GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Amsterdamsche Kerkbode vestigt Ds. Van Schelven de aandacht op de wijziging, die de schoolstrijd onderging:

Met de indiening van het ontwerp van wet in zake het lager onderwijs deed de regeering eene gewichtige daad; en met het besluit, om met voorbijgang van andere wetsontwerpen dit ontwerp aan de orde te stellen, nam de Tweede Kamer een zeer gewichtig besluit.

Economische aangelegenheden zijn van zeer groote beteekenis voor het leven van ons volk; zeer zeker; een regeling voor allerlei zaken, die betrekking hebben op de verhouding van baas en knecht, is noo dig ter voorkoming van velerlei geschil; maar hoo gér staat toch de vraag, in welke geestesrichting ons volk zal worden geleid in den komenden tijd.

Daarom is de schoolkwestie en al wat daarmede samenhangt, van zoo ver strekkenden invloed; daarom is de vraag, die den doorslag geeft in de politieke verhoudingen, deze: zal de vrijheid van keuze voor de ouders in zake de school voor hunne kinderen, meer en meer gewaarborgd worden ?

De partijen, die vereenigd zijn in het beginsel, dat er geene openbaring Gods is, of dat ons staatkundig leven met deze belijdenis niets te maken heeft, zien dat ook zeer wel in; en vandaar dat aan die zijde de leus wordt opgeheven, om front te maken voor de openbare school.

Vergaderingen worden daartoe belegd; vliegende blaadjes rondgezonden; in één woord, alles in het werk gesteld, om hunne aanhangers meer warm te maken voor de ééne school, waar plaats heet te zijn voor al de kinderen van heel ons volk.

Intusschen blijkt wel uit de manier, waarop het pleidooi vóór deze ééne school gevoerd wordt, dat er eenige keer is gekomen in den gang van gedachten; enkele redeneeringen, waarmede men vroeger nog deze school zocht aangenaam te maken, worden nu losgelaten.

Van eene school, waaraan de natie gehecht is, hoort men niet-meer; dat deze school zoude leggen zekeren gemeenschappelijken grondslag, waarop dan verder door elke godsdienstige groep in overeenstemming met hare belijdenis kan worden voortgebouwd, wordt ook niet zooveel meer gepredikt.

Veeleer klinkt nu openlijk het beweren, dat het kind niet met geestelijke dingen moet worden bezig gehouden; dat kan gevoegelijk wachten tot later; indien het, eenmaal groot geworden, daaraan nog behoefte gevoelt, dan kan het dat zelf wel zoeken.

Van negatieve eischen aan de school te stellen gaat men nu tot positieve begrippen over; neutraal is niet meer, dat men zich onthouden zal te leeren, datgene wat aanstoot geeft; men zal nu het kind geven, wat des kinds is.

Zoo drukte een kampvechter voor deze richting een dezer dagen het uit; hij achtte zeker al eens iets bijzonder snuggers gezegd te hebben; doch gaf ondertusschen opnieuw maar weer bewijs voor de beschuldiging, dat men aan de overzij de school wil bezigen als propagandamiddel voor het ongeloof; en dat, waar dit zoo is, ook onverkort het recht dient erkend te worden van hen, die de school eveneens willen ingericht zien naar den eisch van het geloof.

Ouders, zoo heet het in dat systeem, hebben geene rechten, slechts plichten; invloed te oefenen op het jeugdig ontvankelijk gemoed wordt ongeoorloofd genoemd; leiding te geven aan de ontwikkeling van verstand en hart, ook ten aanzien van de erkenning van God en zijne openbaring, wordt genoemd een aanslag op de majesteit van het kind.

Zoo heet het, wij leggen daarop nadruk, wanneer dit geschiedt door de ouders; door de ouders met name, die leven uit het geloof, dat God is en Zich heeft doen kennen in zijn Woord; maar die beschuldiging scüijnt niet te gelden, zoodra de onderwijzer aan het woord is.

Den onderwijzer, en bepaaldelijk den ongeloovigen onderwijzer, den loochenaar van God en iJiens openbaring, zal het dan wèl vrij staan, tegenover dat kind rechten te oefenen; het door woord en voorbeeld de beginselen des ongeloois in te prenten; en van dat kind te kweeken eenen mensch, levende zonder God in de wereld.

Metterdaad komt ook zóó weer dogma tegenover dogma te staan, gelijk onzerzijds steeds is beweerd; de redeneering wordt eenigszins anders opgezet; het systeem wordt in anderen vorm voorgedragen; maar in den grond der zaak wordt aan de tegenstelling niets gewijzigd.

Tegenover ons geloofsbeginsel, dat bij eiken mensch, en dus ook bij het kind, gerekend moet worden met het erkennen van God en Diens openbaring, stellen zij het ongeloofsbeginsel, dat deze overtuiging verre moet gehouden worden van onderwijs en opvoeding, zoover die op de school gegeven worden.

Dit treedt nu temeer op den voorgrond, naarmate men aan die zijde merkt, dat, zoo er gelijke vrijheid van handelen en vermogen tot handelen wordt gegeven, de school met het beginsel des ge loofs het bij ons volk nog wint van de school met het beginsel des ongeloofs.

Daarom wordt met leede oogen aangezien het toenemen van de rechtsgelijke positie van dit onder WIJS tegenover het hunne; daarom is hun zulk eene ergenis de daad der regeering, om weer eene schrede verder op dien weg te zetten, en het besluit der Tweede Kamer, om in die richting met de regeering mede te gaan. ^

Juist daaroni evenwel is er onzerzijds tevredenheid en blijdschap over het feit, dat de dingen zulk eenen loop nemen.

Naar het voorbeeld onzer tegenstanders dwang oefenen in geestelijke zaken, is dezerzijds niet de begeerte; wat verlangd wordt, is niet gedwongen te worden, maar alleen gelegenheid te hebben met geestelijke wapenen den geestelijken strijd te voeren. Zelfs met de aanhangige voorstellen is de volkomen rechtsgelijkheid tusschen de beide soorten van scholen niet verkregen; op verre na zelfs nietdat weet men aan de overzijde ook wel, en voor wie dieper ziet, is al het geschreeuw, dat te dezer zake daar weerklinkt, een bewijs, hoe zwak men zich gevoelt zonder de dwingende hulp der overheid om door de macht van het geld de school zonder Eijbe! aannemelijker te maken dan de school met den Bijbel.

Het is in één woord in gewijzigden vorm de eeuwenoude kamp tusschen licht en duisternis, die op dit terrein nog steeds wordt gestreden.

Zoo is het.

Al mag de strijd thans in anderen vorm optreden, in den grond blijft de tegenstelling

dezelfde. Vóór of tegen den Christus.

Een derde is er niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1905

De Heraut | 4 Pagina's