GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het oude jaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het oude jaar

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 30 December 1910.

Het oude jaar, , dat straks weer in het middernachtelijk uur zal worden uitgeluid, om voor een meuwcn tgdkring plaats te maken, heeft wel in menig opzicht rijken zegen van den Heere onzen God over ons land en volk gebracht.

Er was ook dit jaar weder verlenging van den vrede, en geen stormvögels voor» spelden, dat er een orkaan dreigde, die ons volksbestaan in gevaar brengen zou. 0.ize Koningin bleef gespaard, en heel ons volk deelt in het rijke geluk, dat de Koninklijke moeder geniet in het opwassen van haar kindeke. Onze volkswelvaart steeg; onze handel en nijverheid nam toe; de bronnen van inkomsten vloeiden mild. Geen doo delijke krankheid waarde als verderfengel op onze erve om; geen overstroomingen teisterden ons land; geen fiaantieele crisis smaldeelde ons nationaal vermogen; van revolutionaire woelingen en heftige arbeidersbev; egingen bleef oas volk verschoond. En wie dan het oog slaat op het buitenland en daar ziet, hoe Engeland door een politieke crisis werd aangegrepen, die het Staatsgebouw tot op z^n fundamenten schudden deed; hoe in Frankrijk een so ciale revolutie ternauwernood door de Re geering bedwongen werd; hoe in Duitsch land de arbeiderspartij steeds driester het hoofd opsteekt en bloedige botsingen met de politie tot zelfs in de hoofdstad niet uitbleven, die dankt God, dat in ons vaderland de rust en vrede bleet bewaard.

Niet alsof daarom de strijd om de beginselen in ons volksleven ontbreken zou. De allesbeheerschende tegenstelling tusschen wat nog in aanbidding met de herders in Efrata's velden en de Wijzen uit het Oosten voor het Koningskindeke in Beth lehem's kribbe geknield ligt en de breede schare, die steeds driester en gruwelijker tegen God en zijn Gezalfde opstaat, houdt . ook ons volk verdeeld; en de wijze waarop nog pas in ons Parlement de bittere haat - der vrijzinnige partijen zich openbaarde tegen al wat positief Christelijk is, toonde wel, hoe diep de klove is, die in ons volk gaapt. Maar Nederland mag toch dankbaar zijn, dat aan de jarenlange heerschappij van het liberalisme een einde is gekomen en een Christelijke regeering den Christelgken geest onder ons volk behouden en versterken wil. Ook in dat opzicht vormt Nederland wel een gelukkige uitzondering onder de natiën in Europa, want terwijl elders de Regeeringsmacht steeds feller zich keert tegen de Christelgke Kerk en schier overal de toeleg is om den invloed der Kerk op het volksleven te breken, is ons land een der weinige, waar de Regeering zich de belijdenis van het Evangelie niet schaamt en, zonder daarom ook maar eenigs zins aan iemands consciëntie dwang aan te doen, ons volksleven in christelijke richting leidt.

Ook voor ons kerkelijk leven is er in menig opzicht rijke stof tot dank. Niet alsof we daarom in eigen kracht zouden willen roemen. Voor menig gebrek en menigen misstand in ons kerkelijk leven zijn we waarlijk niet blind. En bovenal blijft het óns een diepe smart, dat de belijders der Gereformeerde waarheid, in plaats van één leger te vormen, dat krachtig en üer in ons volksleven optreedt, om daar voor de Gereformeerde beginselen de plaats te heroveren, die ze eens in onze nationale his torie innamen, door kerkelijke gedeeldheid en broedertwist hun eigen kracht verlam men. Hoe zou onze Vrije Universiteit niet een geheel andere positie in ons volksleven kunnen innemen —om slechts dit ééne voor beeld te noemen - — wanneer al wat voor de Gereformeerde belijdenis opkwam, haar steunde en droeg. Maar hoe smartelijk die verdeeldheid zijn moge, hoe bange schade ze aan onzen invloed toebrenge, toch is er ïvinst, rijke winst, wanneer we op het ver leden zien. Voor een driekwart eeuw was er van het Calvinisme in ons vaderland schier niets meer overgebleven. Hier en daar in een vergeten dorpke waren er nog enkele getrouwen, maar ze telden nauwelijks raeê, ze oefenden geen invloed op den gang van ons volksleven, en trokken zich terug met een boekske in een hoekske en waren het mikpunt van aller bespotting, En thans is die Gereformeerde groep een der machtigste en invloedrijkste in het land geworden, heeft ze op kerkelijk, op sociaal, op politiek, op wetenschappelijk gebied zich een plaats der eerc verworven, en mag van een krachtige herleving van het Calvinisme in ons vaderland worden gesproken.

Niet het minst is dit te danken aan de Gereformeerde Kerken, die aan de macht van de Synodale organisatie zich ontworsteld hebben en daardoor èa in haar kerkorganisatie èn in haar handhaving der belijdenis èn in haar arbeid naar buiten de kracht der Gereformeerde beginselen weer konden toonen. Hoe klein, hoe verdwijnend klein scheen ia 1834 de eerste poging, door mannen als De Cock en Schollen beproefd, om de Gereformeerde Kerk weer tot zelfstandigheid te brengen. Met wat bittere vervolging van de Orerheid, met wat smartelijke miskenning van broeders, met wat onderlinge verdeeldheid hadden .ze niet te kampen. En nu in het afgeioopen jaar op zoo menige plaats herdacht is, hoe vijf en zeventig jaar geleden de eerste voortrekkers zijn uitgegaan, wat was er geen stof tot dank, dat God zoo rijken zegen had geschonken! En als in het komende jaar herdacht zal worden, hoe vijftig jaar later de Geest des Heeren opnieuw de banier der vrijheid ontplooide en zoo menige Kerk, desnoods met prijsgeving van al hare aardsc'ae goederen, aan de banden der Synodale hiërarchie zich ontworstelde, hoe rijk is dan ook voor deze Kerken niet het loon geweest, dat God uit genade aan haar schonk, en hoe dwingt haar levenskracht niet zelfs den tegenstanders eerbied af.

Er is vaak in onze kringen een dwepende bewondering voor het glorieuse verleden, dat achter ons ligt, en een klagen en zuchten over den toestand van het heden, alsof we bij de puinhoopen van Sion nederzaten. Nu is het zeker waar, dat onze Gereformeerde Kerken in de i6e en 17e eeuw in onze vaderlandsche historie een allesbeheerschende positie hebben ingenomen, en zóó schitterende rol voor de Gereformeerde Kerken van onzen tijd niet mser is weggelegd. Maar wie daarover klaagt, vergeet hoeveel donkere plekken de historie in deze Gereformeerde Kerken vüa vroeger aanwijst en heeft ook geen oog voor zoo menigen rijken zegen, dien God aan onze Kerken heeft geschonken.

Hoe spoedig drong niet in de Gereformeerde Kerk, nadat ze heerschende Kerk was geworden, de wereld-geltjkvormigheid binnen, en hoe bitter werd niet door onze boetepredikers uit dien tijd over het verval der zeden geklaagd bij laag en hoog. Hoe slap werd niet de tucht gehandhaafd, sinds de Kerk de wilde volksmassa in haar schoot opnam en hoe machteloos bleek ze om deze massa te kerstenen. Hoe knellend was niet de band, die Kerk en Staat verbond, en waardoor de Kerk telkens weer overgeleverd was aan de willekeur van libertijnsche regenten en regentjes. En hoe sp: !edig week niet uit de Kerk de heerlijke vastigheid des geloofs, waarmede onze martelaren hun geloof hadden beleden, om plaats te maken voor leerstellige twisten, die het meest fundamenteele stuk onzer belijdenis raakten en waardoor de Kerk geschokt, beroerd, gescheurd werd. En zelfs al gelukte het der Synode van Dordrecht in 1618 om de eenheid der Kerk te herstellen, aan den rampzaligen twist een einde te maken en de belgdenis des geloofs weer vast te stellen, hoe kort he^.fi de periode van rust daarna niet geduurd. Geen vijf en twintig jaar later slaat de vlam weer uit, gaat van 's Lands Hoogescholen opnieuw het bederf voor de Kerken uit, steekt nieuwe ketterij het hoofd op, wcelt en gist het alles dooreen, en ontbreekt het der Kerk aan moed en kracht om in de messt ingrijpende geschillen uitspraak te doea en de waarheid Gods tp^handhaven. Nau'velijks was een eeuw voorbijgegaan sinds de Gereformeerde Kerk onder Prins Wulem's schutse haar intrede in het vrijgevochten Holland had gedaan, of onze vaderlandsche Kerk was een toonbeeld geworden van innerlijke verwarring, van elkaar bek.impende richtingen, van geestelijke machteloosheid. Wil men het droefste bewijs ? Vraag dan wat onze Gereformeerde Kerken destijds, toen Nederland de machtigste en rij kite koloniale mogendheid van Europa was en haar bezittingen over Azië, Afrika en Amerika zich uitstrekten, voor de kersten ing der heidenwereld heeft gedaan ?

En thans? Vergeet niet, dat onze vrijgema ikte Kerken reeds een historie van driekwart eeuw achter zich hebben. Is er in die-j tijd ooit sprake geweest van eenige opzettelijke en bewuste ketterg, die tegen on7, e belijdenis zich keerde of ons volk afkeerig trachtte te maken van de Gereformeerde beginselen? We hebben twee Hoi gescholen, waar de Theologie onderwezen wordt; is onder die hoogleeraren ook maar éen gevonden, die onder den invloed stond der ethische theologie of met de moierne Schriftcritiek medeging? We hebber, een corps predikanten, dat over de vijfhonderd bedraagt; is er ook maar één onder hen, wiens zuiverheid van belijdenis verdacht is of die moest worden afgezet wegens ketterij ? Er waren kleine quaesties, door sommigen opgeblazen tot dogmatische afwijkingen, maar de Synode van Utrecht heeft ze tot haar juiste proporties teruggebracht en alle animositeit is sinds dien uit onze Kerken verdwenen. Zeker, verschil van inzicht ontbreekt niet; verschil van inzicht over de roeping der Kerk tegenover de sociale vraagstukken; over de mindere of meerdere gevaren aan Staatssubsidie verbonden; over de opleiding tot den Dienst des Woords aan een kerkelqke Kweekschool of een zelfstandige Universiteit. Maar al deze geschillen, hoe belangrijk ook voor de practijk en al hangen ze zonder twgfel met dieper liggende beginselen saam, raken toch geen van alle de zuiverheid der belijdenis, behoeven aan den band der eenigheid des geloofs geen afbreuk te doen en laten het fundament der waarheid onaangetast.

Reeds dit feit stemt tot cotmoedigen dack, want het is de genade Gods alleen, die ons bewaarde voor al de onheilen en rampen, aan een dogmatischen strijd verbonden. Maar niet minder hebben we te danken, dat God de Heere onze Kerken zoo kennelijk gezegend heeft, waar ze in den weg der getrouwheid Hem dienden naar Zijn Woord. Er is in onze gemeenten een offervaardigheid, welke voor de Kerk, de Armen, de Christelijke School, de Zending, de Opleiding tot den Dienst des Woords, de slichtingen van Barmhartigheid schatten jaarlijks saambrengt, die wel waarlgk getuigen hoe mild in het geven ons volk is. Langzaam maar gestadig groeien onze Kerken en winnen ze aan ledental, zooals wel het best daaruit blijkt, dat men telkens hoort, dat de kerkgebouwen moeten worden vergroot of nieuwe predikanten moeten worden beroepen. Maar meer nog dan de uitbreiding in getal, heeft voor ons waarde, dat de gver en belangstelling in den Dienst des Woords op zoo hoog peil staat. Wat baat het, of men als de Hervormde Kerk zqn leden bij milHoenen telt, wanneer elke wezenlijke band tusschen deze leden en de Kerk ontbreekt ? Gaat men niet af op het nominale getal, maar op de werkelijke bezoekers der Kerk, dan staan onze Gereformeerde Kerken schier overal boven de massale volkskerk. Zeifs in een stad als Amsterdam, waar de Hervormde Kerk een driemaal honderdduizend leden telt, terwijl de Gereformeerde Kerk er wellicht geen vqf en-twintig duizend bcefc, zijn de Kerkgebouwen der Gereformeerde Kerk beter gevuld dan die der Hervormde Kerk en weegt het getal der regelmatige kerkbezoekers zeker tegen eikaar op.

En daarbij komt, dat onze kerken ook naar buiten groote kracht ontwikkelen. Voor de armverzorging worden schatten per jaar uitgegeven, en de hooge opvatting die onze diakenen van de vervulling van hun taak hebben, maakt dat onze diakorae ook door buitenstaanders om strijd geprezen wordt. Onze kerkelijke pers beschikt oi'sr ta! van kleinere en grootere bladen om ons volk voor te lichten over de belangrijkste vraagstukken van den dag, en vervult die roeping in het algemeen met ernst en waardigheid, vaak zelfs niet zonder journalistiek talent, terwijl het persoonlijk element gelukkig — een enkele uitzondering daargelaten — gemeden wordt. En wat ons bovenal verblijdt, onder alle protestantsche Kerken in Nederland is onze Gereformeerde Kerk de eenige, die het werk der Zending met kracht ter hand heeft genomen en het aantal harer zendingsposten voortdurend uitbreidt. Zelfs werden in het afgeioopen jaar weder twee zendisgsdienaren beroepen en trad ook Zeeland actief in den arbeid der Zending op.

Zoo is er stof te over om God te danken ^oor wat H^ aan onze Kerken schonk. Moge die rijke zegen te meer ons aansporen, om niet te verflauwen in ijver, maar de krachtsinspanning te verdubbelen. Blijvede trouw aan de Belijdenis ongerept. Heersche onder ons de broederlijke liefde, waardoor de een den ander uitnemender acht en zelfs bij geschil de onderlinge waardeering geen schade lijdt. Zg het doel van aller streven in de eerste plaats gericht op de eere onzes Gods. En moge bovenal het geestelijk leven in onze Kerken toenemen, opdat we werkelgk een licht en zout der wereld kunnen zijn.

Een belangrijk jaar wacht ons. De Synode onzer Kerken zal straks te Zwolle worden gehouden en een periode van drie jaar A-eer afsluiten. Reeds bereiden de Kerken het agendum voor deze Synode voor. Zij er wijsheid en voorzichtigheid bij onze kerkelijke leidslieden, opdat onze Kerken blijven voortschrijden in den weg, waarop de zegen Gods ons wachten kan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Het oude jaar

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's