GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BROOD OP HET WATER.

IX.

IN ’T KAMP.,

De nacht was, wat het - -laatste gedeelte betreft, vrij rustig voorbij gegaan. De genees­ m middelen deden een goede uitwerking. Na den maaltijd gevoelde-ik mij zoo vermoeid, dat ik' moest gaan rusten, en eenige uren vast sliep. Vooraf had ik gezegd hoe men met den kleine moest handelen.

Toen ik na eenige uren ontwaakte, stond de zon reeds hoog aan den hemel. De hoofdman der zigeuners hield bij mijn bed de wacht. Ook hij had een poos rust genoten en zijn vrouw overgehaald later zijn voorbeeld te volgen, terwijl hij nu waakte.

Ik ging naar den zieken knaap, die nu rustig sliep, geheel anders dan een uur of tien geleden en ook een gansch ander - voorkomen had. De benauwdheid was trouwens genoegzaam geweken.

»Het gaat best, heer dokter», sprak de vader tot mij. s'Wat is het goed dat ge met mij mee zijt gegaan. Ik . had al meer gehoord, dat de nieuwe dokter zoo knap was in het genezen van de menschen. Nu kan ik er bij ondervinding van spreken».

Het was niet gemakkelijk den man te begrijpen, die Nederlandsche, Duitsche en nog andere woorden soms heel wonderlijk dooreen haspelde. Doch met wat goeden wil was het toch wel te vatten. Ik mocht hem echter zoo niet voort laten gaan en zei;

»Ge bedriegt u, mijn vriend. Ik kan niemand genezen, dat kan God alleen. Ik kan enkel de middelen aanwijzen en ook die zijn ons weer door God gegeven».

De man zag mij eenigszins verwonderd aan. Het was-als betwijfelde hij, of ik zelf wel aan mijn woorden geloofde. Doch ik wilde hem niet in het onz.ekere laten en ging voort:

Hoog in den hemel, ver boven zon en maan, woont Een die machtig is, ja, almachtig. 'Wat Hij wil, dat dóet Hij, en wat Hij gebiedt geschiedt. Zegent Hij de middelen die - wij den zieke geven, dan werken ze heilzaam en anders niet.. Toen ik bij uw kind kwam heb ik.Hem in stilte gevraagd, dat mijn middelen het goed n)ochten doen. Ook heb ik Hem. gedankt tóen ik zag dat dit gebeurde. En als ge nu erkentelijk zijt jegens mij, breng dan allereerst dank aan God, die de groote Geneesmeester is gelijk ge aan uw kind thans ziet”.

Weder zag hij mij verbaasd aan. Hij scheen een oogenblik na te denken en sprak toen:

»Maar hoe kan God van wien gij gesproken hebt, zich met ons bemoeien? Hij is toch de God der Christenen niet waar ? . En, wij zijn geen Christenen. Worden wij onder u zelfs niet somtijds heidens genoemd? ”

«Zeker» antwoordde ik, »maar overigens bedriegt ge u zeer, als ge meent, dat wij Christenen een afzonderlijken God hebben. Wij dienen Hem, die den hemel en de aarde gemaakt heeft en alle dingen. Hij heeft ook uit éénen bloede heel het geslacht der menschen geschapen, en daarom is Hij de God en Heere van allen. Hij wil ook aller geluk, maar wil ook dat allen Hem dienen. "Want allen zijn voor Hem gelijk en van één geslacht».

sik dacht» zei de zigeuner, die zeer opmerkzaam luisterde, idat gij Christenen een anderen God hadt dan b.v. de Joden of de Turken. Ik weet zeker, dat mijn voorouders vele goden hadden'net als de Chineezen en negers. Maar nü zegt gij, dat het dezelfde God is die over allen regeert. Dus ook over ons ? Heeft Hij mijn kleinen jongen genezen ? « b G t g b

»Juist« hernam ik, »en daarvoor mogen wij Hem danken. En ik raad u ernstig», zoo ging ik voort, sdaar gij dien God nog niet kent. Hem te leeren kennen, want Hij is uw Schepper zoowel als de mijne. Hij - wil ook uw Vader zijn”.

De hoofdman antwoordde niet. Ik begreep, dat al wat hij hoorde hem nieuw en vreemd was.

ïKunt gij lezen? » vroeg ik.

»Ja, maar uw boeken niet. Uit een Duitsche krant kan ik wel eenigszins - wijs worden».

Hier werd ons gesprek afgebroken, daar eenige mannen het opperhoofd wilden spreken. Ik ging weder naar den zieke, die snel beterde, en uit zijn bed mij vroolijk toelachte. Ik dacht, dat ik nu wel gemist kon worden, te meer wijl ook andere zieken op mij wachtten. Na een poos kwam mijn gastheer weer binnen, en ik deelde hem mijn besluit mee om nu zoo spoedig mogelijk te vertrekken. Had hij mij later weer noOdig dan zou ik gaarne komen.

Het gezicht van den hoofdman betrok zichtbaar. Hij schudde het hoofd en zei:

Heer dokter, ge hebt ons een grooten dienst gedaan, dien we nooit betalen kunnen, al geven we u ook nog zoo veel. Maar ge moet nog niet heengaan. 'Wat moesten we doen, als de kleine weer eens verergerde? »

Dat heb ik uw vrouw al gezegd, maar ook dat de kans op beterschap gelukkig verreweg de grootste is. Ik heb nog meer zieken, die mij me, t ongeduld wachten, en de dag is alweer voor een goed deel verstreken. Daarbij kan ik ook niet 'bij een ziekbed blijven, tot iemand geheel buiten gevaar is. 'Wij moeten het onze doen, en de zorg voor wat komen kan aan God overlaten».

Ik maakte mij nu gereed om te vertrekken. Doch het opperhoofd trad nader, en zei heel beleefd, maar-ook zeer beslist:

»Heer dokter, dat gaat niet. Eisch wat ge wilt, en we zullen het u geven, als - «dj kunnen. Maar. ge moet hier blijven tot donker. Dan geleid ik u veihg terug».

»En waarom niet eer? » vroeg ik misnoegd, ï Vreest ge misschien dat ik zal vertellen waar ge u schuil houdt óf den weg daarheen en dat dan de veldwachters u komen verjagen ? Maar \«ees gerust: ik zal u niet verklappen. «. »Ik geloof u volkomen», antwoordde de Zigeuner glimlachend, smaar al zoudt gij het er bij laten, anderen misschien niet. Men kon u zoo lang en zoo veel vragen tot het ten laatste heel moeilijk zou zijn te blijven zwijgen. En het gevolg zou wezen zooals u zeidet. Daarbij, als ik u over dag terug breng, wie staat er mij dan voor in, dat niet deze of gene in stilte mij volgt. Neen dokter, ge moet heusch hier blijven tot den avond. Gij zult het hier niet kwaad hebben», voegde hij er lachend bij.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 november 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 november 1913

De Heraut | 4 Pagina's