GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onder hoog patronaat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onder hoog patronaat

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder hoog patronaat is ook in ons land een vereeniging van „padvinders" opgericht, die ten doel heeft hetzelfde voor onze jos5gens te dosn, wat Baden Powell met 2ïjn boy scouts voor de Engelsche jongens heeft gedaan.

Het doel dezer vereeniging is metterdaad uitstekend. Ze wil onze jongens wennen aan orde, gehoorzaamheid en tucht en onder hen een kloeken, mannelijken geest aaükw-^eken. Ze wil ze leeren trouw te zijn jegens elkander, hulpvaardig en vriendelijk jfgens allen. Ze wil hun liefde en eerbied inboezemen voor Koningin en Vaderland. Ze wil onze jongens meenemen naar bosch en veld, om ze van de frissche buitenlucht te doen genieten en ze te harden tegen allerlei ongemak. En ze heeft door pakkende propagandalitteratuur, door haar militaire inrichting, door haar eigenaardig kostuum en door het ietwat avontuurlijke in haar naam, rangen en geheimzinnige teekens de harten onzer jongens al stormenderhand veroverd.

Met het doei dezer vereeniging sympathisseren we dan ook van harte. Ze is veel beter dan de zoogenaamde sport, die tegenwoordig den toon aangeeft, omdat ze niet in de eerste plaats ontwikkeling van lichaamskracht, maar vorming van het karakter beoogt. En niets zal ons liever zijn, dan wanneer ook onze jongens zich bg deze vereeniging kunnen aansluiten.

Te meer klemt daarom de vraag, die in de pers aan de orde isgesteld, of de^f/£'//'f, die bij de toetreding tot deze vereeniging gevorderd wordt, uit ethisch oogpunt te verdedigen is. Deze belofte luidt letterlijk aldus:

1. Ik zal ernstig trachten mijn plicht te doeu tegenover God, Koningin en Vaderland.

2. Ik zal mijn best dosn iedereen te helpen wasir ik kan.

3. Ik zal de Pad vinder wet gehoorzamen.

Deze belofte moet dan bekrachtigd worden mst de woorden: Ja dat beloof Ik, terwijl daarbij tevens de drie vingers der rechterhand opgestoken moeten worden; «wat wel niet als eedsaflegging bedoeld is, maar toch zeer sterk daaraan herinnert.

Tegen het afleggen dezer gelofte is, zoowei van moderne als van socialistische zrjda, bezwaar gemaakt. Dr. J. Hooykaas schreef er een stuk tegen la de Hervorming en riep allen, die zijn bezwaar deelden, op om hiervan aan het Hoofbestuur mededeeling te doen. Deze bezwaren zijn tweeerlei. Vooreerst merkte hij op, dat de vereeniging, door het eischen dezer beloften, kiaderen van atheïsten, socialisten, twijfelaars enz. buiten sluit, want deze kunnen geen trouw aan God, Koningin en Vaderland beloven. En in de tweede plaats achtte hij het bedenkelqk, dat jongens op zoo jeugdigen leeftqd (12 a 13 jaar), waarop van een gevestigde overtuiging nog geen sprake kan wezen, tot het afleggen van zulk een gelofte geprest zouden worden. Menige jongen toch zal, om de materieele voordeelen aan de? .e vereeniging verbonden, deze belofte aflfggen, zonder iets van de zedelqke beteekenis dezer belofte te gevoelen. Hij spreekt daarom van een „afgepingelde geloofsbelijdenis" en van „ronselarij".

Het eerste bezwaar kunnen we laten rusten, want het spreekt wel vanzelf, dat we dit bezwaar niet alleen niet deelen, maar de ongelukkige neutrallteitsidee, die hierachter schuilt, zelfs zoo beslist mogelqk verwerpen. Het is toch al te dwaas, dat ter wille van enkele socialisten en atheïsten, in een natloisale vereeniging niet meer van God, Koningin en Va4erland zou mogen gesproken worden. Veeleer zijn we dankbaar, dat door deze belofte de kinderen van atheïsten en socialisten buitengesloten worden. Want den omgang met zulke kinderen zouden we In een vereeniging, die zoo sterk den nadruk legt op onderlinge kameraadschap, niet zonder gevaar achten voor de jeugd. In dat opzicht zijn we het van harte eens met het protest, dat èn het Handelsblad èa het Centrum tegen Dr, Hooykaas Heten hooren. Het geloof aan God, de trouw aan de Koningin en de liefde voor het Vaderland, die de vereeniging als voorwaarde aan haar leden stelt, zqn wel de fundamenten, waarop heel ons nationale leven rust.

Maar hoezeer we dit eerste bezwaar als onjuist verwerpen, het tweede bezwaar van Dr. Hooykaas, dat het afvergen van zulk een belofte op zoo jeugdigen leeftijd uit ethisch oogpunt niet zonder bedenking is, is niet zoo ongegrond, en het gaat niet aan, om met het Handelsblad te zeggen, dat de theologen hier nu eens geen roet In het eten moeten werpen met hun conscientiebezwaren. Reeds over het algemeen achten we het afleggen van zulke beloften in een particuliere vereeniging niet wenschelijk, en de sacramentale vorm, die aan de aflegging dezer belofte bij de padvinders gegeven wordt en die min of meer den indruk maken moet op de jongens, alsof ze een eed doen, maakt dit bezwaar nog ernstiger. Het woord van Christus: laat uw ja, ja en uw neen, neen zijn, geldt ook hier. Inzonderheid geldt ons bezwaar echter de derde belofte, waarin gehoorzaamheid beloofd wordt aan de voorschriften der meerderen. Op zichzelf reeds hebben we er bezwaar tegen, dat zulk een belofte van absolute gehoorziamheid In een particuliere vereeniging wordt afgelegd. Gehoorzaamheid is men schuldig aan de Overheid, aan de ouders, aan de meerderen, die God over ons gesteld heeft; maar wanneer met deze wettig over ons gestelde machten de cfficieren, instructeurs enz, van leze padvindersvereenigitig op één lijn gesteld worden, dan gaat dit toch heusch te ver. Blijkbaar heeft men in deze padvindersvereeniging ds geheele iRrlchting van het militaire leger willen nabootsen, en wordt daarom de stiptste gehoorzaamheid van den soldaat tegenover de bevelen van zijn meerdere, ook van deze padvinders geëlscht. Maar men vergete tweeërlei niet. Vooreerst, dat het leger een wettig instituut is, waarin dit gezag werkelijk bestaat, terwijl een particuHsre vercenigicg dese macht niet heeft. En in de tweede plaats, dat in het leger jonge mannen optreden, die tot jaren des onderscheids zijn gekomen en daarom zeer goed weten, dat gehoorzaamheid aan de meerderen altoos haar grens heeft In wat het geweten ons voorschrijft. Bij jongens daarentegen van 12 a 13 jaar, die beloven moeten onvoorwaardelgk alle beveka hun gegeven, zelfs al zgn ze verkeerd, op te volgen. Is dit gevoel van zelfstandigheid nog zwak ontwikkeld en zou licht de gedachte kunnen ontstaan, alsof ze door zulkeenbelofte verplicht waren aan alle bevelen, ook al waren deze zondig, te gehoorzamen. Men zegge niet, dat we hier overdrijven. Op pag. 27 van het boekjsi De Padvinder, waarin de voorschriften der padvlndersvereeniging worden behandeld, staat met ïoovele woorden: „vergeet ook niet, dat verknochtheid (bedoeld is verknochtheid aan de officieren der vereeniging) onvoorwaardelijke gehoorzaamheid inhoudt; de waarlijk trouwe volgeling vraagt niet naar det waarom der bevelen zijner hoogeren, " En nog sterker op bh, 30: „Leden der Padvinder^ moeten er aan denken, dat zij, wanneer zij een hun gegeven bevel verkeerd of onrechtvaardig vinden, dit eerst moeten uitvoeren en er daarna over klagen, " Wanneer men nu bedenkt, dat deze onvoorwaardelijke gehoorzaamheid, zelfs aan verkeerde of onrechtvaardige voorschriften, beloofd wordt op het eerewoord, en aan ie padvinders als eerste maxime wordt ingeprent, dat zij nooit en onder geen geval hun eerewoord mogen breken, dan zal toch ieder toestemmen, dat hierin geen «ering gevaar kan schuilen. Natuurlijk zal lit wel niet in dien zin bedoeld zijn, dat ie jongens metterdaad verplicht zouden «-orden tot het opvolgen van bevelen, die ib zedeüjken zin verkeerd zouden zqn; maar men vergete toch niet, dat over de vraag wat zedelijk verkeerd is, zeer groot verschil van meening Is, en de padvinder moet beginnen met de bevelen uit te voeren. Laat een officier bijv. gelasten, dat er op iondag een oefening moet gehouden worden, dan za! zulk een jongen allicht denken, dat hij, door aan dit bevel niet te voldoen, zijn eerewoord breekt. Het is voor ons wel ^en zeer ernstige vraag, óf men aan een der leiders van een particuliere vereeniging z; ulk een absolute macht mag toekennen.

Ten slotte zij er ook nog op gewezen, dat het uit ethisch oogpunt ons ook niet onbedenkelijk voorkomt, dat de voorschriften dezer vereeniging den Indruk geven, alsof het lidmaatschap van deze padvinders de grond moet zijn voor de beoefening van allerlei ethische en sociale deugden. De op zich zelf uitnemende voorschriften, dat men trouw moet zqn aan het gegeven eerewoord, verknocht moet zijn aan zijn meerderen, behulpzaam en vriendelijk moet wezen jegens armen, goed moet zijn voor de dieren enz, , worden telkens aangedrongen met het motief: ge moet het doen, omdat ge een padvinder geworden zift. Hierdoor wordt aan het lidmaatschap van deze vereeniging een moreele beteekenis toegekend, die ons — zacht uitgedrukt — onjuist toeschijnt. Wanneer men bqv. leest: het eere woord van een lid der padvinderij moet betrouwbaar wezen, dan klinkt dit toch ietwat zonderling. Ook dit zal wel niet zoo kwaad bedoeld wezen, als het hier uitgedrukt wordt, maar de indruk mag toch niet gegeven worden, alsof de „padvinders" een soort aparte menschen zijn, die er een hoogeren standaard van zedelijkheid op na moeten houden dan gewone menschen. De grondslag van deze zedelijke plichten ligt toch niet in het lidmaatschap van een vereeniging, maar in het geweten of wih men in den elsch van Gods heilige wet. Niet omdat men „padvinder" is geworden en daarom bijzondere verplichtingen op zich heeft genomen, maar omdat onze jongens christelijke jongens zijn, behooren zij zich goed te gedragen.

We spreken deze bezwaren openlqk uit, niet omdat we deze vereeniging afkeuren, maar omdat we zoo gaarne zouden willen, dat haar lidmaatschap ook voor onze jongens aiogelijk werd gemaakt. Misschien kan dit, doordat, evenals In Engeland, binnen het algemeene kader afzonderlijke afdeelingen worden opgericht van degenen, - die op een ander geloofsstandpunt staan en aan deze afdeelingen een zekere zelfstandigheid van organisatie wordt toegekend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Onder hoog patronaat

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1911

De Heraut | 4 Pagina's