GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WEGEN.

II.

EEN STERFBED.

De dominee stond wel een weinig verbaasd, toen hij het verzoek kreeg. Meermalen had hij getracht Gijs eens te spreken, die zelden of nooit ter kerk kwam, maar altijd zei de meid, dat de baas „niet thuis" was. Vreemd, — als er boeren kwamen om over varkens te redeneeren, was de baas wèl thuis.

Ditmaal echter ging het kwalijk aan, weer niet thuis te wezen. Hoe weinig lust Gijs ook gevoelde, 't bezoek te ontvangen, nu zat er niet anders op. De dominee vroeg heel vriendelijk naar zijn welstand en kreeg ten antwoord, dat het nu wel weer schikken zou. Gijs zou maar „derin" blijven, te weten in de „Uytkyk, " en als 't dan voorjaar werd....

„Dat is nog een heele lijd, " zei de predikant, „daar kan veel in gebeuren.”

„We zullen er maar het beste van hopen, dominee, ik ben nog zoo heel oud niet en altijd gezond geweest.”

„Vriend, " was het antwoord, „oud of jong, sterk of zwak, de mensch weet zijn tijd niet, " zegt de Schrift, „gelijk de visschen die gevangen worden. Daar moogt ge ook wel aan denken; 't kon toch wezen, niet waar, dat er voor u geen voorjaar meer kwam.”

„Zeker dominee, voor ons allemaal.”

„En daarom, " vervolgde de ander, „zou het goed zijn, uw gedachten te stellen op de eeuwige dingen. In onze gezonde dagen, niet waar, vergeten we dat zoo vaak, en wordt ons hart door de dingen van dit leven, zoo in beslag genomen, dat we niet denken aan het leven dat komt en eindeloos is, terwijl we hier slechts zoo kort zijn.., , Voor ons allen staat geschreven: Het is den mensch gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel. Dat weet ge toch? ”

De ander knikte, doch zei niets, 't Was als begeerde hij allerminst het gesprek voort te zetten.

De dominee begreep dat ook wel, en hij vroeg den zieke;

„Zullen we samen bidden? ”

Weer knikte Gijs, en de predikant smeekte nu den Heere, dat Hij Zijn genade ook aan dezen kranke mocht verheerlijken, kon 't zijn, zijn leven nog verlengen, maar bovenal hem schenken dat leven, waartoe men moet wederom geboren worden. Daarna sprak de bezoeker nog een enkel woord en ging heen, belovend spoedig terug te keeren.

Toen de predikant weg was, zei Gijs tot Steven, die binnenkwam:

„Ik begrijp niet wat dien dominee hier heen drijft. Hij houdt me zeker voor een groot zondaar. Hij zei: Wat baat het een mensch, zoo hij de geheele wereld wint, en hij lijdt schade aan zijn ziel. Dat zag natuurlijk op mij.”

„'t Was toch vriendelijk dat hij kwam, " zei Steven.

„Nu, ik verlang er niet weer naar, " was het knorrig antwoord.

De trouwe leerair kwam echter spoedig weer. Hij vond Gijs veel verminderd, en begreep zeer goed dat deze zieke het voorjaar niet halen zou.

De predikant meende, en zeker met recht, dit niet voor Schravers te mogen verbergen, hoe weinig die er ook van hooren wilde. Vrien delijk en zachtmoedig, maar zeer ernstig, zeide hij tot den zieke, dat diens dagen geteld waren, en vroeg hoe het nu met hem stond, of hij reeds zeggen kon niet zich zelf, maar zijn getrouwen Zaligmaker Jezus Christus in leven en sterven toe te behooren.

Doch Gijs, die met half gesloten oogen lag, antwoordde niet. Ja 't kwam den dominee voor dat hij eigenlijk maar half luisterde. Toch ging de bezoeker voort Schravers te vermanen, om, nu het nog de dag der zaligheid was, niet uit te stellen, en zoo hij nog niet wist geborgen te zijn, tot den Heere de toevlucht te nemen, die niet uitwerpt wie tot Hem komt.

Steven die eerst in de kamer was, had zich verwijderd om, zoo als hij zei, met kooplui te gaan spreken. Nu en dan hoorde de predikant dan ook voetstappen in de aangrenzende kamer, waar verscheiden menschen schenen te zijn en te praten.

De zieke lag nog altijd zwijgend; 't was moeilijk te zeggen of hij al of niet luis terde

Eensklaps echter wendde Gijs zich om, richtte het gezicht naar het houten beschot der bedstede, en riep met een stem zoo luid als zijn krachten nog toelieten:

„Maar dan ook geen halven schelling minder!" Ontsteld hield de dominee een oogenblik op te spreken.

Wat bedoelde die man? Zat hij zoo in de geldzaken verward, dat hij, half. droomend, er nog mee vervuld was?

Hij zag Gijs een poos vragend aan, doch deze scheen geen opheldering te kunnen of te willen geven.

Op dac oogenblik ging de deur open, en trad de andere broeder binnen. Gijs wierp Steven een blik toe, die bewees dat de zieke althans niet droomde of ijlde.

„Vriend, " sprak de leeraar diep bewogen, „ik geloof dat ge nog aan gansch andere dingen denkt, dan waarover ik u spreek. Merk er toch op, dat de eeuwigheid u nader komt. Wie weet boe spoedig uw einde er is.”

Schravers zag verbaasd op, terwijl hij sprak: „'t Is toch geen zonde, de negotie te behartigen.”

„Neen vriend, maar het zwaarste moet het zwaarst wegeru”

De dominee bad weer voor den zieke. Toen hij de oogen opende, lag deze roerloos met een doodsbleek gelaat. En Steven fluisterde:

„Ik geloof dat hij sterft.”

Zoo was het. De laatste inspanning om te luisteren, was te veel geweest. Na een half uur was Gijs Schrai'ers niet meer.

De leeraar stond ontzet. Toen hij Steven vroeg, wat zijn broer toch in zijn laatste oogenblikken nog aan geld deed denken, lei deze het uit. In het aangrenzende vertrek was Steven aan het onderhandelen geweest over den verkoop van drie varkens. Van woord tot woord kon Gijs door het dunne beschot verstaan wat gesproken werd. Daar was zijn ziel bij. En toen Steven eindelijk van den prijs iets wou laten vallen, had de gierige broer uitgeroepen:

„Geen halven schelling minder." Zoo was hij heengegaan.

Nog eens: Wat baat het den mensch, zoo hij de geheele wereld gewint, en lijdt schade aan zijn ziel?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juli 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juli 1905

De Heraut | 4 Pagina's