GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Het is mij goed nabij God te wezen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Het is mij goed nabij God te wezen”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen op den Heere HEERE, om alle viwe werken te vertellen. Psalm 73 : 28.

Zij 't ons vergund voor ditmaal over de Meditatie als zoodanig te mediteeren.

Een Meditatie is heel iets anders dan een leerstellig betoog, en verschilt geheel van een Schriftuitlegging.

Gaat ge mediteeren, dan trekt ge u uit uw gewonen gedaehtengang in het heilige terug. Ge scheidt er u niet mee af van de wereld, maar werpt u toch niet meer zoo klakkeloos op de werkelijkheid, waarmee ze zich anders aan u opdringt. Los laat ge de wereld dan in uw Meditatie we} niet, maar ze wordt u bijzaak, terwijl hoofdzaak in de Meditatie eeniglijk is en blijft het u inleven met uw gewaarwordingen in de gemeenschap met hét Eeuwige Wezen. In de Meditatie legt de ziel aan de wereld het zwijgen op, om alleen wat God tot de ziel spreekt, te beluisteren.

In het daadwerkelijk geloofsleven bij de kwijting van onze roeping zijn we arfzVj^ maar in de Meditatie schier enkel passief. Opzettelijk brengen we in otis mediteeren onszelf tot zwijgen, om ons hart voor het spreken Gods tot onze ziel-te ontsluiten.

Vooral de Psalmen geven uiting aan wat bij deze mystieke gewaarwording in de vrome ziel omgaat. . '

Ook het Te Deum is verlokkelijk schoon, zelfs in de vertaling die er in den gezangbundel van voorkomt, en ook het warme lied: »Middelpunt van ons verlangen, Trooster van 't ontrust gemoed* heeft wat aantrekt, maar tofth, al zulke zang geeft heel iets anders. Iets dat uzelf als mensch actief maakt, om uit te breken in lofzang en neer te zijgen in aanbidding.

Hiermee is niet gezegd, dat er niet ook wel tonen uit het dichterhart gevloeid zijn, die .de stille vrucht van het mediteeren brachten, maar toch, op dit punt vooral zijn onze psalmen zoo eenig en onovertrefbaar.. -

Aau vele psalmen voelt men 't zoo op djOor-.dringende wijzCj hoe de zanger, hoe de psalmist zich als verloor in de gemeenschap Jïiet zyh God en aandoejiingen van Hooger in "zijn ger Waatwoïding opnam, r " . . .

Nog s.teeds weet het vrome volk daw ook zeer juiat . den geheel eenigen prijs van zulke jisalraodische uitingen, op haar waardij te schy^tten. . . . . , - • ...

De ziel verliest zich als in aanbiddend zielsgenot, als 't; in Gods huis weerklinken mag van 't: «Gods verborgen omgang vinden zielen daar zijn vrees in woont, 't Heilgeheim wordt aan zijn vrinden naar zijn Vrêeverbond getoond«. Of ook als't met warmen toon uit aller, hart opwelt: »Hoe zalig is het volk dat naar uw klanken hoort. Zij wandlen Heser in 't licht van 't goddelijk aanschijn voort. Zij zullen in uw Naam zich al den dag verblijden».

Schier geheel de inzet van Psalm 139 straalt gehjken glans uit. «Gij kent mij van achteren en van voren, en Gij zet uw hand op inij. De kennis is mij te wonderbaar. Ik kan er niet bij. Zeide ik: De duisternis zal mij bedekken, zoo is de nacht een licht om mij.. Zelfs mijn gebeente was voor u niet verborgen als ik in 't verborgen gemaakt ben«. Ên de eindtriomf van de; Meditatie : keert dan ook altoos in hèt heerlijk zeggen van Psalm - 73 .terug: »Mij aangaande het is mij .goed riabij' Ood te zijn. Daarom zal ik geduriglijk, d. i. voortdurend, bij u zijn, want Gij zult mij leiden dóór uw raadt. .

inniger en teederder dan in deze psalmodie zich het zoet van de zielsgemeenschap met den Drieënige uitdrukt, is 't voor ons menschelijk zielsbesef ondenkbaar.

We komen dan weer in gemeenschap met den Heilige, waar de ziel eerst voor terugdeinst, en waar ze zich ten slotte toch onweerstaanbaar door voelt meegesleept. Het is een zelf wegzinken om God • alles te doen zijn, en dit alles zijn van God in het eigen zielsbewustzijn gewaar te worden. Uiterst zwak natuurlijk, en op meer gissende dan kennende wijze; maar gewaar te worden dan tpch als een zaligheid die ons omklemt, en ons onszelf vergeten doet, om alleen in te drinken wat uit denHoogeons toevloeit.

Ontkend mag daarom niet, dat er ook in de Meditatie een gevaar kan schuilen, en van de rechtgeaarde mystieken van alle eeuwen ging dan ook steeds de ernstige waarschuwing uit, om tocli nimmer bij die Meditatie zelfverheffing te laten insluipen.

Immers er komt in de Meditatie ten slotte een geheel eenig en zalig moment, waarin't ons te moede is, alsof onze zonde van ons gleed, ­alsof de beperktheid van onze kennis reeds vergeten ware, en alsof reeds hemelgeniéting ons deel ivare geworden.

Nu mag dat, «n zelfs kan het ons goed doen, en de ziel niet alleen verkwikken, maar ook heiligen, indien het de onderdompeling voor een oogenblik in d«n stroom van het eeuwige was, om aanstonds weer uit dien stroom op den vasten bodem van ons reëele leven terug te keeren.

Dan sterkt zulk een zichzelf-verliezen, dan verkwikt zulk eeh onderdompeling, en keeren we straks met vernieuwde kracht tot onze levenstaak terug.

Van zelfverheffing boven anderen om wat we genoten, kan dan geen sprake zijn. Eer heeft de ziel dan nimmer meer dan in die diepte der geestelijke onderdompeling haar eigen niet en haar eigen-onwijsheid tegenover het heilige licht van haaf 'God voelen afstuiten.

Vandaar dan ook dat we in ons orgaan ons nimmer in enkel mediteeren verloren, maar steeds 'de Schrift, steeds bet Woord deden voorafgaan', en eerst daarna de Meditatie deden voigeb. ' • "

Meer nog.

i-.Steedg bebbeii...'ite..iei ne'..vrint gewacht, 'oni de Medittttie dt> ot: eew zichzelf verliezenH i5emtjmer buiten de realiteit te plaatsen.

Mediteeren kan men niet voor een ander.

Intensief en heiUglijk mediteeren kan een ieder alleen voor zichzelf, als 't Beeld Gods in zijn, wezen teederlijk trekt naar Hem, van Wien dat beeld uitging.

Uit de Meditatie die verheft, poogden we daarom steeds telkenmale weer in het volle leven af te dalen.

Het was toch de vrucht van het mediteeren, die bij de vervulling van onze levenstaak glans aan het leven moest leenen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 mei 1916

De Heraut | 4 Pagina's

„Het is mij goed nabij God te wezen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 mei 1916

De Heraut | 4 Pagina's