GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

INGEZONDEN STUKKEN.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

{Bulten verantwoordelijkheid van de Redactie)

AANBIDDING.

c Eeuwig woord van God, dat hoog en dreigend die wester wolken aan den hemel bouwt, terwijl de morgen sluim'rend zwijgt en zwijgend mijn ziel aanbidt en opwaarts schouwt.

Uit druipend groen van purper overbloosd trilt schelle voorslag op van vogelkoren, want klageloos wordt ver in 't rozig Oost e blijde, gouden zomerdag geboren.

Hoe bruischt omhoog in 't wachtend hemelrond het goud der nog verholen zonnewegen. aar wekt de adem van den morgenstond n 't loof een klatrenden smaragdenregen.

Wat zijn Gods werken grootsch, wat zijn ze boven er boven menschelijke mogendheid 1 eslachten die verdweent, 'k wil met u loven n knielen voor één' Majesteit.

Die roemt g' alleen, o goudgerande mant'len, aar God Z'n Koningseer mee tooit n die alleen het zevenkleurig tint'len er peerlen, die zijn almacht strooit.

Maar, aarz'len doet mijn voet bij 't binnentreden n Uwen tempel. God die alles ziet; e dulst're poel van ongerechtigheden! n mij ontging Uw vlammend' oogen niet.

Ik zou Uw werk in hart en oog weerspiegelen n al der ziele lof-en dankgeboort, et bruischend golven of het zachtkens wieg'len an mijn aanbidding, off'ren in mijn woord.

In 't stille, voorgevoelde middaguur ou dan bij 's harten wellustvolle kloppen aar dalen uit des wouds bewogen toppen w Godd'lijk levenswoord voor mij....

Wat werd er van? Daar waarden andre stemmen oor 't bladerruischen van Uw wereldhof; aar zweefden geesten, haters van Uw almacht n van mijn offer, — mijner lippen lof.

Gij zult als God zijn", — „waarom zoudt g' aanbidden vrije, godgelijke menschenziel." - n in de valsche koring, daar zij vielen, aagd' ik mijn zinnen mee, - ^ en viel.

Na ziet G' alom des afgods altaar rooken n 't menschenhart, dat om zijn God niet treurt, et weefsel van zijn werken heeft verscheurd n wandelt in zijn trotschheid ongebroken.

Weest dan een woedig' onweerslucht, o wolken I moort scherpe bliksems in uw diep satijn n doe het wreedst en billijkst schouwspel blinken: et kruis — en 't Lam in hellepijn.

Wat spreekt gij, strakke lijnen van die balken ij doodsverf van zijn lichaam tegen 't zwart. ie schichten en die donderslagen spreken, at God zijn wraak verscherpt, verhardt.

Elol, achenr de luchten onzer tijden opnieuw, dat ons het hart verscheur', en wij in diep' ontzetting met U lijden, verwezenen ter helle deur.

Totdat de wolken f^cheuren en verdwijnen! en 's Vadeis zonnebiii^kend aangezicht den blik van eindelooz' ontferming richt, op wie aan 's kruises voet in rouw verkwijnen.

o Heer, de schaar, die in haai dankend flaistren den blik niet wendt van Christus' stervend hoofd den voet niet van de bloedrivier, die 't vlammen van uw verbolgenheden heeft gedoofd.

Zoo wordt haar doodsnacht tot herboren hopen; zoo wordt gerechtigheid met liefde één; zoo wordt Gods liefde groot en alles kleen; zoo wuiven straks de hemelpoorten open.

o Wolkennacht en morgenstralen mijn ziel doorijlt uw dof gordijn, mij langt naar hooger ademhalen: ik wU bij God, bij Christus zijn. Laat stof, symbool, geloof voorbijgaan I O, ziet ge 't niet, dat licht, dien troon? Ik wil met d' engelen ter rei gaan, — Waar is mijn bruiloftskleed, mijn kroon?

Ik wil weer kind zijn van mijn vader en niet meer liegend satanskind. Mijn God, gebied mij, dat ik nader en dat mij dragen licht en wind. Ik wil Uw omgang hier verborgen daar drinken als een nieuwen wijn; geen moeizaam uitstel meer tot morgen dat ik met 17, met U zal zijn.

Dan duik ik in de gouden zoomen van 't kleed, dat afvloeit van uw troon en staar er naar de vonkenstroomen die spoelen uit uw zonnekioon. Dan kan mijn kleed uw kleed niet vlekken en 't branden van uw heiligheid in vleesch en bloed geen walm meer wekken, o Vader, die uw huis ontwijdt.

Ik wil, mijzelf vergeten, staren in uw ontzachlijk god'lijk hart en stroomen wellust voelen varen door mijn beseffen onverward. Ik wil Gods liefde voelen trillen. Zooveel, zooveel mijn kracht omspann' En nooit d' ontroering voelen stillen die hier slechts wank'len oorsprong nam-

Ik wil, bij 't blikken in aw luister, o God, die all' omvatting tart de diepten peilen van dat duister waaruit ik opgetrokken ward, 'k Wil aan uw waarde niet te weten ' en aan uw wijsheid onomvat de jammerlijke dwaasheid meten, waarmee ik uw gebod vertrad.

Ik wil, hoe God de zonde wraakte vermoeden aan zijn heiligheid; de kracht waarmee zijn toorne blaakte gemeten aan zijn majesteit. Ik wil verzinken in de wond'ren van Christ! grondeloozen nood om daar — als spel — te hooren dond'ren Gods volle oordeel in mijn dood.

En dan, en dan, in zwaai verrezen er grijpen naar mijn snarenboog en om de glotie van uw wezen mijn tonen stuwen starrenhoog; uw heilig recht tot ddar verheffen door met een bittren, heilgen spot mijn onrecht hier op 't diepst te treffen.... Hoe lang, hoe lange nog mijn Godl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1912

De Heraut | 4 Pagina's

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1912

De Heraut | 4 Pagina's