GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN TWEEDE DE RUYTER.

IX.

NIEUWE STRIJD.

Wat op dit antwoord volgde was, begrijpelijkerwijs, een woedende aanval. Weldra regende het kogels in de haven, waar de Zweedsche schepen lagen, en in de stad Marstrand op wier bolwerken de Zweden hun batterijen hadden geplaatst. Zij lieten het hevig vuur der Denen niet onbeantwoord en schoten wakker terug.

De laatsten echter kwamen steeds nader. Het eene Zweedsche schip na het andere werd door de stoutmoedige vijanden genomen. Ten slotte wierp deze zich op het admiraalschip „Warberg" om dat te enteren.

Dit gelukte en juist wilden de Denen het vaartuig uit de haven slepen, toen een verschrikkelijke slag als van den donder de aarde deed beven. Een zuil van rook, torenhoog, steeg van Karlsteen op!

Wat was er gebeurd?

In een molen hadden de Zweden een deel van hun voorraad buskruit geboggen, en waanden het daar veilig. Nu echter was een Deensche kogel in het dak van den molen geslagen, die met al wat er zich in bevond in de lucht vloog. Schrik en ontzetting maakte zich van de Zweden meester en van dat hachelijk oogenbUk maakte Tordenskiold gebruik.

Aanstonds beval hij eenigen welbemanden roeibooten vooruit te varen naar het Zweedsche strand. Zelf stelde hij zich aan de spits. Weldra werd de havendam van Marstrand bereikt. Tordenskiold, als altijd de eerste, sprong aan land, snelde tegen den dam op en was aanstonds boven.

Nu sloeg den Zweedschen aanvoerders de schrik om het hart. Zooiets hadden zij niet mogelijk geacht. Zij namen de vlucht en de bevolking der stad, niet wetende; wat haar wachtte, vlood inderhaast mee. AUén renden de hoogte op om zich in de vesting Karlsteen te bergen.

Zoo waren in enkele uren haven en stad en vloot door de Denen vermeesterd. Welk een zegepraal 1 Thans zou ook de vesting zeker volgen,

Wel wist Wessel uit eigen aanschouwing, gelijk we Mgen, dat Karlsteen sterk was, maav iiij wist ook, dat de kiijgsvoorraad, kiuit en kogels, nu niet lang meei zou toeteikend zijn, en bovendien was de vesticg, thans van allen toevoer afgesneden, dooi uithongering in elk geval tot overgaaf te dwingen. Liefst echter voerde hij zijn plan spoedig uit.

Het leek er trouwens niet naar dat Karlsteen het lang meer houden zou. 't Werd den overste Dankwarth bijna onmogelijk verder de krijgstucht te handhaven. En toen nu de Deen sche vlootvoogd een nieuwen eisch zond dat men Karlsteen zou overgeven, of dat hij anders tot beschieten zou overgaan, riep Dankwarth zijn officieren bijeen om krijgsraad te houden. Ten slotte werd goedgevonden nog niet te beslissen omtrent de overgaaf, maar den Deenschen vloot voogd te vragen, of hij goedvond dat eenige Zweedsche officieren tot hem kwamen cm zich te overtuigen, dat de Denen de overmaeht hadden. Daarna zou men dan besluiten.

Wessel vond dit voorstel zeer goed.

Kort daarop zag men een aantal mannen Karlsteen verlaten en afdalen naar de stad. Voorop ging de ons bekende kapitein Utfall, die op het schip „Warberg" was geweest, maar zich bij den aanval der Denen had weten te redden en toevlucht op Karlsteen had gezocht.

Weldra bevonden zij zich te midden der Denen. Een hoofdoificier van de laatste trad vooruit. Het was Tordenskiold.

Zoodra kapitein Utfall dezen bespeurde, deed hij verbaasd een paar stappen achteruit en keek sds vertrouwde hij zijn oogen niet. Ook Tordenskiold herkende aanstonds den man, die hem had geboden te maken dat hij met zijn visch weg kwam. Lachend sprak hij:

„Ja, heer kapitein, gisteren woudt ge mijn visch niet koopen, vandaag moet gij ze duur betalen. Kom mee als ge wilt."

Nu geleidde de Deensche bevelhebber zijn gasten langs het strand, waar de Denen de batterijen der Zweden hadden bezet, en door de haven, waar hij hen wees op het versterkte Koe-eiland en op de Deensche vloot. Overal, dat zagen de Zweden zeer goed, wemelde het van vijanden. En dreigend was het geschut naar Karlsteen gericht. Kapitein Uitall kiyam tot de slotsom, dat bier de zaak voor Zweden hopeloos stond. Met deze ontmoedigende tijding keerden de afgezondenen naar de vesting terug. Toch wilde de bevelhebber, Dankwarth, niets weten van o/ergaaf. Karlsteen, zoo meende hij, was zoo sterk, dat vooreerst nog aan geen beiuachtigiog door den vijand was te denken.

Zoo werd dan aan den Deenschen bevelhebber nu beslist gemeld dat zijn efsch ook ten tweeden male was afgewezen.

Weldra gaven de Deensche kanonnen het antwoord. Het schieten begon opnieuw. De Zweden richtten uit de vesting hun moordend geschutvuur op de schepen der Denen, die bij Marstrand lagen en de Denen hunnerzijds slingerden ODoptioudelijk hun kanonkogels tegen en op Karlsteen. Dat duurde zoo, zelfs den geheelen nacht, voort.

Het tooneel dat de Jali-morgen te aanschouwen gaf was ontzettend. Het schieten was zoo moorddadig, dat de dekken der schepen dropen van het bloed der getroffenen. Oi? eral hoorde men gewonden kermen en lagen de lijken der gesneuvelden. De levenden en gezonden waren zoo afgemat dat zij nauwelijks meer voort konden. „Velen lagen uitgeput op den grond, alsof zij dood waren. De meesten voelden zich niet meer in staat een arm op te heffen."

Daarbij kwam dat de voorraad kruit en kogels zoozeer geslonken was door het voortdurend schieten bijna den heelen dag, dat de strijd hierdoor vanzelf een einde zou moeten nemen. Tordenskiold wist het, en hoopte nog steeds dat hij Karlsteen tot overgaaf zou dwingen, eer hij bij gebrek aan weerbare manschap en aan krijgstuig den aanval moest opgeven. Doch de kans daarop werd telkens kleiner, en 'zoo aanstonds was in wat ontbrak niet te voorzien.

Doch ook op Karlsteen zag het er treurig uit. De bezetting had onder het onophoudelijke vuren des vij^nds geweldig geleden. Er waren vele dooden en nog meer gewonden. Wel konden de muren en poorten der sterke vesting het nog geruimen tijd uithouden, maar gelijk we reeds zagen, ook hier was, als bij de Denen, gebrek aan de noodige middelen ter verdediging, 't Was nu maar de vraag wie het nog het langst kon volhouden.

Daarop zou spoedig een beslissend antwoord komen, al was het dan ook een, dat niemand verwachten kon.

CORRESPONDENTIE.

P. H. Allopathie en Homoeopathic zijn beide woorden van Griekschen oorsprong. Het eerste beduidt eigenlijk: „ander lijden", het tweede „hetzelfde lijden". Die namen zien op de verschillende geneeswijzen, die van een verschillende beschouwing uitgaan. De Allopathie is de geneeswijze, die totnogtoe in ons land het meest in gebruik is; de Homoeopathie wint allengs veld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juli 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juli 1909

De Heraut | 4 Pagina's