GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Rotterdamsche Kerkbode blijft Dr. Kuyper Jr, den strijd voeren tegen de Volkskerk:

In de derde plaats willen wij luisteren naar wat Ds. Lingbeek zegt over de Avondmaalviering, naar aanleiding van onze klacht dat, als ongeloovigen en goddeloozen worden toegelaten, het Verbond des Heeren ontheiligd wordt en Gods toom over de gansche gemeente verwekt.

Ds. Lingbeek schrijft ie: )onze kerk geeft offlciteliaXi.z< itXi. enkelen ongeloovige recht om te treden tot den disch des Heeren. Veeleer ontzegt onze kerk officieel aan lederen ongeloovige zulk een rechte. 2e. houdt voorts een betoog dat velen met een geveinsd hart een goede belijdenis afleggen, en niet geloovig zijnde tot het Avondmaal gaan, feitelijk hypocrieten zijn; dat dit echter niet voor rekening van de Hervormde kerk ligt, en dat dit bij de Gereformeerde kerken evenzoo is. 3e. dat er een reglement is voor kerkelijke tucht, waarin als tuchtmiddel wordt aangegeven voor die een «ergerlijk Ieven« leiden, de ontzegging van het gebruik des Avondmaals. 4e. dat alhoewel officieel de ongeloovigen geen toegang tot het Avondmaal hebben, zij er nochtbans kunnen komen en metterdaad ook komen, Maar de Moder­ nen loepen den drempel der kerk niet plat, en maken van het Avondmaal geen druk gebruik. En waar ze het toch doen, «welnu, onze kerk beschikt niet over een enkelen, maar over een tweetal sleutels des hemels, te weten de tucht, en de prédiking des Evangelies. En al werd dan de sleutel der prediking daar maar alleen recht bediend, dan zou dat voldoende zijn om zulk een ongeloovige van de tafel des Heeren verre te houden. Dat leeren de feiteni.

Wij willen gaarne antwoorden, en volgen deze vier punten.

1e. Dat de Hervormde Kerk officieel niet aan ongeloovigen en modernen en vijanden van de waarheid het recht geeft om lid der Kerk te worden en officieel hun zelfs het recht ontzegt om Avondmaal te vieren. Het valt ons op, dat Ds Lingbeek gaarne op het *oiScieele< t wijst, en telkens dat woord gebruikt. Hij doet dat natuurlijk om de aandacht van dxa f ettelijken toestand af te leiden, omdat heel het land weet, hoe in-droef die feitelijke toestand van de Herv. Kerk is. Maar dat beroep op het «officieelen zegt niets en biedt aan Ds. Lingbeek zelfs geen stroohalmpje om zich aan vast te houden. De Hervormde Kerk heeft leervrijheid, ex is geen band aan de belijdenis, er is plaats voor allerlei wind van leer. En die leervrijheid, officieel toegestaan, is bron van alle kwaad en ellende. Daarenboven dit nog; als b.v. een modern predikant bevestigd wordt, dan staat hij toch officieel in zijn ambt, als een moderne lidmaat wordt, is hij toch officieel lid. Dus de onge loovigen treden wel officieel op. Alleen maar het Dofficieeledt, zooals Ds. Lingbeek het gaarne zou willen hebben, is niet het o£Scieele dat klopt op de werkelijkheid.

2e. Hierin gaan wij volkomen accoord. Als iemand met een leugen in het hart een goede belijdenis aflegt, dan is hij een hypocriet, en daarover kan geen kerkeraad oordeelen. Het oordeel over het hart verblijft den Heere en den Heere alleen. Maar ons groote bezwaar is, dat bij de Hervormde Kerk de uitwendige belijdenis niet in orde is. Elk predikant mag leeren wat hij wil, en bij de belijdenis de vragen stellen naar zijn believen, en dit raakt niet het oordeel over het hart, maar over de zuiverheid der belijdenis.

3e. Dat de Hervormden een reglement van kerkelijke tucht hebben, weten we zeer wel. In de dagen der afscheiding en der doleantie hebben wij het aan den lijve gevoeld! Schrikkelijk is het, dat op grond van dkt reglement de godzalige Dienaren en getrouwe belijders van 1834—1886 zijn vervolgd. Het is waarlijk niet noodig, kinderen der scheiding en der Doleantie er aan te herinneren dat er een reglement van tucht is I Maar.... waarom wordt het niet toegepast op hen die openbare vijanden der waarheid zijn?

4e. De Modernen maken van het Avondmaal niet veel gebruik. Ja, maar het schrikkelijke is dat als zij het willen, en metterdaad doen, niemand het hun beletten kan; dat er een macht is in de Hervormde Kerk die dwingt ongehoorzaam .te zijn aan Christus bevel; dat er orthodoxen zijn die niet bulgen voor het woord, maar zwichten voor de bepaling van een reglement dat vierkant tegen Gods Woord ingaat.

En eindelijk, het is zoo, Christus gaf aan zijn kerk twee sleutelen, de prediking en de tucht. Maar kan gezegd worden dat de Hervormde Kerk als kerk, (officieel) den sleutel der prediking des Evangelies hanteert? Immers neen! Er zijn wel predikers der waarheid, er zijn wel »goede dominee's«, maar de Hervormde Kerk als kerk predikt allerlei wind van leer. En de twee sleutels mogen nooit gescheiden worden. Wat God vereenigd heeft mag de mensch niet scheiden. Was het waar dat de Hervormde Kerk als kerk het ware Evangelie predikte, zij had öók den tweeden sleutel der tucht, zou dien nimmer verloren te hebben, altoos hebben kunnen hanteeren.

Hoe men het ook wendt of keert, zoolang men de »Volkskerk* huldigt, moet men officieel het onheilige opnemen, en is het niet mogelijk voor de heiligheid van Doop en Avondmaal te waken.

Ds. D. Pol van Vlissingen, die in het Ze««wjf^ Kerkblad schreef over metkodisme en bekeerin komt op tegen wat hij het systematiseeren van den bekeeringsweg noemt ook in onze eigen kerken. t

Nog niet zoozeer om haar bekeeringswijze, als el om het systematiseeren daarvan, zagen wij in ns voorgaand artikeltje, wordt de door Wesley n Whitefield in het leven geroepen beweging het ethodisme geheeten.

Daarom kunnen wij ook de richting, in onze rovincie nog al inheemsch, die over den bekeeingsweg wel andere gedachten koestert, doch verigens evenzeer een vaste bekeerings-methode oorstaat, bij de behandeling van bovenstaand nderwerp, met enkele woorden ter sprake brengen.

Haar oorsprong in de historie is een andere dan ie van het eigenlijke Methodisme, haat beschouing over de ware bekeering evenzeer, doch in het asthouden aan hare methode der bekeering doet ij voor het eigenlijk Methodisme niets onder.

Laat ons haar bekeeringsweg, door een tegentelling te maken met dien van het eigenlijke ethodisme, wederom met een drieerlei trek moen aanduiden.

Vooreerst: de noodgakelyèe voorbereidingen.

De fondamenten van het werkverbond, zoo liet ich een zeker schrijver hierover uit, moeten eerst n des zondaars hart geheel gebroken worden, pdat er zelfs niet één steen blijve liggen, ten einde n dien diepen, ledigen, ontblooten grond het vaste en eeuwig fondament des geloofs te plaatsen.

Dan : de tieltwtrksaamheden, die haar kenmeren, als daar zijn: angstige schrik voor Gods toorn, agvaarding voor de vierschaar Gods als Heilige Rechter, teruggeleid worden in den geest naar het verloren paradijs en vandaar naar den Sinal met en vloek der wet, diepgaand gevoel van onmacht m zich zelf te verlossen, heilbegeerig uitzien onder vele tranen en in gestadige onzekerheid naar uitomst en nog vele soortgelijke bevindingen meer.

Waarbij zich dan nog als derde karaktertrek voegt, dat de bekeering een langdurig geestelQk roces is, hetwelk eerst na vele dagen, maanden, ai; en afloopt; na eerst al de stadiën, die de kenteekenen der echtheid zijn, doorgegaan te zijn, komt men ehtdelijk in het licht en in de ruimte, om ten slotte in de rij van de echt-bekeerenden zijn plaats te mogen innemen.

Dit is dan de weg der ware bekeerüig, dieneen iegelijk mensch kennen moet voor zich zelf, naar het Woord der Schrift (vernuftig gevonden, dat moet erkend!): ik zal ze eenerlei weg geven, om mij te vreezen. (Jer. 32 : 39.)

Voor zooveel nu deze ook in onze provincie zoo bekende richthig vollen ernst maakt met de noodzakelijkheid der ware bekeering, moet zij de sympathie hebben van een iegelijk Christen, die erkent en belijdt, dat levensvernieuwing en levensverandering onmisbaar zijn tot zaligheid. Denk­ A, beeldig is geenszins in onze dagen hei gevaar, dat het geestelijk leven beschouwd wordt als de ontwikkeling van het zedelijk leven onder den heiligenden invloed van het Evangelie en dat dientengevolge de praktijk der Godzaligheid geen eigen wortel heeft, doch vrucht is van opvoeding en omgeving of ook van een meegaand en volgzaam karakter. Terecht is het, zoo bovenaangeduide richthig ernstig waarschuwt, om toch nooit de scherpe grenzen te verdoezelen die daar zijn tusschen toe wat zij noemt Dde bekeering tot deugde en )de echte bekeering.«

Ja, zelfs voor zooveel zij, tegenover een eenzijdige overbeersching van het verstand in het geestelijk leven, nadruk legt op de werkzaamheden der ziel, zooals zij de religieuze ervaring liefst noemt, en opkomt voor de behoeften, en rechten van het leven des harten en des gemoeds, kan hare beschouwing en voorstelling nuttigheid en zegen brengen; al behoeft men daarom nog zijn oogen niet te sluiten voor haar gebrek aan kennis der waarheid Gods, in de Heilige Schift ons geopenbaard, wat haar zoo licht en gemakkelijk in de drabbige wateren van een gemoedelijk mysticisme verzeilen doet.

Doch ook zoo nog moét dat systematiseeren van i den bekeeringsweg, dat stellen van een vaste ea bepaalde bekeerlngsmethode, die de echtheid waar? borgen zoude, als strijdig met de Heilige Schrift veroordeeld worden, zooals wij dat ook een vorig maal reeds aantoonden.

Tronwens, dat modelleeren van de bekeering brengt niet tot een rijke en volle ontplooiing van het ware Christelijk gemoedsleven, gelijk men het van die zijde wel voorstelt.

Op den keper bezien, is het een vrij wel verstandelijk in elkaar gezet systeem, dat de plaats van een dogmatiekje bineemt; van een dogmatiekje niet van de ons in de Schriften gegeven waarheid Gods, doch van »wat gekend moet worden.a

En zoo goed als het nu mogelijk is, om de . waarheid der Schriften stelselmatig te behandelen, zoo onmogelijk is het, om naar een bepaald systeem of stelsel den bekeeringsweg en het bekeeringsleven te willen regelen en vastleggen.

In zulk een keurslijf wordt het ware geestelijke leven niet maar gedrukt en gekneld, maar verliest het eerst zijn verscheidenheid en ten slotte ook zijn werkelijkheid,

Zooals in de natuur ieder schepsel geformeerd is en leeft naar zijn eigen aard en dan nog weer eindeloos verscheiden, spottend met alle systematiseering, zoo is in het rijk der genade ieder der levendgemaakten toegebracht naar zijn wijze en leeft hij zijn eigen leven naar de mate der genade en der gave, en alzoo komt te voorschijn te midden ­van deze door de zonde zoo ontluisterde menschheid, niet een menschelijk uitgedacht systeem, maar de levende schoonheid der genade-werkingen Gods, de heerlijkheid, de veelvoud^e heerlijkheid van het Beeld Gods, die de Heere met zijn werk der herschepping beoogt.

Sommigen worden op wettische wijze overgebracht anderen worden verslonden door het Evangelie met de zoetheid zijner goederen; en beide soorten menschen zullen getuigen van meer of minder hartstochtelijke bew^^gen des gemoeds bij hun toebrenging tot God in Christus; doch weer anderen worden in »vele bedaardheid^ allengskens en haast buiten hun weten veranderd en zonder vele smartelijke droefheid of in verrukking brengende blijdschap stellen zij hun vertrouwen op Christus' gerechtigheid alleen en wandelen zij op het pad der gehoorzaamheid aan 's Heeren getuigenissen; en nog weer anderen worden op weer andere manier getrokken tot Gods licht, gelijk dat op zoo ver uiteenloopende wijzen door den verheerlijkten Zaligmaker bij het vergaderen der zijnen geschiedt; bij het zaligend werk van denverhoogden Middelaar, die de volheid van zijn leven in zijn gemeente uitwerkt, is dit anders denkbaar noch mogelijk te achten.

Handhave men dan onverkort den eisch van waarachtige bekeering, maar wachte men zich toch, om het wezen der bekeering met een bepaalden vorm te vereenzelvigen; zoodra dit geschiedt, mengt zich menschenwerk onder het werk des Geestes, wordt het wezen aan den vorm opgeofferd, en dreigt het gevaar, dat alleen maar de ledige vorm meer overblijft; gelijk wij eens een godzalig predikant zulk een dorren kenner van den waren bekeeringsweg in ontzaglijken ernst hoorden toevoegen: »Ik geloof waarlijk, dat gij het alleen maar van hooren zeggen hebt.

Zoo wordt ons ook duidelijk, waarom de bekeering van methodisten aller gading zulk een eenzijdig karakter draagt en dikwerf naast het leven komt te staan; gelijk de bepaalde en verelschte methode de veelzijdigheid van het leven miskent, zoo werkt wederom de bekeering zelve niet door tot de diepte en breedte van het persoonlijk leven, veel min tot heel het menschelijk leven in al zijn schakeeringen en verhoudbigen, en daardoor wordt dan de wandel der godzaligheid naar al des Heeren geboden en inzettingen maar al te veel en al te vaak gemist.

Naar luid van onzen catechismus is de waarachtige bekeering des menschen niet eentoesrand, waarin de mensch eens verkeerde of nog zich bevindt, noch ook de verzekering des geloofs, dat in Gods genade rust vindt, maar actie, werkzaamheid, zelfwerkzaamheid in Godes kracht, de afsterving g, van den ouden, van geheel den ouden, zondigen mensch en de opstandhig van den nieuwen, heiligen mensch, die lust en liefde heeft, om naar den wil van God in alle goede werken te leven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1913

De Heraut | 4 Pagina's