GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. J. V. DE GROOT, hoogleeraar bij de gemeentelijke universiteit te Amsterdam, DEN­ KERS VAN ONZEN TIJD, Herbert Spencer, — Em. Du Bois Reymond, — Louis Pasteur —, Ferdinand Brunetière —, John Heniy Newman. Uitgegeven te Amsterdam in MCMX bij L. J. Veen en C. L. van Langerhuyzen.

Met het oog op den bescheiden omvang, dien mijn LEESTAFEL te midden van de andere stukken, waarmede DE HERAUT is gestoffeerd, hebben moet, en de eenigszins breede bespreking, die dit aan inhoud zoo rijke boek vereischt, is bet mijn voornemen om daarmede tvree LEESTAFELS te vullen.

Met DENKERS VAN ONZEN TIJD biedt Pater J, Y. DE GROOT, hoogleeraar, benoemd door bet Roomsch-Katholiek episcopaat van Nederland bij de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam — een werk, waarvan het kennisnemen ook voor óns gereformeerden niet zonder belang is.

Benoemd, om aan die Universiteit te doceeten de wijsbegeerte en hare geschiedenis op den grondslag van het Thomisme, dat is van het stelsel van THOMAS VAN AQUINO, den grooten christelijken wijsgeer der middeleeuwen, die door den vorigen Paus, LEO XIII, in de roomsche denkwereld weer tot] eere is gebracht, biedt Prof. DE GROOT in dit zijn werk ons een der vruchten van zijn akademischen arbeid.

De belangrijkheid daarvan, ook voor ons, Ügt wel allereerst hierin, dat ook wij, in ons wijsgeerig denken, evenals aan den cnristenwijsgeer AUGUSTINUS, zoo ook aan den christenvijsgeer THOMAS ons verwant weten en dan ook veel nader staan aan den roomschen Dr. DE GROOT, dan bijvoorbeeld aan denantiloomschen heer BOLLAND, die als hoogleeraar te LEIDEN wijsbegeerte doceert op den grondslag van bet Hegelianisme.

Uit de geschiedenis der wijsbegeerte, uit haar jongste geschiedenis, koos Prof, DE GROOT hier zijn onderwerpen, doch—en daarom is de kennisneming van zijn boek bovendien ook belangrijk voor hen onder ons, die noch van de wijsbegeerte zelf, noch van hare geschiedenis hun bedrijf maken, — hij stelde zich daarbij een bepaald doel.

Wat men wel eens genoemd heeft „behoefte aan metapbysica", aan kennis van wat acA/er onze zichtbare wereld ligt, aan kennis vanhaar grond, haar oorzaak, is een algemeen menschelijke behoefte.

Deze behoefte wil bevredigd zijn, en, zooals de doctor het terecht in zijn INLEIDING zegt, „weinig baat het te zeggen, dat onze geest behoort tevreden te zijn met wetenschap van beweging in de ruimte en dat hij zich vruchteloos vermoeit, door te willen opstijgen boven de zichtbare orde. Stelsels, die deze leer wijsheid noemden, braken telkens door de staketsels heen, onder drang van het leven." Het doel nu, dat Dr. DE GROOT zich met dit zijn boek stelt, is, niet alleen te doen zien, dat stelsels, die de kennis beperken tot de zichtbare orde, toch door hun eigen staketsels heendringen, maar ook, hoe deze stelsels, voorzoover zij beschouwingen over de niet louter mechanisch voorgestelde wereld geven, daarin belangrijke gegevens bieden voor een wereldbeschouwing, die ook rekenschap houdt met de resultaten van de wetenschap van onzen tijd. Als zoodanig nu vestigt dit boek over denkers van onzen tijd de aandacht op een vijftal zulke denkers. Maar dan wel zoo, en dit geeft juist aan DE GROOT'S geschrift zijn eenheid, en maakt het, zooals ik boven schreef, ook voor niet wijsgeerige lezers belangrijk, — dat er bepaaldelijk door in het licht wordt gesteld wat dit vijftal met zijn beschouwingen over de niet louter mechanisch voorgestelde wereld ons biedt voor „de kennis der onstoffelijke, geestelijke, godsdienstige dingen".

Niet om de geschiedenis der wijsbegeerte op zichzelf, niet om een afgeronde beschrijving van de stelsels dezer denkers, maar bepaaldelijk öm de kennis die zij bijbrengen, de bijdragen tot de kennis der zooeven genoemde dingen is het in dit boek te doen.

Vandaar dan ook, dat deze vijf denkers „uit zoo geheel] verscheiden levenskring'', waarrhee de hoogleeraar zich hier bezig houdt, ieder vanuit een bepaald oogpunt worden bezien j en een bepaalde zijde van hun stelsel op den voorgrond wordt gesteld. ;

Zoo bij HERBERT SPENCER zijn agnostisisme; bij EMILE DU BOIS REYMOND het „bewustzijn"; bij LOUIS PASTEUR de „wegen van waarheid"; bij FERDINAND BRUNETIÈRE zijn geloofstheorie en eindelijk bij JOHN HENRY NEWMAN zijn gronden van godsdienstige zekerheid.

Om eenigszins verder in dit jongste werk van Prof. DE GROOT'S intevoeren, zal ik van dit vijftal studiën, door het éene groote vraagstuk: »wat hebben deze uitmuntende vernuften aan de menschheid geschonken voor de kennis der onstoffelijke, geestelijke, godsdienstige dingen? " in déze Leestafel iets mededeelen omtrent die eerste twee.

HERBERT SPENCER, geboren uit protestantsche ouders in Engeland in 1820 en gestorven in 19031 was eerst ingenieur en wijdde zich daarna aan de wijsbegeerte. Zes en-dertig jaren heeft bij toen gearbeid aan zijn systeem van synthetische wijsbegeerte, die een samenvoeging moes geven van alle bijzondere wetenschappen tot éen geheel. SPENCER toont zich hier de wijsgeer van de evolutie. Bedoelde samenvoeging of eenheid toch moest volgens hem opgroeien iiit de beschouwing der gegevens aller vetenschappen naar éen beginsel, en vrel dat der evolutie. Een beginsel hetwelk bij dan on 4eischrijft in de bekende woorden: „Overal »nllen wij door Evolutie verstaan het proces, dat (f^tijti is verdichting van stof enversitreidingvan ieweging."

Van deze „Synthetische Wijsbegeerte" nu is onderscheiden, al is het er ook nauw mee samengevlochten, SPENCER'S Agnosticisme.

Onder Agnosticisme verstaat men de leer van het „Onkenbare". Het woord ten jare 1869 door HUXLEY in omloop gebracht, werd eerst m Engeland, en later ook elders, het devies van b^n, die noch materialisten, noch atheïsten widen zijn, maar overigens zoowel God, als de Hel en hare onsterfelijkheid voor de menschelijke «de onkenbaar verklaarden.

SPENCER nu handelt van het Onkenbare (ïht Unknowable) en van het Kenbare. Voor het eerste legt hij de algemeene grondstellingen vast in een gedeelte van zijn werk the FIRST PRIN CIPLES en aan het tweede, het Kenbare, wijdt hij het overige deel van dat werk en verder alle geschriften, die samen het „Systeem der Synthetische Wijsbegeerte" vormen.

De doctor wijst er dan ook op, dat agnosticisme in verband met her Onkenbare, en evoluti voor al het Kenbare de TWEE hoofdgedachten van Spencer's stelsel vormen. „Met evolutie", zegt hij te recht, had de wording der, feitelijk metaphysische leering aangaande The Unknowable niets uit te staan".

Ik kan hier alleen vermelden, hoe de geachte schrijver bij de bespreking van Spencer, ook ai verzuimt hij niet zijn lezers met diens synthetische wijsbegeerte bekend te maken, toch vooral den nadruk legt op het Agnosticisme, Hoe hi aantoont, dat door Spencer zelf de grens van het kenbare wordt overschreden, ensaambifengt wat bij deze wijsgeer voor de kennis van he door hem voor onkenbaar gehouden geestelijke en bepaald ook godsdienstige is te vinden.

Hetzelfde doet hij in zijn tweede studie.

EMILE DU BOIS-REYMOND, protestant van ge­

boorte, leefde in Berlijn waar hij professor was van 1818—1896.

Hij is onder het groote publiek het meest bekend door zijn in 1880 gehouden redevoering: Die sieben Weltrathsel, alsmede door zijn voordracht over: die Grenzen des Naturerkennens, in 1872 gehouden op de vergadering van Duhsche natuurkundigen en artsen te Leipzig. Zij eindigde met het bekende en opzienwekkende: IGNORAMUS ET IGNORABIMUS,

Wij weten het niet en wij zullen het niet weten.

Ook Du Bois stelde aan de rede haargrenzen maar daarmee tevens aan het materialisme dat te \eel weet, dat zich een weten aanmatigt omtrent het onkenbare. Volgens hem, de voornatnen natuuronderzoeker, bestaat natuurkennis in „Auflösen der Naturvorgange in Mechanik der Atome".

De zeven wereldraadselen, die raadselen zijn en zullen blijven voor ons, zijn: het wezen van stof en kracht; — de oorsprong der beweging; — het ontstaan des eersten levens; —de doelmatige inrichting der natuur; het ontstaan der eenvoudige ziDnelijke gewaarwording of het bewustzijn; — het „verstandelijk denken"; — de vrijheid van den wil.

Ook hier kan ik slechts vermelden, dat Dr DE GROOT aanwijst hoe en waarin DU BOIS, naar aanleiding van wat hij zegt omtrent het bewustzijn, weer de door hem zelf gestelde grenzen van het kenbare overschrijdt én welke bijdragen hij daarmee levert voor onze kennis van de geestelijke wereld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juli 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juli 1910

De Heraut | 4 Pagina's