GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

NIET LOSGELATEN DOOR GOD.

II.

KAPITEIN ROMFRET.

Ia dioi tijd vond men in Frankrijk geen kweekscholen voor de zeevaart; de jongen die lust \aA om te varen, leerde op zee al doende zijn vak; hsette op de oorlogsschepen onder het toezicht van den gezagvoerder te staan, maar in weükelijkheid stond hij onder de geheele bemanning en had daardoor vele, dikwijls harde, veeleiscUende gebieders.

Kapitein Romfret bleek in vele zaken een uitzondering op dien regel. Geen godvreezend man, gaf hij nogtans hun de voorkeur die ordelijk en zedelijk leefden; nu onzeRodolphe, nog onder den goeden invloed van de weduwe Chambre, behoorde tot de besten der jongere equipage, daarom maakte de gezagvoerder hem weldra kajuitswachter. Rodolphe, al was zijn leven zwervend geweest en daardoor zijn schoolgaan afwisselend, toonde altijd veel lust om te leeren, elk oogenblik dat hij vrij kreeg bracht hij in een stil hoekje met een der boeken uit de kajuit door.

„Wel Valton, lees je graag? "

„Jawel, Kapitein, doch er is zooveel in uw boeken daar ik niets van begrijp, waarvan ik nooit hoorde; ik vrees soms, dat ik te dom ben om vooruit te komen." „Zoo vrees je dat, hum!"

Kort na dit gesprekje mocht Rodolphe verscheidene uren per week van 't onderwijs genieten, dat een der officieren den adelborsten gaf en waarbij hij soo zijn best deed, dat deze zeeman den leergragen kajuitswachter menig afzonderlijk lesje gaf en hem boeken leende, waaruit hij zonder hulp veel kennis op deed, gelijk de adelborsten op goede scholen hadden ge£uin.

Ruim drie jaar moest de „Brillante" kruisen blijven; in het tweede jaar kwam zij in de nabijheid eener eilandengroep in den Grooten

Oceaan, die geheel onbewoond was. „Kapitein", vraagt een der officieren, „mag ik met enkele mannen aan land gaan? Ik ken dezen archipel, die is rijk aan schildpadden, welke de bemanning een voortreffelijk voedsel zullen verschaffen en mij, die ze zal jagen, haar schilden; ook is er hout en drinkwater, waaraan wij behoefte hebben of krijgen, zooals u weet".

Weinige uren later liggen twee sloepen voor anker in een diepe kreek, de bemanning, waaronder onze Rodolphe zich bevindt, is van proviand voor verscheidene dagen voorzien en aan land gegaan, slaan zij een tent op om daarin de nachten door te brengen.

De officier wist niet dat enkele der eilanden sedert een paar jaren bewoond werden en wel door zeeroovers, Maleiers, aan de vervolging der Europeesche oorlogsschepen ontkomen.

’t Is een aangename afwisseling na maanden varens, weder eens den vasten grondonder de voeten te hebben en na een welbesteden dag, waarop meaige boom wordt geveld, liggen de zeelieden van kapitein Romfret te slapen in de tent.

Rodolphe Valton ontwaakt lang voor de zon is opgegaan, hij keert zich om en Om, doch kan niet weer inslapen; stil opgestaan, doet hij zijn morgengebed en verlaat behoedzaam de tent. De frissche zeewind doet hem goed, bij loopt langs de stompen der gevelde boomen, doch blijft eensklaps stilstaan. Wat hoort hij daar? Zijn 't roeispanen? Talrijke riemen die in het water plassen? Wie kunnen dat zijn? Zoo snei en zoo stil mogelijk bestijgt hij een steilen heuvel; hij rekent vandaar den anderen kant van het eiland te kunnen zien, want vandaar komt het geluid der plassende roeispanen tot hem.

Gezond verstand en kordaatheid geven Rodolphe de kracht om een kreet te onderdrukken en doen hem begrijpen, dat er geen oogenblik te verliezen valt, zullen zijn makkers niet in hun slaap worden vermoord".

Wat Irij dan ziet? Zes zwaar gewapende prauwen komen behoedzaam langs de kust naar de kreek roeien 1 Half glijdend, hilf loopend daalt hij van den heuvel, op zijn bloote voeten snelt hij naar de tent, welk den bevelvoerenden ofQcier en deelt hem in enkele woorden zijn waarneming mede.

Weldra zijn allen gewapend in de sloepen opgesteld, reeds snorren de pijlen over de klippen die de kreek aan den eenen kant beveiligen; een scherp gevecht tegen de talrijke bemanning der prauwen wordt geleverd; gelukkig hoort kapitein Romfret het losbranden der geweren, hij zendt de barkas met gewapenden ter hulp en.... de aanvallers deinzen met achterlaten van verscheidene dooden; de bemanning der „Brillante" telde vele gewonden doch geen enkelen doode, ook bleek den scheepsdokter dat de pijlen en schichten niet vergiftigd waren.

Groote lof wordt Rodolphe] door officieren en manschappen toegezwaaid en kapitein Romfret teekent het voorgevallen niet alleen op in zijn scheepsjournal, maar verzoekt tevens om spoedige bevordering van zulk een wakker, jeugdig varensgesel. Zelf vindt onze Rodolphe dat hy niet veel bijzonders heeft gedaan, en dat zijn vroeg opstaan hem toch eigenlijk niet als een verdienste kan aangerekend worden.

Terug in de haven van Toulon gaat op voorspraak van kapitein Romfret onze vriend over op „de Belloua" wier kapitein juist een plaats van adelborst vacant heeft; na het verhaal van 't gebeurde in den Stillen Oceaan, oordeelt deze gezagvoerder dat hij zulk een adelborst best gebruiken kan.

Zoo zet Rodolphe Valton zijn voet op de ladder, waarlangs hij tot admiraal zal opklimmen even als eenmaal zijn voorbeeld Jean Bart!

III.

GEVAREN VAN PROMOTIE.

Welk een onderscheid! Enkele jaren geleden een scheepsjongen, daarna door de goedheid van zijn kapitein kajuitswachter, en thans? Niet meer achteruit is Rodolphe's plaats, maar hij behoort tot het officierenkorps!

’t Zijn sterke beepen die de weelde kunnen dragen. Al heeft Rodolphe gemeend tot alles bekwaam te wezen en nooit zijn belofte aan de weduwe Chambre te zullen breken, reeds den eersten avond op „de Bellona" schaamt hij, in het kwartier der adelborsten, zich om zijn knieën te buigen, gelijk hij het achtetuit altijd gedaan had. Hij zal in zijn kooi wel bidden! Geen gebed, geen bijbellezen!

Aan zijn familieleden en ook aan de vrome Cevenolsche schrijft Valton over zijn promotie. In de haven van St. Louis in Senegambie binnengevallen, ligt daar een brief van Rodolphe's oom. De goede wijngaardernier verheugt zich over den voorspoed van zijn neef en meldt hem, dat hij onlangs te Toulon is geweest; met de gedachte de goede weduwe, die voor zijn neef zoo belangeloos gezorgd had, een genoegen te doen met haar tijdingen van hem te brengen, begaf hij zich naar het lieve huisje op weg; doch kon het niet terugvinden; wegens de uitbreiding der vestingwerken was het verdwenen. De regeering schonk de bejaarde eigenares een sommetje tot schadeloosstelling, deelde men hem mede; waar zij evenwel henentoog kon niemand hem zeggen.

’t Lijkt Rodolphe wel, dat met deze mededeeling ook de laatste klopping zijner conscientie tot zwijgen wordt gebracht. Hoe ordelijk, plichtmatig en gehoorzaam hij ook blijft, onderscheidt hij zich overigens in niets van de anderen aan boord der „Bellona".

De „Brillante" liet hem het verre, warme Oosten aanschauwen; met de „Bellona" gaat het van de gloeiende kust van Senegambië naar de Zuidelijke Ijszee. Diar, zeiden de geleerden, moet een uitgestrekt vastland zich bevinden; vele opvarenden van schepen uit verschillende landen hebben het land gezien, en tot begeleiding van een wetenschappelijke expeditie, gaat de naamgenoot der godin des oorlc^s, met haar wakkeren kapitein naar het onbekende Zuiden.

Dit zuiden bleef den geleerden toen nog onbekend en bevreesd zijn bemanning aan een overwintering, als weleer die der onzen op Nova-Zembla bloot te stellen, besluit de gezagvoerder koers te zetten naar zijn vaderland.

Noch Toulon, noch Cherbourg kan bereikt worden zonder eerst eenigen voorraad in te nemen en daarom gaat de „Bellona" voor Cadix ten anker. De kapitein verneemt dat het niet heel rustig is in de stad en besluit zelf met de noodige manschap naar wal te varen; terwijl bij aan de verdere bemanning, zelfs den officieren, beveelt niet van boord te gaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 augustus 1912

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 augustus 1912

De Heraut | 2 Pagina's