GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Christelijke Ethiek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christelijke Ethiek.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Repetitorium der Christelijke Ethiek, door P. J. van Mille Nijkerk, G. F. Callenbach. I904.

Tot de Theologische studievakken waarin, hij het examen ter toelating tot de Evangeliebediening in de Nederlandsch Hervormde Kerk, van de candidaten een zekere mate van bedrevenheid wordt geëischt, behoort ook: de Christelijke zedeleer.

De Hervormde studenten aan onze openbare Universiteiten moeten die bedrevenheid opdoen deels op de daar gegeven colleges over zedekunde, deels uit de vele en velerlei werken over Ethiek.

Daarbij doen zich nu voor.den student tal van moeielijkheden op.

In de eerste plaats het verschil dat metterdaad bestaat tusschen zedekunde en zedeleer, waarbij de mogelijkheid bestaat, dat de akademische docent met wat op het kerkelijk examen kan worden geëischt, heel geen rekening houdt.

Vervolgens, dat de nieuwe handboeken over Ethiek, waarop de student zich ziet aangewezen, schier uitsluitend door buitenlandsche geleerden geschreven, onderling zoo verschillen. In onze vaderlandsche litteratuur bezitten wij tot dusver slechts de Zedenleer van Dr. S. Hoekstra Bz., oud-hoogleeraar aan het Seminarie der Doopsgezinden en aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, 3 deelen. Amsterdam, P. N. v. Kampen en Zoon, 1894, een werk van modern standpunt, dat echter, van hoeveel geleerdheid het ook getuigt, volgens de modernen zelf niet „zeitgemass" is. Nu is het zeker voor den student geen bezwaar, dat deze Handboeken in een vreemde taal zijn geschreven. Dank zij de nieuwe regeling van onze toelatingsexamens tot de Universiteit weet toch ieder akademieburger thans wel zooveel van de moderne talen, dat hij een in die talen geschreven werk zonder veel inspanning kan lezen. Wel is echter bij deze Handboeken voor den student een bezwaar het groot verschil in opvatting van* de laak, het groot verschil van standpunt en van methode bij de schrijvers dier Handboeken. Zij onder onze lezers, die met dergelijke literatuur bekend zijn, zullen toestemmen, dat het op 'n student niet dan verbijsterend kan werken wanneer hij zich volijverig aan de bestudeering zet van b. v. Rothe's Theologische Ethik, Martensen's Die Christliche Ethik; La Morale van Paul Janet; Christian Ethics van Newman Smyth en Wundt's Ethik.

Met alien eerbied voor een breede opvatting van de studie, zou ik dan ook geen student aanraden dezen weg te volgen.

Toch moet de wijsheid ergens vandaan gehaald.

Ten slotte is-er voor den hervormden student, die bij een van de provinciale Kerkbesturen zijn propenents-examen aflegt, nog een moeielijkheid. Zooveel besturen zooveel examinatoren in het vak van Christelijke zedeleer.

Stonden nu de grenzen van dit vak maar vast, was er een communis opinio wat Christelijke zedeleer is, dan was dit bezwaar zeker niet zoo groot.

Maar zoo staat het nu eenmaal niet, bij de spraakverwarring die op het gebied der Ethika nog altijd heerscht en die, ook sedert de verschijning van de Bussy's leerzame Inleiding tot de Zedekunde, nog niet verminderde. Voeg daarbij de omstandigheid, dat in ieder provinciaal Kerkbestuur ' de examinator wisselen kan, dan begrijpt ieder, dat 'n candidaat bij het onderzoek naar zijn bedrevenheid in de Christelijke zedeleer op de meest zonderlinge verrassingen moet zijn voorbereid.

Om nu bij het propenents examen geen ongeluk te krijgen met de Christelijke zedeleer werden van ouds twee wegen gevolgd.

werden van ouds twee wegen gevolgd. Een derde, die van den sprong in bet duister, waarbij men bel „er maar op waagde, " kan hier buiten bespreking worden gelaten.

De eerste weg was, dat men, na bij den professor college-Ei^hiek te hebben geloopen, en dan nog een of ander Handboei: te hebben bestudeerd, naar een Kompendium greep. Tal van predikantengeneraties in de Nederlandsch Hervormde Kerk, hebben in die omstandigheid gegrepen naar de Schets van de Christelijke Zedeleer en hare geschiedenis, door F. J. Domela Nieuwenhuis, Theol. Dr. Hoogleeraar te Amsterdam. 2de druk 1859.

Dat Prof. Nieuwenhuis Luthersch was, kwam er minder op aan.

Later deed ook wel de Christelijke Ethiek van Heppe, uitgegeven door Albert Kuhnezt en in 1882 vertaald door Dr. J. H. Gunning J.Hz., dus als Kompendium dienst.

De tweede van de bovengenoemde wegen was, dat men voor het proponents, na het academisch candidaatsexamen, bij een Repititor ging werken en zich dan door hem ook in de geheimen der Christelijke zedeleer liet initieeren.

Bekwame predikanten in de Nederlandsch Herv. Kerk — ik denk hier o. a. aan Ds. Krull van Spannum — hebben dus in hun pastorie menig academieburger voor zijn kerkelijk examen „bijgewerkt."

Als ik mij niet vergis, behoort tot hen ook Ds. J. P. van Melle te Nijkerk.

Ik maak dit althans op uit wat deze schrijft in de „Voorrede" van zijn boek, waarvan de titel boven dit opstel staat:

„Het is, naar ik meen, geen overbodig werk dat ik doe, met het in het licht geven van dit „Repetitorium der Christelijke Ethiek."

„Voor zooveel ik weet, bestaat er ten onzent geen geschrift van dien aard. En veeljarige omgang met candidaten, heeft mij geleerd, dat er wel behoefte bestaat aan een kort en volledig overzicht van al de zaken, die in de Christelijke Ethiek ter sprake komen."

Als een Kompendium of, gelijk het zich komt aandienen, een Repetitorium der Christelijke Ethiek, en dan bepaald met het oog op de

eischen van het proponentsexamen in de Nederlandsch Hervormde Kerk — wil dit geschrilt des heeren Van Melle dan ook beoordeeld.

Het boekje dat 69 bladzijden bevat, en waarin voor het maken van aanteekeningen en uitbreidingen, om de andere bladzijde het papier is blank gebleven", is, gelijk men dat van den uitgever Callenbach gewoon is, wat druk en papier betreft keurig uitgevoerd. o

Wij zullen hier eerst een overzicht geven van

den inhoud. Ds. Van Melle geeft een Inleiding m 13 ^§, daarna A. Algemeen deel der Christelijke Zedeleer en B. Bizonder deel der Christelijke Zedeleer.

De Inleiding 35 bladzijden groot, en dus meer dan de helft van het geheel, handelt achtereen-, volgens van: § i. Benaming; § 2. Algemeen begrip; § 3' Object; § 4-Uitgangspunt; § S-Definitie; § 6. Encyclopaedische plaats. Uogmathiek en Eth'ek; | 7. Christelijke en Bijbel-a sche Ethiek; § 8. Belang van dit leervak; § 9-Geschiedenis. Deze § 9, die dan van p. 4-p. 31 loopt, is nu weer onderverdeeld in een Voor­ j geschiedenis, a. Israël, b. de Grieken; en een dok Geschie denis der Christelijke Zedekunde en Zede leer. In het laatste onderdeel krijgen de Luther sché, Gereformeerde en Roomsche Ethici een plaats. — Dan volgt § 12. Grondbeginsel der Ethiek, en § 13. Verdeeling der Christelijke Ethiek.

In zijn Algemeen deel der Christelijke Zedeleer, laat Van Melle, even als in iXya. Bizonder deel, de verdeeling in §§ na-en handelt daar van: I. Het onderscheid tusschen goed en kwaad.

II. 'sMecschen zedelijke aanleg en toestand en daarbij wat den „aanleg" betreft, van i. zijn j zedelijk bewustzijn; 2. zijne zedelijke vrijheid; 3. zijne geestelijke vermogens, a. kenvermogen; b. gevoel-en begeervermogen; ^: . de wil; j 4. zijne onsterfelijkheid; S-zijn ^emeenschaps ^esef. — Na dus in dit 2 de onderdeel te heb ben gehandeld van 'smenschen zedelijken „aanleg" wordt daarna nog een drietal bladzijden gewijd aan 'smenschen zedelijken „toestand."

Deze toestand is die „van een gevallen grootheid, " zegt Van Melle. „Zijne vrijheid is ver vangen door dienstbaarheid onder de macht der zonde, die al zijne vermogens heeft aangetast. Zijn verstand is verduisterd; zijn gevoel verbasterd; zijn smaak bedorven. Hij haat wet hij moet lief hebben en hij heeft Uef wat hij haten moet. Zijn wil is geneigd tot het kwade. (Rom. I : 18; 3 : 20; 7; Ef. 4 : 18, 19; Mt. 15 : 19). j

Hier volgt dan een beschrijving van de zonde en wel ten opzichte van de verschillende ver mogens en van het hart als haar zetel.

Verder handelt dit Algemeene deel van: III. De bron en de kenmerken van het Christelijk leven.

Hier wordt dan gesproken van de wedergeboorte en de bekeering, van de heiligmaking, de deugd en de deugden, „welker afzonderlijke aanwijzing samenvalt met die der plichten."

Vervolgens wordt in dit Algemeene deel ge handeld van IV: De beteekenis der wet en van het voorbeeld van Christus voor het Christelijk leven.

De „beteekenis van de wet" is hier uitvoeriger behandeld dan die van „het voorbeeld van Cbristus".

Aan het eerste onderwerp wijdt de geachte schrijver vier, aan het laatste slechts éen bladzijde. Waar hij op pag. 53 van het eerste tot het tweede onderwerp overgaat zou het wenschelijk zijn dit, — bij een tweeden druk — althans door een nieuwe alinea aan te duiden.

Waar Van Melle over „de beteekenis van de Wet" handelt, spreekt hij over haar wezen; haar verbindende kracht voor de Christenen en den strijd daarover tusschen de aanhangers van Voetius en Coccqus. Hier op bl. 50 stuit ik op een drukfout. Vooi de aanhangers van Voetius en Coccejus wordt men verwezen naar bl. 80, dit zal waarschijnlijk bl. 27 moeten zijn: „de Gereformeerde Ethici". Verder worden hier de „Adiaphora" en , , het Geoorlootde" en ook de „Praecepta en Concilia Evangelica" behandeld. i

Over de „beteekenis van het voorbeeld van Christus" zegt Van Melle: „Aan het voorbeeld van Jezus hebben wij te ontleenen de groote beginselen, die ons gedrag moeten bestieren: de eere Gods boven alles te zoeken, alles achter te stellen bij de liefde tot God, blijmoedige zelfverloochening, gewillige zelfovergave ook tot in den dood, als God dit wil. Hem navolgen is niet Hem copieeren. De poging om dit laatste te doen levert nooit anders dan karikaturen."

Ten slotte handelt dit Algemeene deel van: V de middelen tot de bevordering van het Ctiristelijk leven.

Hier hebben wij dus de Ascetiek.

Van Melle spreekt hier i. ovtr ztlfonderzoek; 2. zelfbeheersching, en 3. golsdienstige gemeenschap; als de algemeene deugdmiddelen.

Bij de bijzondere noemt hij: het^^fc(/, - en een biecht als „uitstorting van een door schuldgevoel bezwaard hart aan een vertrouwd en geestelijk ervaren persoon"; en de gelofte.

In B. Het Bizonder deel der Christelijke zede leer, krijgen nu de afzonderlijke deugden en plichten een plaats.

Na hier eerst over den plicht in het algemeen te hebben gesproken, en er op gewezen te heb ben hoe de eenheid aller plichten is gegeven in de liefde tot God, de hoofdsom der Wet, waarin ook de liefde tot den naaste is begrepen' en waarvan de wettige lietde voor ons zelveiï tot maatstaf strekt, wordt in dit Bizondere deel gehandeld van i. de liefde jegens God; 2. de liefde tot ons zelven; 3, de lief de jegen den naaste

Eerbied, dankbaarheid, vertrouwen en gehoorzaamheid worden hier beschouwd als kenmerken der liefde jegens God. Bij den eerbied, waartoe de schrijver den eisch van de eerste drie geboden brengt, vindt hij gelegenheid om te spreken Over den eed, over den wekelijkschen Rustdag en over hel gebed. Bij de gehoorzaamheid, om te spreken over het lot en over het teeken.

De liefde tot onszelven openbaart zich als zelfwaardeering, zelfbewaring, zelfontwikkeling.

De liefde jegens den naaste eindelijk, wordt eerst beschouwt in het algemeen en daarna in de bijzondere betrekkingen des levens.

Wat het eerste betreft, openbaart zij zich als waardiering, bewaring en ontwikkeling van den naaste.

Bij de waardeering komt dan de waarheidsliefde en naar aanleiding daarvan de leugen en de „noodleugen" ter sprake.

Bij de bewaring van de naasten, welke insluit de zorg voor hun leven, eer, vrijheid, eigendom en tijdelijk belang: de „noodweer", de doodstraf en de oorlog.

Wat het tweede betreft, — „de liefde jegens de naasten in de „bizondere betrekkingen des levens" — het slot van het Repetitorium —; daarin wordt gesproken van de liefde jegens hen die met ons tot hetzelfde hutsgezin, den zelfden staat en de zelfde kerk of gemeente bchooren.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Christelijke Ethiek.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's