GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET GOEDE DEEL.

XIV.

EEN NOVEMBERDAG.

Otto luisterde oplettend. Hij kon duidelijk de woorden verstaan, die diepen, indruk op hem maakten. Juist wilde hij verder gaan, toen de deur van het huis geopend werd, en zich een man vertoonde, die, op hein toetredend, vroeg: „Wien hebben we daar? "

Tegelijk liet hij het licht van een lantaarntje op den onbekende vallen. „Goed volk", sprak Otto geruststellend, terwijl hij tegelijk zijn mantel opsloeg en het wapen van koning Frederik toonde, dat er op gestikt was".

„Neem 't mij niet kwalijk, jonker, was het antwoord. „Maar er zwerft tegenwoordig veel vreemd volk in de stad. Ik hoorde voetstappen die tot ons huis gingen, maar niet verder, en moest eens zien wM %%\ w».s-Ik ben & n gerustgesteld.

„Ik luisterde even naar het lied", zei Otto. „De zangwijs en de woorden, 't was allebei xoo schoon."

„Gij kent dus zeli blijkbaar ook de dingen, waar ik van zong. Dat verblijdt mij. Met veel menschen van uw stand en leeftijd is het anders gesteld."

„Ik ben bij die dingen opgevoed", antwoordde Otto, eenigdns met de vraag verlegen. Thuis zongen we ook dikwijls zulke liederen".

„Dan hoop ik, " sprak de ander, „dat ge de goede belijdenis, die ge zeker kent, ook trouw zult blijven. Dat is in tijden als deze niet altijd gemakkelijk, ja ook zelfs niet als men rustig onder vrieiiden leeft. Maar de burgtklok slaat halftwaalf. Vergeef me dat ik u heb opgehouden".

„Dat doet er weinig toe" zei Otto. „Ik hoop £00 straks rustig te slapen."

„Dat wensch ik u van harte, " was 't ernstige antwoord. „Maar ik betwijfel of wel velen in de stad hei doen, de laatste dagen. We wetea allen waarom."

„Helaas ja, maar dat we den vijand hier in de stad zullen zien betwijfel ik zeer."

De ander haalde de schouders op en zei: „Vergun mij nog één vraag: denkt de koning nog naar het leger te gaan? "

„Ik geloof het niet."

„Koning David deed het ook niet" sprak de zanger van zoo even, „en 't is hem slecht bekomen. Mas^r nu, goeden nacht, jonker. Als ge lust hebt, kom dan nog eens weer".

Otto spoedde zich naar het koninklijk verblijf Daar was meer beweging dan gewoonlijk anders op dit voor dien tijd zoo late uur. De reden werd hem spoedig duidelijk. Er was een renbode uit de kgerplaats gekomen, met de tijding, zooals sommigen wisten mee te deelen, dat de keizerlijke ttoepen reeds genaderd waren tot op een paar uur van den Witten Berg. Het bericht verwekte blijkbaar bij niet weinigen ontsteltenis. Ook voor 0> to kwam van den vasten slaap, dien hij zich had voorgesteld, niet veel. Allerlei gedachten, en wel het meest aan zijn vader woelden hem door het hoofd tot bijna aan den morgen.

Toen hij niet lang daarna den koning ontmoette, verbaasde hij zich dezen zoo welgemoed en opgeruimd te vinden, als ware er geen wolkje aan de lucht. Zelfs was koning Frederik bijzonder spraaks^am, zoodat Otto het waagde even te zinspelen op het vertrek van den koning naar het leger. De vorst echter, die dadelijk de bedoeling scheen te vatten, antwoordde kalmpjes:

„Maar, icijn lieve jonker von Rothenstein, wie zou er hier blijven om voor de staatszaken te zorgen s^ls ik naar 't leger ging? Gelukkig hebben wij goede aanvoerders en dappere soldaten, en koester ik dus weinig vrees voorden uitslag."

Otto dorst niet verder aandringen noch leggen wat hij zelf dacht. Hij begaf zich naar buiten, 't W& s stil in de stad, dien yen November, want da edelen en grooten, die anders met hun gevolg de straten verlevendigden, waren goeddeels naar het tooneel van den oorlog vertrokken. Eveneens ontbraken de vele krijgslieden, die de laatste weken in de stad gelegerd waren geweest. Des te meer had Otto gelegenheid op te merken, dat lang niet iedereen zoo vol hoop en moed 'was als de koning.

Zoo brak de 8e November aan, die beslissen zou over het lot van heel het koninkrijk.

Den morgen van dien dag stond Otto vroeg op, en begaf sich naar een der stadspoorten, die eerst als het licht wat geopend werden; dus in dit jaargetij vrij laat. Hij wilde zien wie bi het openen in-en uitgingen, in de hoop van de eersten iets naders te weten te komen aangaande ótn stand van den strijd. Ook verwachtte hij, dat er wellicht een bode zou komen, en daarin ward hij niet teleurgesteld. Zelfs twee verschenen er nog vóór het openen der poort, waarop zij natuurlijk niet behoefden te wachten. Zij sloegen den kortsten weg in naar den hof burgt. Otto wachtte nog tot de poort ontsloten werd, doch de enkelen die binnenkwamen — menigeen waagde zich in zulk een tijd liefst niet buitenshuis — konden hem niets vertellen.

Toen hij ia het paleis teruggekeerd was, vernam hij dat een der boden ook tijding voor hem had. De man bracht hem een brief van zijn vader. Deze had blijkbaar in grooten haast geschreven. Hij meldde, dat bijna zeker nog disnzelfden dag de beslissende slag zou plaats hebben, wast de troepen van Tilly naderden, en waren reeds in 't zicht.

Geeft God ons de overwinning, zoo schreef de oude ridder, en val Ik niet in den strijd, dan is het zeer mogelijk dat wij elkander reeds morgen wederzien. Wat er gebeuren kon als wij de nederlaag lijden is niet te voorzien. Blijf in elk geval zco lang bij den koning als mogelijk is. Hij heeft «ijn trouwe dienaren wel noodig.

Vol gedachten lei Otto het schrijven neer. Was 't wonder, dat hij dien morgen zijn taak bij den koning niet zoo nauwkeurig vervulde als anders. „Scheelt u wat, jonker? " vroeg koning Fredenk zelfs eenmaal. Maar Otto liet zich niet uit, en ging in stilte na wat er alzoo gebeuren kon, eer men vier en twintig uur verder was. Zou hij zijn vader wederzien? Als overwinnaar of als vluchteling? Zou hi hem ooit weer levend aanschouwen ? En in den angst des harten rfep de jonge man tot God, en bad om hulp en uitkomst, vertrouwen en sterkte.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1912

De Heraut | 4 Pagina's