezegd:

„Op de wijze der Vrije Universiteit kweekt men vaardige „debaters, " goede partijleiders, mannen van „door dik en dun.”

Metterdaad zijn deze uitingen niet, zoo als men op den klank afgaande, allicht zou doen, te verstaan als beschuldigingen tegen de docenten en studenten der Vrije Universiteit, maar als gronden voor de bewering, dat de dogmatische grondslag dier Universiteit een belemmering is voor haar vrijheid, en daarom voor haar arbeid in didactisch opzicht.

Kort saamgevat, komen die argumenten hierop neer, dat door den dogmatischen grondslag der Vrije Universiteit te Amsterdam het aan haar gegeven onderwijs gedwongen wordt op te gaan:

1. in het voortplanten bij hare studenten van zekere meeningen, zonder dat zij in staat worden gesteld, de daaraan tegenovergestelde genoegzaam te beoordeelen; en

2. in het africhten van hare studenten tot het voortplanten dier meeningen, onverschillig of zij van hare waarheid al dan niet zelf overtuigd zijn.

Stond het nu werkelijk zoo met het onderwijs der Vrije Universiteit, en dat ten gevolge van haren dogmatischen grondslag, dan zou ongetwijfeld deze grondslag een belemmering zijn, die hoe eer hoe beter uit den weg moest geruimd.

Ik neem echter de vrijheid dit te ontkennen.

Allereerst is het met de werkelijkheid in strijd, dat het onderwijs aan dp. Vrije Universiteit te Amsterdam gegeven, opgaat in het voortplanten bij hare studenten van wekere meeningen, zonder dat deze studenten in staat worden gesteld, de daaraan tegenovergestelde meeningen genoegzaam te beoordeelen.

Zeker trachten de docenten dier Universiteit zeke.e meeningen voort te planten bij hunne studenten.

En wijl „voortplanten" van meeningen propageeren heet, drijven zij in dien zin propaganda. Ja, sterker nog, wijl deze hun meeningen saamhangen met het volstrekt beheerschend gezag der Heilige Schrift naar Gereformeerd belijden dat zij ieder voor zich en allen te zaam over hun denken toekennen, propageert de Universiteit in haar geheel bij haar onderwijs zekere meeningen, en mag in dien zin propagandaschool heeten.

Maar ik ontken, dat haar onderwijs hierin opgaat.

Niet slechts theorieën over het waargenomene, niet slechts onze beschouwingen en onze meeningen, maar ook positieve kennis van het waargenomene tracht zij hare leerlingen bij te bren gen. Aan positieve kennis — de theologie er nu eens buiten gelaten — van de klassieke talen en hare letterkunde, van de historie der volkeren en de geschiedenis der wijsbegeerte; van wat als recht is vastgesteld en den inhoud onzer verschillende wetboeken vormt — heeft het aan onze studenten, ook blijkens het onderzoek naar hun kennis door andere dan hun eigene hoogleeraren, niet ontbroken.

En niet minder sterk ontken ik, dat wij docenten aan de Vrije Universiteit onze meeningen bij de studenten voortplanten zonder hen in staat te stellen de daaraan tegenovergestelde genoegzaam te beoordeelen.

Dat zij ook met die contradictoire meeningen in kennis worden gesteld, zal men wel niet willen betwijfelen, Hoe toch zouden wij voor hen, zooals zij later voor anderen, kunnen bestrijden en weerleggen wat zij niet kenden. Maar zij worden er ook op de meest objectieve wijze mee in kennis gesteld.

Dit is niet alleen zedelijke eisch, maar het zou ook geen nut hebben, het anders te doen. De werken toch, die deze contradictoire meeningen bevatten, liggen vrijwel onder het bereik ook van den student, en een hoogleeraar die er valsche voorstellingen van gaf, zou voor goed het vertrouwen bij zijn studenten verspeeld hebben. Ik zelf doceer, en dat met groote voorliefde, aan onze Vrije Universiteit de geschiedenis der wijsbegeerte, en ik tracht daarbij steeds met de mee.ste objectiviteit de stelsels der groote denkers uiteen te zetten en piëteit te wekken voor hun denkkracht, en eerst dan volgt, na die uiteenzetting, de critiek. Ik weet, dat een dergelijke methode ook door mijn ambtgenooten, bij hun onderwijs in de verschillende vakken van wetenschap, wordt gevolgd.

Waarlijk op het stuk van veelzijdigheid en objectiviteit staat het onderwijs der Vrije Universiteit niet beneden dat der openbare Universiteiten waar, allhans voor een kwart eeuw geleden, om iets te noemen, de Roomsche theologie voor den student vrij wel terra incognita bleef.

Het „critische" in onze methode nu, zal toch niet als een belemmering voor de denkvrijheid van den student worden beschouwd?

Immers het in utramque partem disputareop de wijze van Karneades, waarbij de docent zich tegenover zijn leerlingen van een eigen oordeel onthoudt, is belemmerend, voor de vrijheid van ieder docent, die geen scepticus is, en voor ieder student, die zich een eigen overtuiging wil opbouwen.

En nu komt het er bij deze critiek ongetwij feld op aan, dat zij den student in staat stelt, genoegzaam te beoordeelen, waarom de eene meening juist en waar, en de andere dat niet is.

De eenige weg is daartoe een rustige en geregelde aanvoering van gronden, zoo noodig, ook van de diepste en hoogste.

Voor ons kunnen de laatste dan ongetwijfeld geen andere zijn, dan die door welke wij zelf ons denken laten beheerschen.

Ik moet hierbij terugkomen op een argument van niet-vrijzinnige zijde, in verband met het wetenschappelijk bezwaar tegen den dogmatischen grondslag ingebracht en reeds vroeger door mij vermeld, „Hij, " — nl, de professor — zoo is gezegd, „kan zich nooit beroepen, wanneer hij jongelieden wil leeren denken, op een feit, omdat het is vastgesteld en waaraan men zich dus heeft te onderwerpen". Dit was, naar wij toen zagen, voor hem die dus sprak de reden zijner bewering: „dat de Uuiversiteit, de instelling, het corpus nooit een dogma kan hebben”.

Dan een beroep op feiten, op vastgestelde feiten, anders nog al een afdoend beroep is — hypothesen b, v. worden er door bevestigd — zal ik hier laten rusten. De geachte spreker toch heeft, blijkens het verband, bepaald het dogma op het oog.

Nu zal zeker de akademische docent aan onze Universiteit, wanneer hij zijn leerlingen de gronden aanwijst, die hen in staat moeten stellen zekere meeningen te beoordeelen, zich ook beroepen op dogmen, op kerkelijke dogmen.

Dit kan ook voorkomen in de niet-Theologische Faculteiten, Maar hij zal dan volstrekt niet van den student vergen, dat hij zich daaraan heeft te onderwerpen „omdat het eenmaal is vastgesteld", maar omdat het overeenkomt met de Schrift en desgevraagd, zal hij er ook de „sedesi", de bewijsplaatsen, waarop het gebouwd is, bij noemen. Metterdaad zal hij dus toonen, dat het dogma voor nader onderzoek vatbaar en te verdedigen is voor die het betwistbaar mocht achten.

De hoogste uitspraak over waar of onwaar is in den strijd der meeningen, ook bij het onderwijs aan onze Universiteit, de Heilige Schrift, en zich aan die uitspraak onderwerpen kan geenzins een belemmering zijn voor de denkvrijheid voor den student, die het gezag der Schrift over zijn denken erkent.

Dit nu brengt mij tot wat wij hierboven in de tweede plaats vonden als argument voor het belemmerende van den dogmatischen grondslag voor den arbeid der Universiteit in didactisch opzicht: dat nl. deze grondslag, dit onderwijs zou doen opgaan in het africhten van hare studenten tot het voortplanten van zekere meeningen, onverschillig of zij van hare waarheid al dan niet overtuigd zijn.

Ik ben er vrij zeker van, dat dit niet bedoeld is als een beschuldiging tegen het zedelijk karakter van de docenten en studenten der Vrije Universiteit, maar als een wijzen op de bedenkelijke gevolgen, die de dogmatische grondslag met zich brengt. Maar al is het nu waar, dat de Vrije Universiteit door haar dogmatischen grondsla-g, in den straks omschreven zin, propaganda-school is en ook, dat zij propagandisten kweekt, ik ontken weer, dat door dien grondslag haar onderwijs daarin opgaat; dat zij daardoor haar studenten voor de propaganda africht; en dat daardoor de eigen overtuiging van den student onverschillig zou worden.

De Vrije Universiteit beoefent de wetenschap en maakt daaraan dienstbaar haar onderwijs, niet slechts met het oog op de praktijk van het leven, maar wel degelijk ook voor de wetenschap zelf. Doch geboren uit de behoeften van ons volk aan christelijke en wel bepaald gereformeerde predikanten, docenten, rechtsgeleerden en politici tracht zij door haar onderwijs zeer zeker ook daaraan te voldoen.

Metterdaad tracht zij te vormen wetenschappelijk onderlegde mannen van een bepaalde denkrichting en daarom met bepaalde meeningen over de groote vragen, die het leven stelt.

Mannen, die deze meeningen in de verschillende kringen waarin zij straks zullen arbeiden, voortplanten en daarom propagadisten mogen heeten.

Maar, nu vormt men op tweeërlei wijze propagandiaten.

Daar is een wijze, die uit het oogpunt van zedelijke beoordeeling afkeuring verdient.

Ik bedoel die, waarbij men, zonder de menschen te overtuigen van de waarheid der meeningen, die zij moeten voortplanten, hen slechts daarvan tracht te overreden; of, erger nog, zonder ze zelfs maar te overreden, eenvoudig dresseert, africht, om meeningen, die al zijn zij ook de hunne niet, bij anderen te propageeren.

En deze wijze is zeker belemmerend voorde vrijheid.

Maar daar is ook een J! wij ze om propagandisten te vormen, die uit het oogpunt van zedelijke beoordeeling goedkeuring verdient.

Ik bedoel die, waarbij men de menschen niet door oratorische middelen overreedt en nog veel minder door dressuur africht, en tot willenlooze werktuigen maakt, maar ze door logische gronden tracht te overtuigen, zoodat het dan een vanzelfsheid voor hen wordt, hun overtuiging voort te planten.

En deze wijze kan niet belemmerend voor de vrijheid zijn.

Nu draagt het onderwijs der Vrije Universiteit'door haar dogmatischen grondslag ongetwijfeld een propagandistisch karakter.

Het berust op gronden, die in onzen kring, zekerheid hebben, en er daarom ook apodicticiteit aan verleenen.

Wat waarlijk op de Schrift naar gereformeerd belijden gegrond is, moet voor ons waar zijn; wat er t.gen in gaat, moet voor ons onwaar zijn; en het eerste planten wij dan voort, zoo noodig, met bestrijding van het laatste.

En dit onderwijs •«ormt ook ongetwijfeld propagandisten.

Het lustgevoel der waarheid maakt ieder tot propagandist.

Maar ik ontken, dat het onderwijs der Vrije Universiteit propagandisten vormt op de straks beschreven onzedelijke wijze, die de vrijheid belemmert.

Immers het richt niet af, doordat het den student eerst tegen zijn wil in een bepaalde richting, onze denkrichting plaatst, en dan zijn denken zich van dat punt af verder laat voortbewegen.

De meesten, verreweg de meeste studenten toch, denken in de richting van die hunner ouders thuis, van ons hunne leermeesters. Opgevoed in 'n gereformeerd gezin, onderwezen op een lagere school met den Bijbel en voor de Universiteit opgeleid aan Christelijke gymnasia, is daardoor, in den middelijken weg, hun denkrichting dus, dat zij hun denken laten beheerschen door het volstrekt gezag der Heilige Schrift naar gereformeerd belijden.

Daar zijn ook uitzonderingen.

Mohammedanen en jjoden |lieten zich wel tot dusver niet inschrijven in ons Album Academicum, maar zonen ook van niet gereformeerden huize maar met gereformeerde sympathieën; en ook zonen van gereformeerden huize, maar met min of meer sterke sympathie voor de vrijzinnigheid, melden zich, gedurende het straks vijf en twintig jarig bestaan onzer Universiteit, meer dan eens bij den rector aan.

En dan grepen later ook wel zonderlinge mutaties plaats.

Gereformeerde studenten werden of nietgereformeerd, soms zelfs vrijzinnig en verlieten ons; vrijzinnige werden gedurende hun academische loopbaan gereformeerd en propageeren thans gereformeerde overtuigingen.

Maar ook in het laatste geval, heeft niet ons onderwijs zelf ze eerst in de gereformeerde richting

geplaatst, hen in hun vrijheid vandenken belemmerd.

Dit toch is, ook al vsrilde men het, onmogelijk.

Men kan iemand niet dwingen te denken in een richting die de zijne niet is.

Zelfs kan men er hem niet toe overreden.

Bij hooger onderwijs moge de oratoria tot op zekere hoogte en vooral bij sommige vakken al als ornament dienst doen, zijn werkelijke kracht ligt in den rustig logischen gedachtengang van de lagere tot de hoogere en hoogste gronden. Maar dan verstaat ge ook, dat een student, die het op het stuk van de hoogste gronden, van de voor u onmiddelijk zekere waarheden, niet met u eens is, door uw onderwijs zonder meer het er ook niet eens mee wordt.

En ook niet door eenzijdige voorstelling van de meeningen der andersdenkenden, gesteld men schrok daar niet voor terug; of door uitsluitend het woord te hanteeren als strijdmiddel tegen contradictoire meeningen, brengt men er een vrijzinnig student toe, zijn denken te laten be heerschen door de Schrift naar gereformeerd belijden.

Wij menschen kunnen elkander niet dus binden aan de Schrift.

Dat te doen, is een werk van hooger dan menschelijke macht.

Vormde dus al het onderwijs der Vrije Universiteit ook uit aanvankelijk niet gereformeerde studenten ijverige propagandisten voor wat den Gereformeerde, op grond van de Schrift, waarheid is, dat onderwijs was daarbij dan niet meer dan middel, gezegend door Hem, die door Zijn Geest in het bewustzijn onzer kweekelingen de zekerheid werkte, dat de Heilige Schrift Zijn Woord is, en mitsdien van den mensch onderwerping eischt.

Dat eindelijk onder de door haar gevormde propagandisten ook „vaardige debaters" zijn, kan der Universiteit niet tot oneere strekken, maar heeft met haar grondslag niets van doen. Of zij „goede partijleiders'' kan kweeken, met name voor de antirevolutionaire partij, was de Vrije Universiteit tot dusver, door de omstandigheid, dat die partij zich in het bezit yan een eminenten leider mag verheugen, nog niet in staat te toonen, en wij hopen van harte, dat de^e omstandigheid, haar nog jaren mag beletten van die geschiktheid een blijk te geven.

En zoo is dan, waar ook wij toegeven, dat de arbeid der Universiteit in didactisch opzicht vrijheid eischt, maar, naar wij meenen, weerlegd hebben, dat voor deze vrijheid de dogmatische grondslag der Vrije Universiteit te Amsterdam een belemmering zou wezen, het eerste deel der stelling, ook wat betreft het tweede lid, bewezen.

{Slot volgt.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 augustus 1904

De Heraut | 2 Pagina's

Vier-en-twintigste Jaarlijksche Samenkomst VAN DE Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag, gehouden te GRONINGEN op 6 en 7 Juli.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 augustus 1904

De Heraut | 2 Pagina's