GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het rapport van de deputaten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het rapport van de deputaten

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsteraatn, 24 Januari 1908.

Het rapport van de deputaten, door de Utrechtsche Synode benoetnd om een nieuwe vereenkomst te ontwerpen rakende het verband tusschen de Geref. Kerken en de Theol. fac. der Vrije Universiteit, is door de daartoe benoemde deputaten aan de Kerkeraden toegezonden.

Om het hoog belang, dat dit rapport heeft, wenschen we het geheel in ons blad af te drukken, opdat het zoo in ruimer kring bekend v/orde. We geven ditmaal alleen het rapport. Een volgend maal het Concept van een nieuwe overeenkomst.

Aan de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, te Amsterdam 1908.

Eerwaarde Breeders !

De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken, die in 1905 te Utrecht vergaderd is geweest, heefc aan W. Breukelaar, W. H. Gispen Jr., H. Hoekstra, L. Kuiper en R. W. J. Rudolph opgedragen „eene nieuwe overeenkomst, rakende üet Verband tusschen de Gereformeerde Kerken en de Taeologische Faculteit der Vrije Universiteit, te ontwerpen, en dit concept vóór den len Febtuari 1908 aan de Kerken te zenden."

Genoemde deputaten hebben de eer u rapport te doen van kunnen arbeid, en het door hen ontworpen concept u aan te bieden.

Zij wenscben daarbij u allereerst mede te deelcn, hoe zij den last der Synode van Utrecht hebben opgevat.

Blijkens Art. in der Acta, werd terSyoode voorgesteld: „vijf deputaten te benoemen mei opdracht, om eene her'.iening van de tegenwoordige regeling van het Verband tusschen de Kerken en de Tneologische Faculteit te ont werpen, en dit concept voor den len Februaii 1908 ter kennis van alle Kerken te brengen en lu te dienen bij de eerstvolgende Generale Synode."

Dit voorstel spreekt van eeae „herziening" der tegenwoordige regeling.

Gehoord het advies van hare commissie ad hoc, heeft de Syoode ^zie Art. 137 barer Acta), zonder stemcuiug en derhalve met goedvindeii van alle leden en praeadviseerende leden, besloten „dit voorstel aan te nemen en vijfdepu taten te benoemen m: t last en volmacat eene nieuwe overeenkomst, rakende het Verband tus scneu de Gereformeerde Kerken en de Tneolo gitcbe Faculteit van de Viije Universiteit, te ontwerpen".

De Synode besloot dus „bet voorstel aan te nemen", waarin sprake was van eene „herziening'', maar droeg te gelijk aan de deputaten op „eene nieuwe overeenkomst te ontwerpen". Uwedepu taten hebben gemeend dit aldus te moeten verstaan, dat zij door herziening der bestaande regeling moeten trachten eene nieuwe regeling te ontwerpen.

De tegenwoordige overeenkomst is in 1891 gesloten tusschen de Voorloopige Synode van de Nid. Giteformeerde Kerken en de Vereeni ging voor ilooger Ouderwijs op Gereformeerden Grondslag.

Bij de vereeniging der beide Kerkengroepen in 1892, is die overeenkomst onveranderd ovcr genomen en voorloopig van kracbt verklaard.

De Kerken hebben in bare latere Generale Syaoden daarin geen verandering gebracht.

Wel ligt in h, ; t besluit der Generale Syoode van Groningen — zie Art. 52 punt 10 dei Acta — de wenschelijkheid uitgesproken om later op dit verband terug-te komen, maar de overeenkomst is tot heden onveranderd geble ven. Alleen heefc de Generale Synode van Utrecht het getal barer deputaten voor dt oefening van het verband van drie op vijf gebracbt.

Wat nu de tegenwoordige regeling van het verband tusschen de Kerken en de Tneologische Faculteit der Viije Universiteit betreft, mag met dankbaarheid worden herinnerd, dat zij in de praktijk niet ongunstig gewerkt neefc.

Nooit heeft deze overeenkomst tot eenige noeite aanleiding gegeven of is er eenige klachtc ingediend, dat mei de adviezen van de depu taten der Generale Synode niet behoorlijk rekening werd gehouden. Drang tot herzienitig ligt dus niet in gerezen moeite of gebleken verschil.

Tocb zijn uwe deputaten eenparig van oor deel, dat een breede herziening metterdaad dringend noodig is.

Vooreerst toch is thans, na ruim zestien jaar, de tijd wel gekomen, dat de bestaaüde regeling, die slechts een voorloopig karakter draagt, door een meer dtfinitieve worde vervangen.

Bjvendien zijn enkele artikelen in de geldende overeenkomst voor onderscheiden uitlegging vatbaar, gelijk b.v. Art. 2, 3 en 4, die, bij eventueel verschil, zeer licht tot moeilijkheid aanleiding zouden geven.

Maar vooral dringt tot ingrijpende herziening het feit, dat verschillende aangelegenheden, rakende het • Verband tusschen de Kerken en de Tneologische Faculteit, in de tegenwoordige regeling niet of met afdoende geregeld zijn.

Zoo zijn in 't geheel niet of met afdoende geregeld: de gevolgen, die Kerkelijke censuur neeft voor de positie der Hoogleeraren in ae Tbeologische Faculteit; de invloed der Kerken bij eventueele benoeming; het getal der dienstdoende Hoogleeraren in de Theologische Faculteit; de wei king van het Kerkelijk toezicht op de Hoogleeraten en hun onderwijs; de onder tcekening der Formulieren van Eemgheid door de Hoogleeraren; het zeggenschap der Kerken bij scborsing of ontslag van Hoogleeraren inde Tneologische Faculteit; de invloed der Kerken bij de vaststelling van de series lectionum; en de steun, waarop de Tneologische Faculteit van de zijde der Kerken mag rekenen.

Uwe deputaten zijn derhalve van oordeel, dat ingrijpende herziening op al deze punten dringend noodig is.

Bij het ontwerpen nu van de Concept overeenkomst, hebben uwe deputaten zich niet geroepen geacht daarbij een poging te wagen cm een weg te vinden, die misscQien zou kunnen leiden tot oplossing der „opleidingsquaeslie, " die reeds sinds jiren in onze Keiken aan de orde is. Dit lag niet in de opdracht, die hun werd gegeven. Om dezelfde redenen hebben zij gemeend, dat het ook niet op hun weg lag een cruisch onderzoek in te itellen, betrtffinde de (tatuien en reglementen der Veresniging voor iïooger Onderwijs op Gereformtcrden grondilag. De eenige vraag die z{} zich hebben gesteld, H is deze: Hoe kan bet verband tusschen de c Gereformeerde Kerken en de Theologische Fa­ d culteit der Vrije Universiteit behoorlijk worden z geregeld ?

Bij de beantwoording dier vraag, achten uwe deputaten niet noodig in hun lapport u een historisch overzicht aan te bieden, hoe in den loop der tijden de verhouding tusschen de Kerken en de Univerfiteit in het algemeen en tusschen de Kerken en de Tneologische Faculteit in het bijzonder, geregeld of ook niet geregeld is geweest.

Eveneens oordeelen zij overbodig een principieele uiteenzetting te geven van de beginselen, die de regeling dezer materie beheerschen.

Zij hebben slechts getracht een overeenkomst te ontwerpen, waarbij, naar zij hopen, zonder verloochening van beginselen en zonder de historie uit het oog te verliezen, het belang dei Kerken in de tegenwoordige omstandigheden behoorlijk gewaarborgd wordt.

Nu staat het boven allen twijfel vast, dat de Kerken het hoogste belang hebben bij eene deugdelijke opleiding van hare aanstaande Die naren des Woords. Het behoeft geen betoog, dat dit een levensbelang voor onze kerken is.

De Kerken moeten zooveel mogelijk waarborg m hebben, dat de scholen, waaraan zij de oplei o ding en vorming barer aanstaande Dienaren k toevertrouwen, ook metterdaad een deugdelijke g opleiding en vorming geven, naar eisch van de behoefte der Kerken.

Ook aan de Tneologische Faculteit der Vrije Uoiversiteit wordt door onze Kerken de opleiding toevertrouwd.

Voor de Kerken is het derhalve van groot belang, dat de overeenkomst tusschen haar en de Theologische Faculteit zooveel mogelijk waarborge, dat de opleiding, die de Theologische Faculteit der Vrije Uoiversiteit geeft aan de aanstaande Dfenaren des Woords in de Gereformeerde Kerken een deugdelijke vorming biedt.

Hiervan uitgaande, zijn uwe deputaten van oordeel, dat de Vereeniging voor Hooger Onderwijs aan de Kerken het navolgende behoort te waarborgen:

Ten eerste. Wie als Hoogleeraar of Lector in de Taeologische Faculteit optreedt, moet belij dend lid van ééoe der Gereformeerde Kerken '.ijn. De Vereeniging voor Hooger Onderwijs stelt dit trouwens zelf reeds als eisch.

Ten tweede. Bij eventueele benoeming van Hoogleeraren of Lectoren in de Theologie, moet aan de gezamenlijke Gereformeerde Ker ken zoodanige invloed worden verleend, dat de beooideeling en ten leste ook de beslissing over de zuiverheid der belijdenis, de behoorlijk heid van den levenswandel en de geschiktheid om op te leiden tot den dienst des Woords, staa> Dij de Kerken.

Dit is voor de Kerken van het hoogste be lang. Aan de Kerken komt het recht toe om te oordeelen en te beslissen of iemand, die to^ Hoogleeraar of Lector zal worden benoemd zuiver staat in de belijdenis der Waarheid, en zijn wandel vertrouwen verdient en hij geschiki kan worden geacht om op te leiden tot den dienst des Woords in de Gereformeerde Kerken,

Inzonderheid moet de zuiverheid der belijdenis boven alle verdenking verheven zijn. En mits dien behoort vooral op dit punt sterke waarborg te worden verleend.

Ten derde. De Kerken behooren zekerheid te hebben, dat de onderwijskrachten in de Theologische Faculteit voldoende zijn.

Daarom is het gewenscht, dat er een minimum getal Hoogleeraren worde vastgesteld, en de vervulling eener vacature, zonder bewilliging der Kerken, niet tot in het onbepaalde kan worder. uitgesteld. Een getal van ten minste vijf Hoog leeraren kan voldoende worden geacht, ook ai wijden de Hoogleeraren een gedeelte van hui< lijd en kracht aan wetenschappelijken arbeid, die niet direct voor de opleiding noodig is. Tiouwens, het tegenwoordige getal der dienst doende Hoogleeraren is eveneens vijf.

Ten vierde. De B oogleeraren en Lectoren ir de Tneologische Faculteit behooren, ten genoegec van de Kerken, hunne instemming te betuigen met de Formulieren van Eenigheid, en zich te verbinden in woord of geschrift niets te zullen leeren, dat daarmede strijdig is.

Ook de Universiteit vordert dit voor haar zelf. Maar ook de Kerken moeten ten deze gewaarborgd zijn.

Het is derhalve noodig, dat de Hoogleeraren en Lectoren, eer zij in mnctie treden, een doo> de K erken vastgesteld formulier onderteekenen.

Ten vijfde. Wijl de Hoogleeraren niet direci in dienst der Kerken staan en dus niet dooi de Kerken worden geïnstrueerd, is het gewenscht dat hun instructie aan het oordeel der Kerken worde onderworpen, opdat zij niets bevatte hetwelk in strijd is met het accoord, gesloten lusschen de Kerken en de Vereeniging voor Hooger Onderwijs. Ook dit behoort derhalve geregeld te worden.

Ten zesde. Aan de Kerken komt het toe, geregeld toezicht te houden op het onderwijs in de Tneologische Faculteit, en wel alzoo, dat dit toezicht niet slechts nominaal zij, maar ook feitelijk geoefend worde. Derhalve behoort het recht tot bijwoning der colleges en der examina voor de Kerken te worden gestipuleerd.

Ten zevende, Aan de Kerken moet het recht worden gewaarborgd dat zij de scborsing of het ontslag kannen vorderen van ieder Hoogleeraar of Lector in de Theologische Faculteit, die naar haar oordeel afwijkt van de belijdenis, die in zijn wandel zich onbehoorlijk gedraagt, of die blijkt ongescaikt te zijn om op te leiden tot den dienst des Woords m de Gereformeerde Kerken.

Ten deze behoort de Vereeniging voor Hooger Onderwijs het oordeel der Kerken onvoorwaardelijk te eerbiedigen.

Daarom moet de invloed der Kerken in dit opzicht zoo geregeld worden, dat hierbij steeds het laatste woord aan de Kerken sta.

Ten achtste. Een behoorlijk verband tusschen de Kerken en de Tneologische Faculteit brengt mede, dat de Vereenigiog voor Hooger Onderwijs, ten opzichte der Hoogleeraren en Lectoren m de Tbeologiscoe Faculteit, alle beoordeeling over de zuiverbeid der belijdenis, de behoorlijkheid van den levenswandel en de gescniktheid om op te , leiden, geheel aan de Kerken overlate.

Mitsdien behoort, ter oorzake van afwijking in du stuk, geen Hoogleeraar of Lee or te worden ontslagen, zonder bewilliging der Kerken,

Ten negende. Eindelijk eischt het belang der Kerken, dat in alle vakken onderwijs worde gegeven, die de Kerken noodig achten, en in elk vak het onderwijs ten minste zooveel omvattend zij, als naar het oordeel der Kerken voldoende is voor hare aanstaande Dienaren des Woords. Hieruit volgt, dat aan de Kerken de noodige invloed moet worden verleend op de vaststelling van de Series Lectionum,

Voorts spreekt het van zelf, dat op de studenten, die worden opgeleid tot den dienst des Woords in de Gereformeerde Kerken, behoorlijk toezicht moet wordmi gehouden, en dat de Hoogleeraren eener andere Faculteit, die enkele colleges geven in de Theologische Faculteit, voor dat gedeelte van hun onderwijs ook onder hetzelfde kerkelijk toezicht behooren te staan als de Hoogleeraren in de Theologische Faculteit.

Wanneer nu al wat genoemd werd behoorlijk geregeld is, dan is van de zijde der Vereeniging voor Hooger Onderwijs aan de Kerken alle waarborg verleend, waarop zij, naar het oordeel van uwe deputaten, aanspraak mogen maken, zonder zich met de inwendige aangelegenheden der Universiteit te bemoeien of hare vrijheid te beperken.

Omgekeerd behooren de Kerken aan de Vereeniging voor Hooger Onderwijs de eere en den steun te verleenen, waarop de Theologische Faculteit harer Universiteit recht heeft krachtens baar verband met de Kerken.

Vooreerst zijn de Kerken gehouden aan de Vereeniging voor Hooger Onderwijs een wezenlijk toezicht op de Theologische Faculteit te waarborgen. Daartoe is ook noodig, dat de Kerken alles, wat zij inzake de opleiding wenschelijk oordeelen, ter kennis van de Theologische Faculteit brengen.

In de tweede plaats behooren de Kerken de mannen, aan wie zij de opleiding toevertrouwen, ook te eeren door van hunne voorlichting in kerkelijke zaken gebruik te maken. Dit kan zeer geschikt, als de Kerken zich verbinden om de Hoogleeraren der Theologische Faculteit uit te ooodigen, als adviseerende leden in hare Generale Synoden zitting te nemen.

En eindelijk moeten de Kerken de Theologische Faculteit, die haar dient, niet alleen zedelijk maar ook fioancieel steunen.

Het komt uwe deputaties voor, dat dit het best kan gf'schieden door toekenning van eene subsidie. Tot nu toe werd door de Kerken voor de Tneologische Faculteit geregeld gecollecteerd.

Tegen de bestendiging hiervan is wel eenig be'.waar.

Vooreerst is de opbrengst van eene collecte altoos eenigszins wisselvalïg. Een vaste overeenkomst behoort echter ook vaste bedingen te stellen, waarop van weerszijden gerekend worden kan.

Bovendien is het niet gewenscht, dat de Ker Iten meer bijdragen, dan billijk is, of minder, lan waarop de Tbeologische Faculteit naar den nnaatstaf der billijkheid aanspraak mag maken Een collecte brengt evenwel altoos min of meer lit gevaar mede.

Voorts zal het verleenen van eene vaste subsidie den indruk versterken, dat hetgeen de Kerken alzoo bijdragen, metterdaad voor eene '.aak van eigen belang bijeengebracht wordt. Ook al wil men het bedrag der subsidie door collecte bijeenbrengen, dan wordt er toch slechts gecollecteerd voor een eigen aangelegenheid.

Eindelijk zal door toekenning van subsidie lUe aanleiding tot ongewenschte vergelijking tusschen de collecten voor de Theologische School der Kerken en de Theologische Facul ceit geheel vervallen.

Om deze redenen zijn uwe deputaten van oordeel, dat een vaste bijdrage te verkiezen is boven een collecte

Natuurlijk is de bepaling van zulk een bijdrage alttijd eenigszins willekeurig.

Wellicht verdient het aanbeveling, dat de Ker ken zich bij contract tot een minimum verbinden. Elke Generale Synode kan dan zoo noodig oader het bedrag bepalen.

De laatste jaren werd gecollecteerd in:1903 /• 11790.376; 1904 /I44Ï4.34; 1905 / 13741 96 ^n 1906 /14060 68.

Wellicht mag dus een bedrag van/12500 — > ls minimum niet onbillijk worden geacbt. De Kerken zouden daarmee op zich nemen, om sireeks de helft van het bedrag der traktementen voor de in de Taeologische Faculteit vereischte Hoogleeraren, aan de Vereeniging voor Hooger Onderwijs uit te keeren.

Als nu de Kerken hunnerzijds zich verbinden 'ot wat genoemd werd, dan voldoen de Kerken tan wat ten dezen, naar het oordeel van depu iaten, op haar weg ligt.

V or de oefening nu van een goed verband, scbijat het uwe deputaten gewenscht toe, dat dit 'an de zijde der Kerken geschiede door leputaten, die de Generale Synode daarvoor benoemt en instrueert, met dien verstande even 'vet, dat bij verschil ten leste de beslissing niet {taat bij deze deputaten, maar alleen bij de Generale Synode.

Wellicht verdient het aanbeveling daarvoor 12 deputaten aan te wijzen. Wel is dit getal betrekkelijk groot. Maar zal het toezicht serieus '.ijn, dan is daaraan vrij wat arbeid verbonden, zoodat een ruim getal deputaten de uitvoering van den arbeid gemakkelijk maakt.

Bovendien kan dan de Generale Synode reken ng houden met de 12 Pwt. Synoden, door uit het ressort van elke Part. Synode een deputaat aan te wijzen voor dezen arbeid.

Op grond van bovenstaande overwegingen zijn uwe deputaten van oordeel, dat het Verband tusschen de Gereformeerde Kerken en de Vrije Universiteit behoorlijk zal zijn geregeld, indien er een accoord wordt getroffen overeenkomstig bet Concept, dat zij hierbij ter uwer overweging u aanbieden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Het rapport van de deputaten

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1908

De Heraut | 4 Pagina's