GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

I. ZANCHIUS. Commentaar op Paulus' Zend brief aan de Philippensen, uit het Latijn vertaald door G. WiELENGA V. d. m. te Delft. Kampen J. H. KOK. 1908,

HIERONYMUS ZANCHIUS 1516—1590 is een van de voorname gereformeerde theologen geweest. Achtereenvolgens professor te Sraatsburg, Hei delberg en Neustadt, heeft hij in de laatste-stad de brieven van Paulus aan EFEZE, PHILIPPI. CoLOSSE en THESSALONICA voor zijn studenten behandeld. Na zijn dood werden deze zijn vei klaringen uitgegeven. Een uitgave van zijn opera omnia verscheen in 1619 te Genève,

Van de zooeven genoemde commentaren is die op den brief aan EFEZE nog herdrukt in 1889 en wel in de Bibliotheca Reformata, Hel was Prof, Dr, A. H. DE HARTOG die niet alleen dezen herdruk bezorgde, maar daar ook belangrijke mededeelingen aangaande den persoon en den arbeid van ZANCHIUS aan toevoegde. Een herdruk van de drie andere commentaren bleef echter uit.

Ds. G. WiELENGA van DELFT, overtuigd van de belangrijkheid van den arbeid van dezen gelierden theoloog der i6s eeuw op het gebied van Schriftverklaring, wil nu ook dit drietal voor hen, die ZANCHIUS' opera omnia niet beïitten, toegankelijk maken.

Ook hij had zich daarbij kunnen bepalen tot een herdruk. Hij meende echter beter te doen een vertaUng te geven.

„Het dacht ons echter goed", zoo schrijft hij in zijn Voorwoord van den Vertaler, „deze belangrijke werken niet in het Latijn te doen herdrukken, omdat wij ze in handen wenschen te zien van een breeden kring van lezers en onderzoekers der Heiligs Schriften“.

Een zeker uitnemende gedachte, vooral waar men dan, gelijk Ds. WIELINGA doet, het oorspronkelijke trouw en juist weergeeft.

Van harte wensch ik, dat deze verklaring van ZANCHIUS' op de Philippensen druk moge worden gekocht door allen, die haar niet in het oorspronkelijke kunnen lezen. Zoo toch, alleen zal er bij vertaler en uitgever de lust inblijven om ook van de drie andere commentaren een overzetting te bieden aan ons gereformeerd publiek.

Indien ik mij een opmerking mag veroorloven, dan is het deze, dat bij een methode van Schrift verklaring als ook hier door ZANCHIUS is gevolgd, een korte inhoudsopgave niet ongewenscht is. Wellicht wil Ds. Wielenga bij de vertaling der drie andere commentaren zich ook nog deze moeite getroosten.

2. W. a BRAKEL Redelijke Godsdienst. Rotterdam, D. BOLLE,

Van dit weik, aan welks lezing zich ook voor mij nog altijd aangename herinneringen verbinden, geeft de uitgever BOLLE een herdruk.

Het zal compleet zijn in 48 afleveringen a 12I/2 cent.

Ik ontving de ie Aflevering en zal dus wachten met een beoordeeling tot ik ook de laatste ontvangen heb. Bij de Slot Aflevering komt gratis voor eiken inteekenaar een fraai portret van BRAKEL,

Op het titelblad doet eenigszins vreemd: In de tegenwoordig gebruikelijke spelling en daaronder met roode letters: Onveranderde tekst volgens de beste uitgave.

Heel duidelijk is dit zoo op het eerste gezicht zeker niet. De bedoeling zal echter wel zijn, dat de zin onveranderd bleef, al werd ook de spelling gewijzigd.

Ik wensch den heer BOLLE geluk met zijn onder-1 neming, BRAKEL verdient nog altijd gelezen te worden.

3 Paedagogisch Tijdschrift voor het christelijk onderwijs ouder redactie van K. VAN DEN BERG, A. JONKMAN, J. TH. R. SCHREUDER, H. J, VAN WIJLEN en J. C, WIRTZ CZN. G. M. Klemkerk. Hilversum. 1908.

Van dit nieuwe Tijdschrift, dat in tien a tie. veringen, elk a twee vel diuks, verschijnt, ontving ik de eerste. Aan de reeds genoemde redactie is medewerking toegezegd door enkele hoogleeraren, meerdere predikanten en vele schoolmannen van professie.

In haar Ter Inleiding verklaart de redactie, dat zij zich stelt bij de aanvaarding en uitoefening van hare taak op dat belijdende, historische en nationale standpunt, dat door onze vaderen in hun strijd tegen de Humanisten, tegen Rome, tegen de Wederdoopers en tegen de Armitiianen is ingenomen en bevestigd. Hieruit vloeit voort, dat haar richtsnoer is het Woord Gods. Zij gelooft, dat de Heilige Schrift de eenige, algenoegzame en onfeilbare norm moet zijn bij de beoefening der Paedagogiek, terwijl zij als kenbron mede aanvaardt, wat op het terrein der opvoeding iti natuur en historie door de algemeene Genade Gods aan het licht is getreden.

Op dezen grondslag wenscht zij te arbeiden in het belang van het christelijk Lager onderwijs in zijnen geheelen omvang.

Men ziet het deze verklaring aan, dat zij met de kunst in de wereld is geholpen. Vooral aan het hoofd kunt ge zoo merken, dat zij in de klem heeft gezeten.

Maar al is de redactie met deze haar verklaring, naar het mij voorkomt, minder gelukkig geweest, wijl de duidelijkheid ervan te wenschen overlaat, — voor mij althans, is heto.ni. niet recht duidelijk hoe een „standpunt" kan belijden en, zooals het daar staat, ook al niet recht duidelijk wie met „onze vaderen" in de eerste alinea zijn bedoeld, terwijl het mij heel geen gedachte aanbiedt, dat de Schrift de „eenige" norm moet zijn bij de beoefening der Paedagogiek — zeker is zij wat betreft den verderen inhoud, met deze ie Aflevering niet ongelukkig geweest.

Het magistrale stuk van BAVINCK geeft een kort maar helder overzicht van de richtingen in de Psychologie, waarbij ik mij alleen de vraag heb gesteld, of het geen aanbeveling verdient van „waarneming en denking" instee van „waarneming en ervaring" als de bronnen van alle kennis te spreken.

Volgt: De School als zelfstandig Instituut 1 van A. J. Dit is een opstel dat van veel nadenken getuigt. De Schrijver beweegt zich hier ook op het gebied van dogmatiek en wijsbegeerte.

Nu is het, voor wie zich op deze gebieden beweegt om er zijn medemenschen tot gids te zijn, een eerste vereischte, dat hij zich verstaanbaar uitdrukt, en aan dit vereischte voldoet A. J. in deze zijn bijdrage niet altijd. Ik meen hier ie mogen verwijzen b.v. naar een passus op p. 18, dien ik hier onveranderd afschrijf.

A. J. heeft het daar over: het wezen Gods.

„Dat wezen en de eigenschappen van dat wezen zijn onmededeelbaar. En nochtans — zelfs van die goddelijke weienheid bezit de mensch, het Beeld Gods, een flauwe afschaduwing, een afschijnsel in zijn zelfstandig bestaan, wel physisch voortgekomen uit zijn vootgeslacht, maat als persoonlijkheid geschapen, om identiek zichselve te zijn en eeuwig te blijven.”

Nog een voorbeeld.

Op p. 25 stelt de geachte schrijver ook nog zijn lezer de vraag: „Wanneer, in welk geval, is iets, is ook de school, een zelfstandigheid? " Ja juist, wanneer is iets eva zelfstandigheid? , ..

Eens kijken wat A, J, daarop antwoordt,

„In geval ze één eenheid vormt, niet alleen een eenheid in den wortel, die haar de levenssappen toevoert, eenheid in de groeiktacht; maar ook een éénheid in de takken, die de vruchten zullen toonen, d. w. z. in heel het onderwijzend personeel.”

Verstaat gij nu uit dit antwoord mijn lezer! wanneer, in welk geval, iets is, ook de school is, — een zelfstandigheid?

Ais „heel het onderwijzend personeel" er niet bijstond, liep ik groot gevaar uit dit antwoord te verstaan, dat het zooveel is als een boom.

Dergelijke onverstaanbaarheden in dit stuk des heeren A. J. acht ik des te betreurenswaardiger omdat er overigens zoo veel goeds in is.

Er komt nog een vervolg op.

Vervolgstukken acht ik voor een Tijdschrift als dh niet onbedenkelijk.

Maar, als het moet, wees dan toch wat minder onverstaanbaar, wat meer eenvoudig in uw 2 e stuk, zou ik den schrijver willen vragen.

Als bladvulling (? ) onder Sprokkels, uit de „Woche" van 18 Jan, 1908, een citaat uit CARMEN SYLVA'S : Was ich von Erziehung denke".

Hier zeker verdwaald, omdat het in dit boek van Carmen Sylva staat. Ik vind, dat die geleerde koningin over opvoeding in het algemeen en over het beantwoorden van zekere kindervragen al heel vreemd denkt.

Verder, een frisch en vlot geschre^fen opstel van H. J. VAN WIJLEN: Een greep uit en voor de praktijk van het onderwijs in de Nederlandscht taal.

Hier is de vakman aan het woord. Zulke bijdragen vooral zullen het Tijdschrift aan zijn bestemming doen beantwoorden. Daaruit valt te leeren. Alleen maar jammer, dat het niet in eens afloopt, maar in vervolgstukken komt.

Eindelijk: Uit andere Tijdschriften, een rubriek, die zich in 't vervolg over breeder terrein zal uitstrekken.

Nog eens, de redactie is met deze eerste Aflevering niet ongelukkig geweest.

De verschijning van dit Paedagogisch Tijdschrift voor het christelijk onderwijs is een verblijdend feit; vinde het steun vooral in de kringen onzer christelijke onderwijzers en ook daar buiten.

De prijs per jaargang is ƒ 2.50.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 mei 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 mei 1908

De Heraut | 4 Pagina's