GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN EN DOOR HET LEVEN.

XII,

WIE HET WAREN.

Vol gedachten wandelde Starke huiswaarts, Hij deelde het voorstel aan zijn vrouw en zijn dochter mede. De eerste was er maar weinig mee ingenomen; de laatste des te meer. Na veel praten, werd besloten te onderzoeken wat menschen de heer Kooy en zijn vrouw waren. Daarna zou men beslissen.

Dat onderzoek viel niet ongunstig uit. De heer Kooy was wel bekend als „de rijke juwelier boven de Beurs". Ge vindt dat misschien een zonderlingen naam. Maar ge moet weten dat de oude Beurs stond waar nu het Beurspleintje ligt, met het poortje dat nog over is. Die Beurs was van boven geheel open, maar had galerijen waaronder men loopen kon. Boven die galerijen waren winkels, die voor veel geld door de stad verhuurd werden, en waar enkel aanzienlijke lieden kwamen. Zulk een winkel nu had de heer Koiy ook, maar hij kwam er, gelijk Staike vernam niet veel, en liet de zaken aan den oudsten bediende over.

(Duidelijkheidshalve zij hier even opgemerkt dat we eigenlijk nog van een tweede oude Beurs kunnen spreken, die niet al te jonge Amsterdamsche lezers nog wel gekend hebben.

Zij stond juist aan de tegenovergestelde zijde, op de plaats der vroegere vischmarkt, aan het Damrak, dat nu grootendeels gedempt is. De laatste pas gebouwde Beurs ligt het meest naar het Noorden, een weinig verder. De eerste Beurs geleek op wat haar naam aanduidt, de tweede op een tempel; waar de derde op lijkt is niet gemakkelijk te zeggen.)

Wat Starke verder te weten kwam was dat de heer Kooy en zijn vrouw bij de Luthersche gemeente, waartoe zij behoorden, minder als trouwe kerkgangers dan wel als goede gevers bekend stonden. Mijnheer was iemand die voor zijn geld gaarne veel genoegen had. Maar het waren menschen, zoo zeide men, die hielden van leven en laten leven.

Hoewel nu de ouders graag nog iets meer en vooral iets beter vernomen hadden, toch werd men het er over eens, dat Christina het maar eens zou beproeven, vooral wijl zij zelf niets liever verlangde. Zij had, nadat vader zijn bezoek nog eens had herhaald, een lang gesprek met de dame, dat in het Duitsch best vlotte. Ook wat Christha kende en wist viel blijkbaar

mee; niet vergeeft had si] de lessen bi] den heer Knobel bijgewoond. En toen bleek, dat zij ook „mazikalisch" was, kreeg de zaak spoedig haar beslag en werd zij aangenomen. Zij zou echter eiken avond weer naar huis gaan. De Stroomarkt lag trouwens niet zoo heel ver.

Met hoeveel goeden moed Christina haar nieuwe taak ook b^on, toch was haar in het eerst alles vreemd en juist niet gemakkelijk. Uit de stille wonhig harer ouders werd zij in eens verplaatst in een drukke huishouding, met vijf nog jonge kinderen. Er moest, zoo dacht zij, wel veel te doen zijn, dat men behalve de twee dienstboden en haar ook nog een huisknecht noodig had, en een paar arbeiders voor den tuin.

Doch weldra werd haar dit alles duidelijk. Mijnheer Kooy liield verscheiden paarden en andere dieren, vooral veel prachtig gevogelte. Dikwijls ook kwam er bezoek, meest van heeren, met welke hij uit varen of uit rijden ging. Hij scheen hoofdzakelijk voor zijn genoegen te leven. Vooral met zijn paarden had hij veel op. Aanzienlijke jonge menschen uit de stad, die ook paarden hielden, waren zijn vrienden. Meermalen werden er wedrennen gehouden, waattoe de Haarlemmerweg een goede gelegenheid bood. Zulk een wedren, waarbij een prijs te behalen was maar ook vaak door weddenschappen grof geld werd verloren, besloot men gemeenlijk met een stevigen, feestelijken maaltijd, waarbij de heer Kooy het zijn gasten aan niets liet ontbre* ken. Er werd das vaak meer gedronken dan goed was, en de avond tot laat doorgebracht met kaart-en ander spel. Zoo hadden de knecht en de meiden het betrekkelijk druk evenals de koetsier en zijn onderhoorigen.

Ook Mevrouw Kooy nam de dingen niet te zwaar op. Van orde of regel was in haar doen bitter weinig te bespeuren. Ongeveer alles werd aan de meiden overgelaten, en alleen als deze iets deden, dat bepa^d tegen Mevrouws wenschen inging, kwam er wel eens moeite. Overigens was ze gewoon te zeggen: „Macht nichts", wat zij wel honderdmaal op een dag herhaalde, en zooveel zeggen wilde als: Het komt er zoo net niet op aan. Naar die meeniog ging het hier veelal, ^ gelijk Christina spoedig merkte. Alleen op haar vermaak was Mevrouw zeer gesteld, alsook op den hond en de kat. Van haar kinderen hield zij ook wel veel, maar die bezorgden haar dikwijls hoofdpijn en moesten zich daarom — de kleinsten althans — vaak met het gezelschap van de meid vergenoegen.

Vóór Christina de nieuwe, haar geheel vreemde taak op zich nam, had moeder haar liefderijk maar ook ernstig gewezen, op al het moeilijke van-het werk dat haar wachtte. De dochter echter zag daar minder tegen op. Mevrouw was in het eerste gesprek zoo lief jegens haar geweest, en had gezegd dat men het elkaar over en weer moest makkelijk maken, en het best gaan zou. Ook hadden vader en moeder niet verzuimd met hun kind den Heere te vragen, dat die baar weg mocht voorspoedig maken, haar wijsheid geven en leiding in alle dingen. Christina had het aangehoord en er zelfs tranen bij gestort, en toch was baar hart er niet bij. Ze gevoelde nog niet den Heere God in alles zoo noodig te hebben. Hij had nu haar hartewensch vervuld. Ze zou in hooger stand komen; wat was er meer noodig? A

Menig liefderijke vermaning en waarschuwing was Christina meegegeven, vooral dat zij den Heere zou dienen, ook al kwam zij wellicht te midden van menschen, die dat niet deden. »'t Is hier een groote stad", zei moeder. „Er is veel ijdelheid en veel verleiding. Maar als u de zondaars aanlokken, denk dan aan wat Gods woord zegt: bewillig niet."

Ook nu was Christina ver van ongevoelig geweest, en had alles beloofd wat men maar wilde. In het diepst baars harten was echter de gedachte, dat vader en moeder zich wat al te bezorgd maakten en het zoo erg niet wezen zou. Ze kwam immers bij brave, goede menschen? En waarom zouden de lieden met wie zij zou moeten omgaan, slechter zijn dan die zij tot nog toe had gekend? Maar Christina vergat dat zij de wereld nog niet kende. Dat zou zij later ervaren.

BRIEFWISSELING.

F. J. W. te A. Van het gezondene hopen we weldra in dank gebruik te maken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juni 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juni 1911

De Heraut | 4 Pagina's