GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

uit de Pers.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antwoord aan den heer ERICA.

Zeer geachte Heer !

Gereed staande om naar Schotland te vertrekkeo (ter bijwoning van de Synode der Nationale Kerk, waar vermoedelijk zal worden besloten tot samensmelting van de «National Churchot en de «Free Churchï), heb ik •weinig tijd uwen - nopen briefa. ie beantwoorden. Toch wil ik u allereerst voor den zachtmoedigen toon van uwen brief, ook al worden mij terecht enkele ernstige vragen gesteld, danken, EQ tevens wil ik eens duidelijk uitspreken, dat het mij hartelijk leed heeft gedaan, dat ik blijkbaar vele broeders en zusters in Christus in de »Geref. Kerken« ernstig heb gegriefd.

Toch is dit hoofdzakelijk gekomen door een misverstand. Ik heb er geen oogenbük aan gedacht, zoo maar eens even een oordeel uit te willen spreken over den inwendigen staat van ± 500 000 kerkleden. Wie mij kennen, weten hoefeer ik juist tegen zulk «oordeelend, dat alleen aan God toekomt, steeds zoo heftig gekant ben. Hoe dan bedoelde woorden moeten verklaard worden, heb ik èa in De Standaard èa in De Gere f. Kerk (die ik u hierbij zend en waaruit u, zoo noodig, iets kunt overnemen) uiteengezet. U moet niet vergeten, dat ik natuurlijk evenzeer uit beginsel va de Ned. Herv. Herk blijf, als anderen haar uit beginsel meenen te moeten verlaten. Vanzelf heeft dit ook invloed op onzen kijk op de toestanden zoowel in de Herv. Kerk als in de «Geref. Kerken«.

Laat mij u voorts verzekeren, dat mijne persoonlijke verhouding tot de leden dier kerken nog precies dezelfde is als vroeger, dat ik gaarne trachten wil ook in 't vervolg den broederband te bewaren en te sterken, en dat menigmaal mijn bede is tot God, dat Hij zelf de breuke van Sion moge heelen.

Met beleefden groet en hoogachting,

Uw. dw. dr. en broeder,

P. J. KROMSIGT.

Amst. 14 Mei I9I3.

Antwoord aan Dr, KROMSIGT.

Want achter al ons kwijnen en ons klagen trilt in ons hart, dan hoog dan somber diep, maar steeds — een toon van nimmermeer versagen.

omdat ons Christus uit genade riep en heeft gezegd dat ook voor ons zal dagen het leven, dat Hij in zijn sterven schiep.

Vrij gevolgd naar S. ANEMA.

WelEerw. Zeer Geleerde Heer!

Voor uw schrijven als antwoord op mijn eerste artikel, zeg ik U dank.

Het brengt ons echter niet veel verder.

De drie ernstige vragen die ik U in mijn eerste artikel stelde, worden door U niet beantwoord, al verklaart U dat het U leed doet, dat vele broeders en zusters in Christus in de Geref. Kerken door uw woorden werden gegriefd!

Hoe geheel anders handelde Dr. Kuyper eens in een soortgelijk geval.

’t Was in i88j, einde Juni.

Dagen van spanning op politiek gebied had bij doorleefd.

Niet alleen de pers van Nijgh bestreed den Anti-rev. leider, maar ook Dr. Bronsveld en Ds, Buitendijk deden het.

Dr. K. stelde zijn mandaat beschtkbaar.

Op kerkelijk terrein dezelfde beroering.

De jaardag van de Vrije Universiteit zou in Den Haag gehouden worden, maar de Kloosterkerk werd door den Herv. Kerkeraad aan den toen nog Hervormden Dr. Kuyper geweigerd. Het bidden zelfs wilde men beletten.

Elders hield Kuyper zijn rede; IJzer en Leem, * maar toen Psalm 74, de strijdzang der Hugenoten, was gezongen, werd het velen te vol. De bekende Haagsche meeting was gehouden.

En toen, afgemat naar ziel en lichaam, moest Kuyper van zijn vrienden afscheid nemen en «herstel van ingeboete krachten op Zwitserlacd's bergen zoeken.

Even vóór hij vertrok, verscheen een vlugschrift van Dr. J. H. Gunning Jr, , waarin hij Dr. Kuyper beschuldigde dat hij mannen als Chantepie de la Saussaye, Beets en Gunning, zou gerekend hebben als te behooren tot de Anti-Christen.

_ Reeds 10 Juli 1885 schreef Kuyper in Interlaken zijn TiBedoeld noch gezegda dat reeds i Aug, o Gunnings tafel lag.

Geen enkel boek had hij in den vreemde tot zijn beschikking. Brukproej en correctie liet Dr, Kuyper aan anderen over en hij schreef:

«Geen oogenblik langer dan stipt noodzakelijk was^ mag ons Vaderlandsch publiek onder den indruk verkeeren, noch mag ik ouder de verdenking blijven, alsof ik mij metterdaad had schuldig gemaakt aan de zeer ernstige zonde, die gij mij ten laste legt«.

Steekt, WelEerw, Heer, deze handelwijze niet gunstig af bij de uwe ?

Kuyper weersprak een niet geuite beschuldiging, in een brochure van 3 vel, groot 80, nadat hij, wij wisten het, afgemat, rust moest zoeken. U nam de beschuldiging naar de Geref. Kerken geworpen, niet terug.

En dan te erkennen dat ik terecht eenige ernstige vragen deed, en er toch het stilzwijgen op te bewaren, doet mij leed.

Door U in Utrecht werd dus niet bedoeld een oordeel uit te spreken over de 500000 kerkleden, doch blijkens het no. van «de Geref. Kerk< t van 8 Mei sprak U over de Geref. Kerk.

«Toen ik het scherpe woord mij liet ontvallen, de Geref. Kerk van Dr, K. is dood, bedoelde ik te zeggen: «Er heerscht in die kerk hoe langer hoe meer een dorre, doodsche geest, tengevolge van de wijsgeerige elementen die door Dr, Kuyper in de Geref, Theologie zijn opgenoment.

Als bewijs hiervoor noemt U een brochure van Landwehr en voorts een uitlating in «Ons Tijdschrift«.

Landwehr (niet de Rott, Geref. predikant) maar een particulier in Kampen, ontstemd door het vertrek van Ds. Wisse, schreef een brochure van een paar dubbeltjes. Daarin staat dat 80 pCt. der Geref. pred. gingen in «intellectuaUsch-Hegeliaanschen richting.

Treffende beschuldiging.

Heeft die schrijver er een onderzoek naar ingesteld ?

Och neen I Misschien zelfs las hij nooit een citaat van Hegel. Ontevreden menschen zijn tot veel in staat.

Leuk dat zoovele Herv, predikanten er Ds, Landwehr op aanzagen. Zoo zelfs dat deze eindelijk moest schrijven: «lieve vrienden, ik heb met dit epistel niets uit te staanc. Deze brochure is in Kampen trouwens zelf reeds weerlegd.

Het tweede bewijs door U genoemd, was «een artikel in Oos Tijdschrift van enkele jaren geleden, blijkbaar door een bezadigd en der zaken kundig man geplaatsts (aldus schrijft U in ditzelfde no. van de Geref. Kerk).

Wie die broeder was weten wij niet.

Hoe kon U deze uitlating zoolang bewaren ?

Als U schrijft: er heerscht in de Geref. Kerk boe langer hoe meer een doode en dorre geest, dan ligt daarin opgesloten dat de toestand vroeger anders was, nietwaar ?

Op gevaar af dat U mij wat lastig vindt, nog een enkele vraag.

Wanneer was dit gelukkig tijdperk er f Wanneer, WelEerw. Heer, bloeide er in de Geref. Kerk een heerlijk geloofsleven ?

In 1886 ? Wij ontkennen het niet, al beroemen wij er ons niet op. Wij zien er het werk des Heeren in.

Zegt U, ja toen wel, maar nu niet, dan vraag ik U verder, waarom betoondtn de Herv. broeders in die dagen én ook daarna er zoo weinig waardeering voor?

Was er toen echter geen krachtig geloofsleven in de Geref. Kerk, wanneer, lieve broeder, is dit er dan wel geweest. Nu is het er niet. Er is dus een tijd geweest dat het wel zoo was. Wat ik U bidden mag, wijs ons het tijdperk aan !

Het is menigmaal uw bede tot God, dat Hij self de breuke van Sion heelen mag.

Dit wist ik. Daarom ziet U, èa terecht, • ook scherp op het leven der Gereformeerden. Wat zou het heerlijk zijn als uw Schotsche reis U een stap nader bracht tot dit doel. O, als eens over U de geest van ~ Schotlands's Hervormer, John Knox vaardig werd, wie weet wat gelukkige dagen Hervormde en Gereformeerde Broeders zouden beleven.

Vergeef mij, WelEerw. Heer en Broeder, als mijn pen een enkel maal U heeft gewond. Ik wilde U geen pijn doen. En al ons handelen is met zoude bevlekt. Ik ben er mij van bewust.

Door van de leden der Ger. Kerk nog wel het goede te veronderstellen, doch op de Kerk als Kerk het brandmerk te drukken, wordt de zaak niet beter. Levende leden in een Kerk waarin een dorre en doodsche geest heerscht, waarde Broeder, bet is geloof ik een contradictio in terminis. Ware die beschuldiging geuit door een modernen Dominee, ik zou gezwegen hebben. Nu mocht ik het niet.

Saam te knielen voor één God en Vader en dan toch zulke woorden te spreken, is het niet treurig ?

Neem uw beschuldiging, die U nooit waar kunt maken terug, voordat het Avondmaal U roept.

Met broedergroet.

Uw. dw. z

ERICA.

Ook wij laten het hierbij. Vergelijk wat onze Gereformeerde Kerken als kerken deden voor de Zending, de Evangelisatie, de tucht, de wetenschappen, de pbilantropie, en ieder gevoelt dat Dr. Kr. eenvoudig gelasterd heeft.

Oader den titel: „Copie van een Poolschen landdag", geeft De Waarheidswiend deze scherpe critiek ten beste over het Utrechlsche Reddingscomité van de Ned. Herv. Kerk:

Met begrijpelijke belangstelling hebben velen — K van welke richting ook — zeker wel uitgezien naar het verslag van de vergadering, die in m Utrecht door Dr, Slotemaker de Bruine en Dr. t van der Flier is belegd ter verdediging van het bestaan van de Ned. Herv. Kerk.

Wat de onderteekenaars van het bekende manifest, deze vergadering ter inleiding rondgezonden, wilden, had eigenlijk niemand begrepen. En, oordeelend naar de verslagen in de N. Rott. Ct., Nederlander, Uirechtsch Nieuwsblad enz. verschenen, heeft de groote vergadering — er waren wel 44 menschen opgekomen I — ten slotte ook niet veel klaarheid gebracht.

Hierover verwonderen we ons allerminst.

Ga koffiedik nu eens helder en doorschijnend maken. Dat kan immers niet.

En wat is het anders geweest dan onzin, héél de redeneering van Dr. S. d. Br, toen hij, zeide: we hebben voor de Herv. Kerk op te komen — maar dan moeten we nu niet spreken over handhaving der belijdenis, over de reorganisatiebeweging, over de rechten der vrijzinnigen enz. enz., neen! we hebben de vraag te behandelen: hoe hebben we ons te stellen tegenover degenen, die onze kerk willen oplossen en er naar hunkeren dat onze kerk zal verdwijnen.

We hebben altijd gedacht, dat wanneer we de kerkelijke kwestie grondig wilden behandelen, dat het dan juist gaan moet over de diugen die Dr, S. d. B, maar even buiten 't debat wilde stellen.

Of staat de welstand van de Kerk niet allereerst in verband met de toestanden in de Kerk ? Raakt het bestaan van de Kerk de belijdenis niet meer ? Is het onverschillig of Christus geloochend wordt of dat Hij wordt beleden als te zijn de eenige en algenoegzame Zaligmaker ?

Waar moet het heen, als men met een ernstig gezicht gaat zeggen: laat orthodox en vrijzinnige toch eens saam komen om te praten over 't geen gedaan kan worden om onze Herv. Kerk te redden maar 't mag niet gaan over gelooven en belijden Wat denkt men toch wel van de Herv. Kerk?

Wat wil men de menschen toch wijs maken?

Wat maakt men zichzelf toch wijs ?

Is de Herv. Kerk dat lichaam, waarvan de Haagsche Synode de hoogste wetgevende, rechtsprekende en besturende macht is; waar orthodox en vrijzinnig s& am woont; waarbij de een den ander helpen moet om haar toch vooral te laten blijven wat ze nu is, en waarbij men dan elkander wee p buiten de Kerkelijke gemeenschap sluit?

Dr. Slotemaker de Bruine die aan de Modernen anders het recht ontzegt om in die Herv. Kerk te wonen, wilde ze nu wel gaarne gebruiken om he het vuur uit de sloffen te laten loopen, om di Kerk te laten blijven zooals ze is — om ze da later, wanneer hij ze gebruikt had, als een uitgeknepen citroen uit te werpen.

In welke wereld leven we toch?

Denkt men nu, dat men op de kermis staat en daar boeren, burgers en buitenlui alles kan wijsmaken? De modernen hadden van hun standpunt volkomen gelijk, dat ze Dr. Slotemaker lieten praten en niet kwamen.

’t Mag een aardig gezicht zijn voor een ander, om te zien dat een poes met een muis speelt; maar de verstandigste muizen hebben op school toch geleerd om liefst niet aan dergelijke potsenmakerij mee te doen.

Zoo ook de modernen. Ze wilden niet komen. Die menschen gaan ook al spreken van «waarborgend en roepen ook al om «een vast accoord«. Een we kunnen hun geen ongelijk geven !

De Modernen bleven dus weg. Maar gelukkig waren er toch 44 predikanten bij elkaar. Wat een voorrecht, dat het toch door zoo'n groot aantal predikanten gevoeld wordt, welke onheilen onze Kerk bedreigen en welke vreeselyke rampen er over ons Vaderland staan te komen, 't Komt alles nog wel terecht I Met de blaasbalg van de liberale pers zal men 't vuurtje wel wit doen vonken I Onze Kerk kan gerust zijn. Waar zooveel trouwe wachters op de muren staan, is er geen nood!....

Dr. Slotemaker de Bruine zette helder uiteen waar het eigenlijk om ging. 't Ging over de coalitie en niet over de coalitie, want coalitie-mannen moesten toch ook vooral teekenen. 't Ging over de politiek en niet over de politiek, want er moest voor gewaakt worden dat de vergadering geen politieke kleur droeg, 't Ging over de toestanden in de Kerk en niet over hen die, binnen de Kerk leven, want de Modernen moesten toch vooral niet denken dat het tegen hen was.

’t Ging of laten we even 't woord geven aan een verslaggever, die ons berichtte: Nadat gezamenlijk gezongen was Ps. 25^:2 ging Dr. Slotemaker de Bruine voor in gebed, waarna hij allen het welkom toeriep.

Spr. wees op de prealabele vraag, die ons thans moet bezig houden, namelgk hoe wij ons moeten stellen tegenover degenen die buiten staan en dat wij ons niet moeten bezighouden met de vragen, die naar binnen rijzen.

Ten tweede moeten wij ons — zei spr. — buiten de politiek houden Wij. dienen ons te onthouden van politiek advies. Ons doel ligt hóoger dan het politieke votum.

Wij moeten — zoo vervolgde spr. — spreken over het welzijn onzer Kerk en wij moeten getuigen zoowel naar buiten als naar binnen. Hij hoopt dat de Herv. predikanten (die 44? ) zich toonen zullen; toonen naar buiten; — en hun die aan de Herv. Kerk willen raken, steeds zullen toeroepen: hasden thuis.

Hiermee opent spr, de vergadering.

Wie ddt nu niet begrepen heeft, is gewoon een uilskuiken. En het is duidelijk als glas: onze Herv. Kerk mag gerust zijn. Met deze vertooning is de taak gered. De meiboom kan in de kap.

Dr, van der Flier, de tweede spreker, zet voorts het concept-manifest uiteen. Hij deed dat ongeveer zóo: er zijn onderscheidene feiten die eensklaps de gevaren hebben doen zien, die de Ned, Herv. Kerk bedreigen.

Heel de vergadering was een en al gehoor.

Zou er een schilderij komen van den voortwoekerenden geest onder de etbischen om in zake Bijbel-critiek van kwaad tot erger te brengen ?

Zou geteekend worden het brutaal optreden van de vrijzinnigen of zou een schets worden gegeven van de groote schare, die in de Kerk zijnde, vervreemd van God en Zijn dienst, dreigt verloren te gaan ?

Onnoozele, die zoo iets verwacht had.

Zijn d^t nu dingen van beteekenis om op een predikantenvergadering te bespreken ? Neen — luister een oogenblik en gij voelt waar de wind vandaan komt:

De benoeming van Prof. Visscher, de benoeming van Prof, Noordtzij, het voorstel van wijziging art. l7i van de Grondwet en het optreden van den Geref. Bond zijn „de onderscheidene feiten" die aan Dr. van der Flier plotseling hadden duidelijk gemaakt „dat dit ten slotte moet uitloopen op een uiteenspringen der Kerk."

En dat zegt dan een predikant, die pas uit Middelburg komt, waarvoor het saam konkelen van Christus-loochenaars en mannen van de algeeene verzoening de plaats van Dr. van der Flier s ingenomen door een modern predikant!

Zóo iets doet de Kerk heelemaal niet springen.

Zóó iets is de moeite niet om te noemen.

Neen — dan mannen als Prof. Visscher.

Dan de Geref. Bond.

Daar, ddar zit het gevaar voor de Herv. Kerk !...

Als 't niet zoo ernstig was, zouden we eens artelijk lachen.

Maar nu vragen we alleen: «hoe zoo'n scherpinnig man, zoo iets onnoozels zeggen kan«

Vooral over art, 171 ging het. Zoo, dat later emand bij de gedachtenwisseling zei: we moeten och oppassen dat we daar niet zóo over spreken at we den indruk geven «dat het ons alleen om e dubbeltjes te doen is.«., .

Art. 171 is in gevaar. En dan — zoo zei Dr. v, . Flier, dan zou onze Herv. Kerk «verschrompeeh.« Daarom «wij hebben recht voor onze Kerk p te komen, want het ongehinderd voortbestaan er Ned. Herv. Kerk is van groot belang voor ns volk, voor zijn heiligste goederen.

Prachtig gezegd !

Maar ongelukkigerwijze vroeg b, v. Ds, Blanson Henkemans: wat bedoelt men met de Ned. Herv. Kerk?

Is dat die verzameling van menschen, die nu et kracht en geweld bij elkaar gehouden worden, erwijl ze niet bij elkaar hooren? Of moet van onze Herv. Kerk weer gemaakt worden wat ze zijn moest: de Kerk des Heeren in dezen lande, sprekende en levende naar Gods Woord?

En ja — daar mocht nu toch wezenlijk wel eens over gesproken zijn. Of men met de Herv. Kerk bedoelt wat men er in 1816 van gemaakt heeft en zooals de modernen haar 't liefst houden — of dat onze Herv. Kerk zich ook als Kerk van Christus heeft te openbaren en of onze Herv. Kerk ook nog naar Gods Woord heeft te vragen. Maar ... dat was nu niet aan de orde.

Onze Herv. Kerk zou «verschrompelen* als art. 171 werd aangeraakt, en onze Herv. Kerk zou «uiteen barsten» als de Geref, Bond nóg meer invloed kreeg.

Ddt was het paardje waarop Dr, van der Flier manhaftig door de leege zaal reed. Merkwaardig is, wat hij daarbij eigenlijk voor beschouwing naar voren bracht.

Eigenlijk zei hij: die kwestie van art. 171. wa niet zoo eenvoudig als velen dachten. Men moest vooral in 't oog houden, dat de juridische kant van deze kwestie eigenlijk nooit afgehandeld was; ook in '86 niet. Toen had de Hooge Raad wel gezegd, dat de Herv. Kerk de eenig rechthebbende was op de kerkelijke goederen en op de tractementen, maar juridisch was het eigenlijk nooit geheel uitgewerkt, en er kon nu wel eens een tijd komen, dat de Hooge Raad dnders besliste en dan zouden we moeten deelen met de afgescheidenen en met de doleerenden.

Dr. van der Flier meende, dat het laatste woord in zake de kerkelijke goederen nog, niet gesproken is. Dat door de hoogste rechtbank nog wel eens een inder oordeel kon worden uitgesproken dan in '86.

Iets wat hoe langs hoe meer gedacht wordt.

En inplaats dat nu Dr. van der Flier als hoog ethisch man er voor zou wezen, dat de financieele kwestie dan eens door bekwame rechtsgeleerden b V. uit de Hervormde Kerk en uit de Geref. Kerken enz. onderzocht werd, inplaats dat hij b.v. eens ging meedeelen wat de Hervormde rechtsgeleerde Jhr. Mr. O. Q. van Swinderen, oud-president der arrondissements-rechtbank te Groningen wil — niets daarvan. Geen eerlijk, rustig onderzoek.

Neen, een knuppeljacht, orthodox en vrijzinnig in bond, tegen Rome, Kuyper, Visscher, Noordtzy en vooral tegen den... Geref. Bond.

Wat hebben we toch hoogstaande mannen n tegenwoordig, die in geschrifte en met het woord e dag aan dag voor de Herv. Kerk opkomen.

Dan moet men daarnaast eens leggen wat Mr. van Swinderen blz. 15—18 van zijn brochure «Een struikelblok* schrijft.

Wat staat dat lijnrecht tegenover elkaar.

En Mr. van Swinderen is óok Hervormd en... geen lid van den Geref. Bond.

Heel veel heeft de vergadering evenwel van Dr. Slotemaker de Bruine en Dr. van der Flier niet begrepen.

Men kon het ten minste maar niet met elkaar eens worden, wat men nu eigenlijk doen moest.

’t Leek bij de gedachtenwisseling wel een Poolsche landdag.

En men besloot maar naar huis te gaan.

Terwijl er toch gelukkig nog één oogenblik een stem gehoord is, die zeide: de groote ellende van onze Herv. Kerk is, dat men bij elkander houdt wat niet bij elkaar behoort....

Jammer, dat het stuk vuurwerk van Ds. Van Hoogenhnyze van Amsterdam, dat hij aanstonds afstak toen het dankgebed was uitgesproken, zoo nat was geworden en niet wilde branden. Er zaten zooveel schitterende pijlen in het stuk en zoo'n massa knalpatronen.

Maar het wilde niet branden.

En de vergadering ging uiteen — terwijl buiten door een kwajongen geroepen werd: Barbertje moet hangen !

Maar die jongen wist er niets van, van 't geen daar binnen besproken was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1913

De Heraut | 4 Pagina's

uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1913

De Heraut | 4 Pagina's