GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SPEELMAN.

XIII.

GOED EINDE.

Het behaagde den Heere allengs mijn oogen te openen, zoodat ik duidelijk leerde zien, hoe niet mijn deugd en braafheid mij er brengen kon, maar alleen Gods genade. IJn die werd mij bewezen. Thans is het oude voorbij en alles nieuw geworden. Ik zou het oude leven ook niet meer terug verlangen.

»Dat is heerlijks zei de tuinman, »van de verandering, waar gij over spreekt, heeft trouwens nooit iemand berouw gehad«.

Hoe meer ik beterde des te meer kwam ook de vraag, wat nu te doen, telkens weer op. Want dat de boer bij wien ik geweest was mij op den duur niet houden kon, zei ik reeds. Er was niet genoeg Hcht werk te doen. Doch daar bij kwam dat, sinds ik vroom of, zooals de boer het noemde, fijn was geworden, hij mij niet meer lijden mocht.

Noch mijn ouders, noch de dominé wisten raad. Die werd eindelijk verschaft door onzen schoolmeester, denzelfde die mij had onderwezen, en die wist dat ik goed zingen kon en ook het fluitspelen verstond.

»Jongen«, zei hij tot mij, sgij moest eens beproeven of ge met uw gaven voor muziek en zang ook niet een eerlijk stuk brood kunt ver-

dienen. Ik zou mij al zeer moeten bedriegen, als dat niet mogelijk was. Men houdt hier van spelen en zingen, en daarom zwerven er zomers ook heel wat speellui rond, die een goed daggeld beuren. Maar de meesten verstaan hun vak niet, en bovendien kennen zij geen andere dan ijdele, wereldsche deuntjes. Beproef gij nu eens wat anders en wat beters te geven, en als het Gode behaagt u in dit werk te zegenen, zijt gij geholpen, en geeft anderen een goed voorbeeld».

In het eerst had ik, om de waarheid te zeggen, niet veel zin in zijn voorstel. Het scheen mij toe dat het weinig geven zou, en ik op vele plaatsen zou worden uitgelachen. Doch er was niet veel keus. Nu ik weer beter was en met een houten been mij vrijwel kon bewegen, wilde ik mijn ouders niet langer tot last zijn. Een postje als portier in een gesticht te Nijmegen werd mij aangeboden, maar daarin had ik, die aan een leven op het vrije veld gewend was, nu heelemaal geen zin. Ik besloot dus te doen wat onze schoolmeester had aangeraden, en zoodra het wat opzomerde, begon ik mijn reistochten, den Heere vragende mijn weg voorspoedig te maken.

»En hoe is het u gegaan? « vroeg de tuinman.

»Wel, nu eenige jaren verloopen zijn moet ik zeggen, dat de raad van onzen schoolmeester nog niet zoo kwaad is geweest. Ik had een aantal mooie liederen uitgezocht, en speelde of zong die in de dorpen of op de boerderijen. Langzamerhand kreeg ik ook toegang tot de heerenhuizen en buitenplaatsen. Misschien kwam dat juist wel, doordat ik anders deed dan de meesten van mijn beroep. Op kermissen en bij dergelijke gelegenheden speelde ik nooit. Ook drink-en dansliedjes, al kende ik er ook vele, weigerde ik beslist te laten hooren. Dat bezorgde mij heel wat spot en vijandschap, en ook heel wat geld ontging mij daardoor. Menigeen moest van zulk een fijnen speelman niets hebben.

Maar daartegenover stonden anderen, die juist van zulk een wel gediend waren, en dien verkozen boven een soms halfdronken zwerver. Dat de herbergiers minder op mij gesteld waren, nu ik zelden meer bij hen kwam, is Kcht te begrijpen. Ik stoorde mij daar echter weinig aan. Ik wist hoe licht de sterke drank de oorzaak kon worden, dat ik weder in het oude kwaad verviel, ^ en ontving de wijsheid om mij daarvoor te wachten. Nu en dan word ik gevraagd op huiselijke feesten, en ook wel op groote in dorp of stad. Ook zijn sommige aanzienlijke lieden van mijn muziek wel gediend. Kortom ik kan daarin door des Heeren goedheid thans mijn bestaan vinden. Wel moet ik het zuinig overleggen, maar toch gaat het allengs beter, en kan ik ook nu en dan mijn ouders wat ondersteunen. Zoo heeft de Heere God ook voor mij gezorgd. Bij tijden valt mij hetloopen •nog moeilijk, dat zal echter wel beteren«.

»Maar 's winters zult ge toch in uw vak wel weinig verdienen. Hoe maakt ge het dan? «, vroeg de tuinman.

sWel ook daarvoor is gezorgd. Toen ik nog op school was, had ik nogal Kefhebberij voor planten en kruiden, die ik dikwijls zocht evenals mooie bloemen en bladen. Ik heb daarvan nog een heele verzameling. Toen ik nu bemerkte dat, gelijk gij zegt, mijn werk in den winter weinig loont, bedacht ik iets anders. Ik wist dat vroeger in ons dorp twee oude vrouwen gewoond hadden, die hun kost verdienden met het verkoopen van kruiden die zij in het bosch en lan^s den weg zochten en dan gedroogd hadden. Dat kon ik ook doen, dacht ik. En zoo begon ik dan mijn oogen te laten rondgaan terwijl ik wandelde, om op te letten waar kamille of munt groeide of waar hndebloesem te krijgen was.

Dat ging heel goed ; soms bracht ik een heelen oogst mee thuis, die daar dan drogen kon. Ik ging naar de apothekers en drogisten in de stad, en vroeg hun of ik kruiden mocht leveren. Dat gelukte vrij wel. Het brengt niet veel op, dat is zeker, maar het helpt toch om den winter door te komen. Zoo heeft de Heere voor mij gezorgd, en. ik weet dat Hij mij ook verder niet zal verlaten. Mijn oude vrienden heb ik bijna allen verloren; zij vinden mij te vroom. Maar ik heb ook vele nieuwe gewonnen*.

»Daar kunt ge ons gerust voortaan ook toe rekenen* zei de tuinman. »Ik hoop dat ge nog dikwijls op Jadis komt spelen. Maar als ge bovendien nog eens uurtje vrij hebt, kom dan gerust eens aan. Dat is geen verloren tijd. Ik wil u dan wel helpen kruiden te zoeken«, voegde hij er lachend bij: sWant die groeien hier genoeg voor een heelen drogistwinkek.

De speelman beloofde gaarne wat hem gevraagd werd. Na het avondeten gebruikt te hebben stond hij op en wilde vertrekken. Doch juist toen werd er aan de deur geklopt. De huisvrouw opende en tot aller niet geringe verbazing trad niemand anders binnen dan de heer van Jadis. Men meende dat hij op reis was, doch hij was vroeger teruggekeerd dan iemand had gedacht.

»Ik kom u nog laat storen« sprak hij. Maar we moeten noodzakeUjk voor morgen nog alles afspreken. Ik zie gij hebt bezoek. Is dat soms de speelman die, zoo ik hoor, hier geweest is, en u wel eens bezoekt f«

»Ja mijnheers, was het antwoord, sen ik hoop dat hij meer ma, g komen.

Zeker, dat kwam ik ook juist vertellen. Mijn dochtertje, zoo ging hij voort, zich tot den speelman wendende, heeft mij van u verhaald. Ge kunt zoo dikwijls komen als gij wilt. We zullen u gaarne zien.«

De speelman zei beleefd dank en vertrok. Kort daarop vertrok ook mijnheer, nadat hij de noodige aan wijzigingen had gegeven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juli 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juli 1914

De Heraut | 4 Pagina's