GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Dezeide Beest getuigt met onzen beest.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dezeide Beest getuigt met onzen beest.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

[PINKSTEREN.]

Diezelve Geest getuigt met oozen Geest, dat wij kinderen Gods zijn. Rom. 8 : i6.

pinkstcTen is niet enkel heilige gedenkdag van wat vóór bijna 20 eeuwen in de Oppetzaal te Jerusalem voorviel, maar tegelijk heugelijk dankfeest voor ons eigen rijk bezit van den Heiligen Geest.

Na uitgestort te zijn in de Gemeente, onder geluid-, vuur-en taalteekenen, heeft de Heilige Geest zich niet weer in den hemel teruggetrokken, maar is bij ons, onder ons en in ons gebleven. Hij is niet gekomen, zooals Jesaja zegt, „gelijk een reiziger, die inkeert om te vernachten", en daarna u weer het vaarwel toeroept en verder trekt. Neen, de Heilige Geest is vóór nu bijna 19 eeuwen tot deze aarde gekomen, om voortaan hitr fe wonen. Om te wonen niet in „de wereld", maar in de Gemeente van Christus. Niet in al wat Kerk heet, maar in de „onzichtbare Kerk", dewelke zijn Lichaam is, en waarvan levend lid is een ieder uit een vrouw geboren, die van God het zaad der wedergeboorte in zijn hart ontving. De Heilige Geest woont nu reeds al die eeuwen, niet in het gebouw der Kerk, noch in haar ambt, noch in haar dienst, maar in het hart der levende leden van het mystieke Lichaam van Christus. Ook in u?

Ja, ook in u, zoo ge immers van Christus zijt want „wie den Geest van Christus niet heeft, die komt hem niet toe". £en iegelijk die kind van God i? , bezit in zijn eigen hart het onderpand, waarmee hij verzegeld is, en dit pand is de Heilige Geest, Ge zijt van Christus of ge xijt het niet, maar zoo ge belijdt: „Ik ben van Christus", dan is ook uw hart een woonstede van den Heiligen Geest, woont Hij in o; bidt Hij in u, voor u, met onuitsprekelijke verzuchtingen; en verlaat u nimmer meer. Dan is die Heilige Geest er in uw hart bij, als uw hart zondigt, en is om die zonde in u bedroefd, we mogen niet zeggen: gekwetst en gehoond, maar bedroefd. Dan is de Heilige Geest in u als ge slaapt, en in u als ge waakt. Niet maar bij u, maar in u, als gij Hem in de drukte der wereld vergeet, en als ge in vrome oogenblikken aan Hem denkt, Hem aanbidt en Hem dankt. Niet in u alleen, maar in al Gods lieve kinderen saim, in alle kerken en in alle landen. Altoos in het Lichaam van Christus, en omdat gij in dit Lichaam zijt ingelijfd, ook in u. Uw bekeering en toebrenging was geen nieuw Pinksteren, maar vrucht van het aloude Pinksteren te Jerusalem. En die Heilige Geest woont in u, niet om uw geest te bannen en neer te drukken, maar juist omgekeerd om uw geest, die in u is, krachtiger te doen opleven in een hieuw leven, en nu zelf als de Heilige Geest met uw geest in uw hart saam te wonen, zich aan uw geest aan te sluiten, met uw geest in heilige gemeenschap te verkeeren, en krachtens die gemeenschap met uw geest te getuigen dat gij een kind van God zijt.

De Heilige Geest en uw geest blijven, ook al wonen ze siam in uw ééne hart, twee. Hierop moet nadruk gelegd, omdat de naam van den Heiligen Geest zoo licht ons indenken verwart. Als er sprake is van den Va-der, dan voe ge in dien Vadernaam terstond de uitdrukking van het persoonlijk leven. En evenzoo is het u te moede als er sprake is van den Zoon. Bij den Heiligen Geest daarentegen leidt de na.%m gee zoo licht op 't dwaalspoor. Men denkt dan aan den geest van den Vader of aan den geest van den ZDOQ, en verstaat vanzelf dat de geest van den Vader e a de geest van den Zoon heilig zijn, en noemt dit dan den Heiligen Gees In ons zelven onderscheiden we tusschen ons ik en onzen ^eest. Zoo nu stellen we gelijk onderscheid ook ia den Vader en den Zoon, iets wat op zichzelf oak volkomen juist is. Edoch, zoo ge hierbij blijtt staan, komt ge nooit tot de belijdenis van den derden Persoon in de Heilige Drievuldigbeidj en toch hiervan alleen is sprake, zoo dikwijls ge belijdeois doet van den Heiligen Geest, die als persoonlijk God tot a inkeert, bij u inwoont, u doorzoekt, voor u bidt, u troost, u bezegelt, en u heiligt, maar ook daarom bedroefd over u is, zoo ge aan die heiliging weei stand biedt.

Maar jaist daaruit volgt dan ook, dat gij, dat uw IE, dat uw geest niet in den Heiligen Geest opgait, maar naast en mei den Heiligen Geest in uw hart woont. Zslfs, hoe vreemd het moge klinken, zijt gij daarbij de hoofdpersoon. Niet gij woont in bij den Heiligen Geest, maar de Heilige Geest komt inwonen bij u. Hij als uw meerdere komt tot u als zijn mindere, maar uw zelistaadigheid wordt gehandhaafd. Uw hart blijft uw huis, en i& deze uw woonstede komt de Heilige Geest bij u. Hij werkt op alle manier op uw geest in, maar uw geest gaat niet in Hem op. Dit zou uw vernietiging zijn. En zulk een vernieti ging nu hoort wel thuis in de Nirvana der Baddhisten, maar niet in de heerlijke belijdenis van den Heiligen Geest, gelijk ons die in Gods Woord geopenbaard is. Pinksteren staat rechtstreeks tegen het gebazel van de Nirvana over.

Onze belijdenis toch leert, dat er twee personen zijn die met elkander in aanraking komen, eenerzijds de persoon van God den Heiligen Geest, en anderzijds de persoon van uw ik. Er is niet één getuigenis, maar tweeërlei getuigenis. Eers getuigt gij zelf, dat ge Gods kind zijt. En dan komt de Heilige Geest, en getuigt op zijn beurt van u en met u, dat gij door God als zijn kind zijt aangenomen. „Diezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij Gods kinderen zijn." Op elk woord moet hier gelet.

God getuigt met u, wat de vrucht van Zijn weik in u is. En dat doet Hij niet van buiten, en niet van boven. Van buiten en van boven doen dit wel de Vader en de Zoon, maar niet God de Heilige Geest. Die doet het van binnen in u. Wel kan overdrachtelijk gezegd, dat ook de Vader en de 2k)on woning in u maken, maar deze doen dit alleen door den Heiligen Geest, na uw wedergeboorte. In uw eigen hart, bij u inwonend, in uw ziel met u vetkeerend, met uw ik in eenzelfde hart zijn woonstede hebbend, spreekt God de Heilige Geest er het ja en amen over uit, als gij in zalige zielsvetheifiog u in het kindzijn van uw God zalig roemt.

Voor u is de vraag nu maar, of dit vooi u in steeds klaarder, helderder bezvusigijn toega. Op het bewustzijn toch komt 't hier aan. Op zichzelf toch is de Heilige Geest alomtegenwoordig, en zoa 't dus niet de minste waarde of beteekenis hebben, te seggen, dat Hij ook in u tegenwoordig is. Zoo genomen is de Heilige Geest ook tegenwoordig in elk man der wereld, al is hij Heiden of Godloochenaar, jai, in een plant en dier. Maar wat alleen in Gods kind bestaan kan, is bewuste omgang en gemeenschap van onzen geest met den Heiligen Geest,

We doen tal van dingen, waarbij onze geest iet werkt. Denkt slechts aan uw eten, drinen, slapen en allerlei werktuigelijken arbeid. Uw eest in u begint eerst te werken, als het uw redelijk bewustzijn geldt. Dan wordt uw ik in wakker, leeft op, denkt zich in uw toestand in, en geeft zich rekenschap van wat ge onderaat of te doen hebt. De hoogste uiting van uw geest is uw gebed, dan namelijk, als ge werkelijk met den levenden God in welbewuste toespraak zijt geweest. Uw geest kan ook in ager sfeer blijven zweven, als ge bezig zijt in uw bedrijt of u indenkt in de dingen des aardschen levens. Maar rectit wakker, recht gespannen wordt uw geest toch dan eerst, zoo bij ingaat in het hoogere en heilige en naar het eeuwige gtüpt. En natuurlijk is het alleen in zulke oogenblikken van hooge spanning dat uw geest in u getuigen gaat, en zich ten slotte verheft tot het alles insluitend en alles omvattend getuigenis van uw hemelsch kindschap. En dan, maar ook dan eerst, is uw geest bekwaam, om de inwoning van God den Heiligen Geest in uw eigen hart te ontdekken,

Daalt nu uw geest weer, wikkelt hij zich weer in de beslommeringen van het alledaagsche leven, zoodat hij ten slotte weer inslaapt en het klare, doordringende zelfbewustzijn verliest, an natuurlijk ontsnapt u ook die inwoning van den Heiligen Geest weer geheel. Ge merkt r niets meer van. Ge gevoelt er niet meer voor. Ge denkt er niet meer aan. Het gaat eheel buiten uw bewustzijn om. En het is u e moede, als waart ge in uw hatt weer alleen, n als ware God de Heilige Geest weer van u elogen.

Toch is dit dan niet zoo. Eens in een menschenhart ingekeerd, gaat de Heilige Geest daaruit nooit meer weg, en in zulke uren van doiïi onbewustheid of geestelijke verslapping, ligt het alleen aan uw geest, dat gij niet meer ziet, wie bij u inwoont. Niet omdat de Heilige Geest er niet meer is, maar omdat gij het oog voor hem sloot, en dat ge Hem ook niet meer hoort, omdat ge uw oor hebt toegestopt. Ea dan treedt in uw .hart deze toestand in, dat uw geest weer geheel opgaat in de lagere dingen, en daarom denkt in uw hart alleen te zijn, terwijl toch feitelijk de Heilige Geest bij u nwoont, uw inzinking aanziet, bedroefd over u is, en met onuitsprekelijke verzuchtingen voor bidt.

En denk nu niet, dat dit zeldzaam voorkomt. Soms geheele dagen gaan voorbij, dat ge geen oogenblik, zelfs niet onder uw bidden, er aan denkt, dat de Heilige Geest bij u inwoont. Ga 't bij u zelf maar na. Als er weer een volle week voor altoos van uw korte leven is afgesneden, geef er u dan maar eens rekenschap van, hoe weinig de keeren zijn geweest, dat ge in die week met klare, heldere bewustheid indien bij u inwonenden Heiligen Geest zijt ingedrongen. Helaas, er zijn er zelfs voor wie 't iets zeer buitengewoons is, zo3 ze er eens een enkel maal aan denken. d k h o h r

En daarom nu heeft ons Pinksteren voor ons innerlijk zielsleven zoo hooge beteekenis. Dan toch trekt zich ons bewustzijn geheel saam op het allesbeheeischende feit van de nederdaling van lt den Heiligen Geest in de levende Gemeente, d. i. in al Gods kinderen. Dan is jaist die inwoning des Heiligen Geestes in het hart van Gods kinderen de groote genade, waarvan st we lofzingen. Dan roept niet alleen de feestdag, maar de Heilige Geest zelf ons allen weer wakker uit onze dofheid, om 't ons zoo zalig toe en in te fluisteren: „Zoek mij niet van verre. Ik ben nabij u, Ik woon in u". En t, daarom zou het 't bangste zijn dat u overkomen kon, zoo geheel uw Pinksteren kon voorbijgaan, zonder dat ge dien bij u inwonenden Heiligen Geest weer in dank en aanbidding, ja, in de teederheid eener zielsinnige liefde hadt begroet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's

„Dezeide Beest getuigt met onzen beest.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's