GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Diaconaal Correspondentieblad, dat in Mr. R. van Maare, advokaat en procureur te Arnhem en diaken der Gereformeerde Kerk aldaar, een nieuwen medewerker aanwon, die in plaats van Ds. Rudolph inlichtingen zal geven omtrent alles wat betrekking heeft op het terrein van de wetgeving in zake Armenzorg enz., bevat ditmaal een tweetal artikelen van Prof. Biesterveld over Persoonlijke Overgegevenheid, waarin terecht gewezen wordt op het gevaar, dat te sterk gedreven organisatie en centralisatie medebrengt.

Het eerste artikel luidt aldus:

Onze tijd staat onder meer in het teeken der centralisatie. Op bijna elk gebied van het publieke leven toont zich die zucht naar centraliseeren, en niet altijd tot zegen van de enkele personen en verhoudingen. Organisatie is een machtwoord, waarvoor bij velen alles wijken moet. Nu zal niemand het nut en de noodzakelijkheid van organisatie en centralisatie in zeer vele gevallen ont kennen. Dikwijls kan men op deze wijze alleen iets tot stand brengen, en bovendien, de goede organisatie is altijd een vrucht ook weer van het leven, dat organisch werkt. De menschheid bestaat niet uit losse personen, maar vormt een organisch geheel. En wij belijden van de Kerk des Heeren, dat zij is het lichaam van onzen Heere Jezus Christus.

Het gevaar is echter, dat men middel en doel hier vaak verwart.

Een organisatie bestaat nooit ter wille van zich zelf — en toch schijnt het bij velen zoo te staan, dat alles aan de organisatie moet opgeofferd, al kost dat ook het heil van zeer velen. Organiseeren moet altijd de vrijmaking bedoelen van hetgeen georganiseerd wordt, en nooit ten gevolge hebben: harder slavernij!

Schaduwzijde van het centraliseeren is, dat de individueele behandeling geheel op den achtergrond komt, zoowel als het persoonlijk verantwoordelijk optreden. De algemeene wetten moeten gehoorzaamd, al gaat daarbij ook de individualiteit ten gronde. Voor de leiders eener onderneming is dit een , voordeel, want zij hebben dan alleen te handelen naar de vastgestelde regels, zonder zich te bekommeren om den enkele. De individu gaat in de gemeenschap onder. Omgekeerd gaat ook door overdrijving van de centralisaiie bij den enkele te loor het besef der persoonlijke verantwoordelijkheid. Men kan niets meer van zijn persoon leggen in zijn arbeid en is voor het tot stand komen van een grooter stuk werk alleen verantwoordelijk wat het kleine onderdeel betreft, dat men in zijn samenhang met het geheel ternauwernood kent.

Deze trek naar centralisatie heeft zich ook zeer sterk doen gelden op het terrein der philanlhropie. En wederom — ze heeft daar zeer veel goeds tot stand gebracht. Allerlei stichtingen zijn de vrucht van het samenwerken, die anders nooit zouden zijn verrezen. Ook op dit gebied moet er organisatie en samenwerking zijn. Maar het gevaar is ook hier, dat het persoonlijke geheel op den achtergrond treedt. Zoowel in de behandeling van de objecten der barmhartigheid, als in het oefenen van die barmhartigheid door de geloovigen zelven. Op het laatste wil ik hier de aandacht vestigen. Het is een gevaar, dat men meent genoeg te doen aan het werk der barmhartigheid, door lid te zijn van allerlei vereenigingen. Van hoe meer vereenigingen lid, hoe beter philanthroop. En nu is voor het goede werk in s Heeren gemeente altijd het allereerste en beste middel: persoonlijke overgegevenheid.

Het is ook een fundamenteel beginsel van de Christelijke religie, dat zij heel den persoon van haren belijder in beslag neemt. De religie is nooit eenzijdig. Niet individualistisch, «oodat zij er mee tevreden kan ïijn dat hs^ar be lijder voor zich zelf deelt in hare voorrechten en dsn egoïstisch om het geheel zich niet bekommerend, zou weigeren om anderer wil het ik te verloochenen. Zelfs komen de weldaden door Christus aan Zijne Kerk geschonken hem pas toe in de gemeenschap met het geheel, waarom scheuring van het lichaam van Christus altijd ook op geestelijke schade uitloopt voor hem, die zich aan deze zonde schuldig maakt.

Doch ook is de Christelijke religie evenmin eenzijdig sociaal, zoodat het welzijn van den enkele niet in aanmerking zou komen, of men tevreden zou mogen zijn met den arbeid die door het geïnstitueerde lichaam des Heeren geschiedt. Neen — de organisa ie bedoeld: »de volmaking der heiligen", en dat een iegelijk mensch volmaakt worde gesteld in Christus Jezus. Immers het is niet zoo, gelijk Rome het toelaat, dat hetgelooven reeds genoegzaam zou zijn, als men aanneemt wat de Kerk gelooft, ook al kent men den inhoud des geloofs niet — een iegelijk moet in waarheid kunnen belijden een levend lidmaat van Christus te zijn, en dat eeuwig te zullen blijven. De arbeid der ambten strekt juist zich uit naar de realiseering van het ideaal dat elk geloovige zich profeet, priester en koning betoone. Van de andere zijde kunnen dus ook de geloovigen niet tevreden zijn met hetgeen door de ambten geschiedt voor het geheel, maar hebben zij ook zichzelf te geven voor den arbeid in het Koninkrijk der hemelen. Dit beginsel drukt ook een eigenaardigen stempel op het werk der barmhartigheid in het midden van 's Heeren gemeente. Niemand mag zich tot verontschuldiging voor «niets doen' beroepen op hetgeen anderen doen, zij het ook namens hen. En toch, boe vaakt hoort men deze uitvlucht, als men op den persoonlijken arbeid aandringt. Sommigen beroepen zich op de publieke instellingen van liefdadigheid. Zij zijn er in grooten getale: hospitalen en ziekenhuizen, scholen en allerlei inrichting van barmhartigheid Laten zij den arbeid doen, en als •men dan een gulden contribueert, meent men al genoeg gedaan te hebben en zich aan verdere bemoeienis te mogen onttrekken. Wanneer de publieke instellingen de middelen zijn om den weg te banen voor den enkele om zich aan dit werk te geven, om door samenwerking allerlei mogelijk te maken, en het inzicht in methode te verdiepen enz., dan werken zij uitnemend. Maar hunne oprichters zouden zeker de allereersten zijn in het getuigen en strijden, als deze stichtingen tot traagheid in het benaarstigen zouden leiden en de dood worden voor de echte Christelijke barmhartigheid.

Anderen beroepen zich op de werkzaamheid van het ambt. De ambtsdragers zijn er, voor — het zou zelfs aanmatiging zijn om daarop in te grijpen, wat zij ambtshalve hebben te doen, en wat zij ook werkelijk goed doen. Hoe verkeerd een redeneering! Ambtsdragers die zelfverloochening wekken en door hun voorbeeld tot zelfovergave aansporen, zijn gaven Gods aan Zijn volk. Zij voldoen aan de Apostolische ordinantie (Titus 2:7): etoon uzelven in alles een voorbeeld van goede werken. Maar welk ambtsdrager wil de gemeente in haren arbeid vervangen? Verbeeld u een leger dat voor 'svijands front de wapenen laat rusten, omdat de officieren den degen goed weten te gebruiken! In den strijd van Christus geldt het: lle man in het geweer, een iegelijk op zijn eigen plaats.

Nog anderen stellen zich tevreden met het geld dat zij offeren. Zij geven aan alles wat aan de deur komt. Laten anderen arbeiden en al hunne krachten inspannen — zij hebben genoeg gedaan, als zij zonder van hun stoel op te staan hun naam hebben geteekend en hunne bijdrage geofferd. Zeker indien het geld dat men geeft een vrucht is der offervaardigheid, een bewijs van de persoonlijke overgegevenheid, dan is het geven een goed werk; — maar als men met die gaven' zich het recht koopt om het geweten in sluimer te zussen, dan is het minder een Christelijk werk, dan wel een listig en goedkoop middel om zich aan de werken des geloofs en der liefde te onttrekken.

Men meene waarlijk niet op deze manier genoeg gedaan te hebben in het Koninkrijk van onzen God. Eene gewone vereeniging heeft veelal tweeërlei soort van leden, werkende leden en contribu eerende leden. Zoo is het in de gemeente des Heeren niet. Zij kent alleen werkende leden. De wasdom des lichaams komt ook pas door de werking van een iegelijk deel des lichaams. En een ieder heeft hier eene roeping, slechts door hemzelven te vervullen.

Het is goed, dat Prof. Biesterveld op dit gevaar wijst.

Het opgaan in allerlei particuliere liefdadigheid met wegcijfering en minachting van het door Christus ingestelde ambt is een kwaad, waartegen terecht gewaarschuwd is in de dagen der doleantie.

Maar het gevaar aan de andere zijde is niet minder groot, dat men alles aan de ambts dragers overlaat, en vergeet, dat in Christus Kerk ook het ambt der geloovigen tot zijn recht moet komen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1905

De Heraut | 4 Pagina's