GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WEGEN.

XXIII.

EEN LEVENSGESCHIEDENIS.

Al voortwandelende kwamen zij aan een plek, waar een bank stond. Hier zette Parker zich neer, en noodde zijn gast ook plaats te nemen. 't Uitzicht was er prachtig. Ze zaten onder dikke, schaduwrijke boomen; voor hen lag een breede vijver, die glansde in het zonlicht. Daarachter strekten zich de groene velden uit, ver, heel ver, zoodat Pieter kon gemeend hebben in Holland te zijn; alleen was de grond hier en daar heuvelachtig.

Nauw waren zij gezeten, toen zij bespeurden hoe een vogel, die zoo even was opgevlogen, nu weer neergestreken, gestadig om hen heen trippelde. Spoedig bleek de oorzaak. In de aarde vóór hen woelde een groote worm, die blijkbaar zijn best deed, zich zoo diep mogelijk in den grond te graven, wat hem al ten deele gelukt was. Doch eensklaps schoot de vogel toe, greep het kruipend gedierte en vloog weg, om ginds zijn buit op te eten.

„Die zal ten minste geen kwaad meer doen, " zei Pieter, „Ik heb 't bij ons in Utrecht dikwijls gezien, hoe de kippen ook die wormen wisten te pakken, groote regenwormen, die 's morgens nog half uit de galen lagen."

„Wjet u wel mijnheer, waar ik aan dacht, " zei Parker, „mij docht zoo, dat er menschen zijn, die op dien worm gelijken. Zij wroeten in de aarde om daar alles te vinden wat hun hart begeert en denken aan niets hoogeïs. En terwijl zij zoo bezig zijn, komt plotseling de grijpvogel die de Dood heet, en rukt hen weg."

„Maar mijnheer Parker", hernam Piet, „een mensch mag zich toch wel beijveren om vooruit te komen. Geld verdienen is immers geen zonde, en de dood kan iemand altijd verrassen."

„Zeker, maar de een is bereid en de ander niet. Dat is het onderscheid."

„Maar, " vervolgde de heer Parker terwijl hij een nieuw pijpje stopte, „ik zou u wat uit mijn leven vertellen. Dat kan nog wel vóór den eten.

„U moet dan weten, gelijk hier iedereen weet, dat ik geboren ben hier een heel eind van daan, in Durham. Mijn ouders waren doodarme menschen en daarbij hadden ze geen kennis van de dingen van Gods koninkrijk; ik hoop dat u die wel kent.

„Nu dan, ik leerde in mijn jeugd heel weinig en voerde veel kwade streken uit, tot ik zoo ongeveer vijftien jaar was geworden. Toen stierf mijn vader. Moeder, die veel ziek was, kreeg ten plaatsje in 't armenhuis en ik mocht daar ook slapen, als ik maat zelf voor mijn kost zorgde. Zoo werd ik dan jongen bij den doipssmid en dat beviel me goed, want ik had nog al een vrij leven, en moest dikwijls mee naar de buitenplaatsen, om er de paarden te helpen beslaan. Mijn baas had er ook schik in en gaf me al gauw een heel goed loon voor mijn doen; ook kreeg ik dikwijls nog wat eten.

„Ik heb daar veel geleerd, maar van het beste dat een mensch leeren kan, wist ik toen nog niets. Ik bedoel, dat ik nog geheel buiten God leefde. Wel kwam ik eiken Zondag in de kerk, maar dat was alleen omdat er op gelet werd, en als ik er niet kwam, ik ook niet meer in het armenhuis zou mogen slapen. Onder de preek sliep ik ook veelal.

„Zoo leefde ik voort tot mijn twintigste jaar. Toen stierf mijn moeder en daarmee veranderde veel. Ik moest nu een eigen onderkomen zoeken, en juist terwijl ik daarnaar uitzag, kwam een rijk heer uit den omtrek vragen, of ik lust had bij hem te komen op zijn buiten. Ik zou daar wonen en vast werk hebben van allerlei, ook in mijn vak, want het was een groote bezitting met veel huizen er op, en hij hield wel twintig paarden voor de jacht en zoo meer. Ik nam dat graag aan en ging er heen, niet wetende wat er al uit volgen zou.

„Want nog geen twee dagen was ik er, of toen ik 's morgens op een hooizolder was, overkwam mij 't ongeluk, dat ik door eenhijschgat viel, dat ik niet had opgemerkt. Ik deed een zwaren val. Toch voelde ik in 't eerst niet veel pijn. Maar toen ze mij opnamen, bleek dat ik mijn been had gebroken.

„Ik moest natuurlijk naar bed en werd erg

ziek. Mijn nieuwe meester, die het zoo onge lukkig met mij trof, was gelukkig heel vriendelijk voor mij en zorgde voor alles. Ik lag een week of zes ziek, maar werd best verpleegd en toen ik weer kon opstaan en loopen, wou mijnheer toch niet' dat ik weer aan 't werk ging, vóór ik nog was aangesterkt. U begrijpt dat ik, toen ik beterde, mij geweldig lag te vervelen Want ik was soms uren alleen.

„Uat hoorde de schoolmeester van het dorp en hij kwam mij eens opzoeken. Ik hield niets van schoolmeesters, maar deze was een man dien ik lief kreeg. Hij las me wat voor, praatte met mij en toen hij merkte dat ik bijna niet lezen of schrijven kon, was hij wezenlijk zoo vriendelijk om het mij nog te gaan leeren."

„En hadt u daar lust in.”

„Zeker, ik was nu niet meer zoo dwaas als vroeger, en begreep heel goed dat ik zonder lezen en schrijven, altijd een brekebeen blijven zou. 't Ging wel niet vlot, maar ik kwam toch langzaam vooruit, en had nu meteen bezigheid. Mijn leerboek was de Bijbel, en dat ik daar nu zooveel van uit het hoofd kan, heb ik aan dien tijd te danken.

„De goede schoolmeester deed evenwel nog meer. Hij leerde mij niet alleen den Bijbel lezer, maar trachtte ook mij het uit te leggen. Dit kostte hem wel moeite, ook al en misschien wel het meest, omdat ik niet veel lust had naar die uitlegging te luisteren, 't Kon mij niet schelen. Ik wilde maar weer beter worden en dan hard werken en veel verdienen en vooruit komen, net als meer menschen.”

En mijnheer Parker keek Pieter veel betee kenend aan, die alleen zei:

„Ja, mijnheer, dat komt wel meer voor." „Nu, " vervolgde Parker, „toen ik eindelijk weer beter was en 't werk kon hervatten, ging ik mijn ouden gang, ik deed mijn best voor dit leven en zocht het hier beneden, net als die aardworm. Op een Zondag ging ik al vrij vroeg de deur uit. Ze dachten dat ik naar de kerk ging, maar 't was heel anders. Ik had mij voor genomen te gaan kijken naar een gevecht tus schen twee bulhonden, dat anderhalf uur ver zou plaats hebben. Ik mocht dat toen graag zien en er kwam altijd veel volk.

„Toen ik dan ook bij de plek kwam, liepen er al heel wat menschen. We moesten tusschen de heuvels zijn en ik ging daarop af, toen ik op eens een heel groepje menschen zag, die schenen te luisteren naar een die in hun midden stond. Ik werd nieuwsgierig en ging er ook heen.

CORRESPONDENTIE.

J. W. de L. te A. Uw brief is ontvangen. We lezen er uit de teksten Lev. zi : 12 en 8 : 35. Is dat zoo goed, dan hopen we op de bedoelde vraag en ook op de nieuwe weldra een antwoord te geven. De bovengenoemde teksten zien niet op hetzelfde, zoo als wel blij kes zal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 januari 1906

De Heraut | 4 Pagina's