GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. Wielenga, onze moedige zendingsdienaar op Soemba, schreef een zeer belangrijken brief aan Deputaten, waarin hij meedeelingen doet over de verbranding van zijn woning en de vermoedelijke oorzaken van deze aanslagen der bevolking op onzen zendingspost:

’t Is een treurige tijding, welke ik n zenden moet. Onze pas gestichte, bijna voltooide, nog niet geopende Zendingspost onder de Soembaneezen is afgebrand. Moedwillig in brand gestoken door twee onbekende Soembaneezen. Maar laat mij in geregeld verloop de geschiedenis vertellen. Zooals u allen Weet duurde de bouw wat lang, door 't uitblijven van 't bestelde houtwerk van Java. Nu kreeg ik Whter 17 November cement en zink voor de keuken. 30 November zou de planken orawanding komen. Wanneer we dus vlug doorgewerkt hadden, was ' misschien dit jaar reeds voltooid. Maar de wegen U6S Heeren zijn niet onze wegen, 't Was Maandagavond 19 November, omstreeks 7V2 uur, dat ik bericht kreeg van de Bruyn: sKom eens even kijken, in de verte is brand.c< Zoo stonden wij samen te turen en te overwegen waar 't wel zou zijn. 't Was in de richting van Pajéti. De vlam-•öen waren duidelijk zichtbaar. Er waren reeds d v k r S d d g een paar boden uitgezonden om eens te hooren de juiste plaats van den brand. Onze gedachten waren: «misschien staat 't bivak der militairen in brand.» Dit is nl. pas gebouwd, en ligt vlak achter mijn erf, echter de rivier er tusschen.

Maar 't klopte onrustig in mijn hart; na mijn vrouw gewaarschuwd te hebben, steeg ik met mijn n jongen Filippus te paard, om eens te gaan zien.

Ik was echter nog niet ver gereden, of ik hoorde in den donkeren avond 't harde geloop van menschen. Op mijn geroep «wie daar», bleken 't te zijn de twee uitgezonden jongens van de Bruyn. Ademloos riepen ze mij toe: »uw buis is brandende.» Dicht achter hen dook nu op de bewaker van 't huis, de heiden-Soembanees ïanja, gewapend met zijn lange lans. Hij kon 't slechts bevestigen. Ik wilde eerst doorrijden, maar gedachtig aan mijn vrouw, keerde ik terug om 't haar zelf te vertellen. U kunt zich voorstellen boe 't bericht haar en ons allen trof. 't Werk van maanden in enkele uren verwoest. Ja, de weg is soms donker en moeilijk welken de Heere met ons houdt.

Hoe is 't nu gebeurd ? U moet weten, ik heb voor den nachtwaker een huisje gebouwd. Deze man is zeer betrouwbaar en werkt reeds jaren voor ons te Kambaniroe Vroeger bij den nu overleden onderwijzer, 't laatste anderhalf jaar bij ons. 't Was Maandagavond plm. 7 uur, reeds donker. Tanja zat rustig in 't groote huis; eensklap ziet hij vage omtrekken van twee ruiters, die langzaam 't erf oprijden. Hij gaat naar buiten, en vraagt: »wat moeten jelui ? » Geen antwoord volgde, 't Tweetal zette echter de paarden aan en met drillenden lans stormden zij op hem toe. Vluchten was 't eenige, en met groote tegenwoordigheid van geest vluchtte hij in 't groote huis, waar hij natuurlijk goed den weg kon vinden in de kamers. Van hier uit zag hij nu wat gebeurde. De ruiter op 't witte paard reed op zij van 't groote huis, stak een lucifer aan, en 't dak van alang alang begon helder te branden. Hij reed naar de andere zijde van 't huis, en s ak 't daar ook aan. De andere ruiter, op een zwart paard, ging naar de bijgebouwen, verrichtte daar zijn boosaardig werk, . Zoo stond in minder dan geen tijd alles in lichte laaie vlam. Tanja echter deed voortdurend niets dan luidkeels gillen om hulp. Vlug kwam er dan ook hulp opdagen uit de Kampong Pajéti. De beide ruiters waren intusschen in vollen ren gevlucht in den duisteren avond. Spoedig waren vele Soembaneezen uit de Kampong op 't erf. En nu gingen zij redden, wat er nog te redden viel. Bijna alle ramen en deuren werden er nog uitgehaald. Uit de bijgebouwen werd nog gered een tweetal kasten en wat ijzerwerk. De bevolking heeft uitstekend geholpen, één van hen liep zelfs brandwonden op. Een klein gedeelte van de bijgebouwen is nog staande gebleven, door nat houden en doordat 't nog niet verbonden was uj et't andere gedeelte, is 't behouden gebleven. Bovendien, den Heere zij dank, menschenlevens zijn niet te betreuren. Ik had na 't berichten aan mijn vrouw er terstond

heen gewild. Maar èn mijn vrouw èn Mevr. de Bruyn waren zeer geschrokken, en hielden mij terug, 's Avonds elf uur kwamen uitgezonden boden terug en deelden mede dat alles afgebrand was.

Den volgenden morgen om zes uur gingen de Bruyn en ik er heen. Ons beider werk was ver nietigd. Treurige rookende puinhoopen. De bevol king van Rajéti kwam treurig schoorvoetend nader, in langzamen tred achter elkaar; alsof zij moesten hooren een vernietigend vonnis uit mijn mond. Maar hun gezichten klaarden op, toen ik hun hulp prees en verklaarde dat wij vrienden waren en bleven. Wat kwaadwilligen deden, kon geen verandering brengen in onze verhouding'.

En nu de oorzaak, ja broeders, dal is niet zoo gemakkelijk te beantwoorden. Maar èn de Bruyn en ik zijn van oordeel dat 't niet een daad is gericht tegen de Zending, noch een persoonlijke wraak tegen mij. Naar onze gedachten (en dit is ook zoowat de opinie der menschen) is 't een vijandige daad tegen 't Gouvernement. Zooals bekend is, de pas afgeloopen expeditie tegen Memboro, is 't begin geweest van een meer rechtstreeks ingrijpen van 't Gouvernement. Daarom werd luitenant Rijnders te Waingapos aangesteld als militair Gezaghebber over Soemba. Voor de militairen bouwde de bevolking een Kampement, zooals gezegd, op een paar honderd meter afstands van mijn erf, echter is de rivier tusschen ons in De Soembanees, ongewend aan militairen, voelde zich on rustig, en meer dan eens heb ik hem kalmeerend toegesproken. Nu zijn er echter onder de Soembaneezen hier en daar echte rooversbenden, door de radja's soms niet in toom te houden, soms oogluikend begunstigd. Vooral tegen hen wordt streng opgetreden. Zoo werd een veertien dagen geleden, in Kapoendoek, een goede halve dagreis hier van daan, door de soldaten een kampong van een berucht hoofd overvallen, mst 't doel dezen gevangen te nemen. Hij ontsnapte echter, met achterlating vaa vijf dooden. De militairen namen de paarden uit zijn kampong mede en brachten die te Waingapoe. Daaronder was een prachtig MarapoepaardJ Wat gebeurt nu. Een vijftal dagen geleden wordt dit paard midden uit Waingapoe gestolen, en nog wel uit een stal, op 't erf van een zestal militairen. Verbazend brutaal. Ik vertel dit alleen om te laten zien, dat een Soembanees ook nog wel durft, al is 't dan in donker en op heimelijke wegen. Hij weet wel, vechten tegen de soldaten kan hij niet. Dan maar op andere manier uiting gegeven aan zijn wraakzucht. En hoogstwaarschijnlijk zijn wg hier het slachtoffer van geworden.

Dus als zoodanig is 't geen optreden tegen de Zending, maar meer tegen »de witte menschen' in 't algemeen, en dat nu door 't optreden van 't Gouvernement tot uitbarsting komt. Openlijk durft hij niet optreden, maar donkere wraakoefening is zoet. Ik schreef laatst nog naar huis, u. behoeft niet ongerust over ons te wezen. Wij hebben nu vlak bij een dertigtal militairen. Maar 't is met deze zaak ook: »vest op prinsen geen betrouwen", 't Bivak heeft ons niet geholpen. De inlandsche sergeant, beangst voor een overval, riep al zijn manschap in 't geweer en stond zwaar gewapend, maar bleef waar hij was en kwam niet buiten zijn omheining ter hulpe! 't Is daarom te meer dat ik de Soembaneezen van Pajéti geprezen en bedankt heb voor hun spoedige hulp, aan den »witten man" bewezen.

De menschen helpen nu 't terrein weer in orde brengen, de verbrande balken etc. wegdragen. Mijn waker is weer welgemoed naar zijn post getrokken, en zoo zijn we met een man of zes weer aan het werk getogen.

In overleg met Deputaten heeft Ds. Wielenga besloten het zendingsgebouw weerop te bouwen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1907

De Heraut | 4 Pagina's