GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

OM EEN PENNING.

VIII.

DE DADER.

Doch hét zou nog erger worden.

Op een morgen vond de burgemeester op den vloer van zijn kamer een brief, die er van buiten oiioogelijk en vuil uitzag. .Hoe die brief daar kwam, wist niemand.

De Regt opende het papier en las :

„Mijnheer de burgemeester!

Al doet gij al wat gij kunt, toch zal ik mij op u vreeken, dat heb ik aan mijn vader, die nu dood is, beloofd en ik zal mijn woord houwen. We zijne ongelukkig geworden, en wie zijn schuld is dat? Enkeld van u. Want we ware net van zins alleraaar eerlijke menschen te worde, toen gij kwam en mijn vader 'weghaalde. Nu ben ik een arme wees, en heb alles verloorën en een fagebond. Eikeneen verschopt mij. Maar ik zal het u betaalt zette.

Uw dw. dr.

FRITS."

Vol verbazing las de burgemeester het "papier, en smeet het' toen driftig van zich. Hij begreep maar al te goed wie de schrijver was.

„Frits van Bertus!", riep hij toornig. Dat verwenschte boevenpak zal mij nog in 't graf brengen. In een oogenblik stond alles hem voor den geest, wat acht jaar geleden was gebeurd. Maar daar achter rees ook nog de herinnering aan de ergernis, die hem het gedrag van Bertus dikwijls gegeven had. En nu was Bertus wel dood, maar het bleek duidelijk, dat zijn zoon en opvolger niet voor hem onderdeed. Hoeveel kwaads kon een jongmensch als Frits hem, Wouter de Regt, nog brouwen, te. meer wijl de jonge man meende zijn vader te moeten wreken. Dat moest uit zijn. Ik zal niet rusten, sprak hij, vóór de laatste • van dit gebroed' geen kwaad meer kan doen.

Met meer haast dan gewoonlijk, maakte de burgemeester zich gereed uit te gaan. In den regel was hij er zeer op gesteld dat zijn kleeren net zaten; thans scheen het hem niet te kunnen schelen. Ook dat het oogsttijd was, scheen hij te vergeten, en eveneens dat het toch dwaasjieid was den langen weg naar de naaste stad, waar het gerecht zetelde, te voet af te leggen, te meer wijl hij toch "gemakkelijk rijden kón. 't Was als werd hij voortgedreven om de zaak af te doen, en Frits bij het gerecht aan te klagen.

Met verbazing en niet zonder zorg zag zijnvrouw het aan. Zoo gejaagd en driftig had zij hem zelden of nooit gezien. Zou hem ook iets schelen?

„Zoudt ge niet liever het wagentje gebruiken ? " vroeg zij, na vernomen te hebben waai-haar man heen wilde.

„Neen", zei hij kortaf.

„Neem dan tenminste een knecht mee", vervolgde zij.

Nu-werd de man des huizes opnieuw boos, en hij riep uit:

„Wat een onzin, 't Is al erg genoeg, dat ik zelf in zoo'n drukken tijd het werk in den steek moet laten. En nu zou ik voor dit korte eindje weg ook nog een knecht en een paar trekdieren aan het werk onttrekken. Neen, neen, ik ga zelf en ben over een paar uur zeker terug".

In zich-zelf brommend greep Wouter zijn zwaren, knoestigen wandelstok en stapte zoo gewapend het voetpad op vlak bij zijn woning. Dit pad liep over een kleine hoogte aan wier •voet een spoorlijn zich kronkelde. Vlak bij was de welbestraate en drukke groote weg, die veel gemakkelijker was dan het voetpad. Maar het laatste was korter en daarom was het onzen burgemeester thans bovenal te doen.

Boven op den dorren, met struikgewas begroeiden heuvel, stond de burgemeester een oogepblik stil om adem te scheppen. Onverwacht zag hij eensklaps niet ver van zich iemand op den grond liggen. Het was een havelooze kerel met juist geen gunstig uiterlijk, lang en mager van gestalte en een ouden gedeukten hoed op het hoo^d. Toen de burgemeester nader trad, richte de man zich snel op en stond overeind. En met verbazing aanschouwde Wouter de Regt voor zich het levend evenbeeld van Bertus. 't Was duidelijk: Bertus, zooals de burgemeester hem indertijd in. de hut had gevangen genomen, stond nu verjongd als 't ware 'in de gedaante , van zijn zpon voor De Regt, die zeker zoo iets wel allerminst verwacht had.

„Mijnheer de burgemeester", zei de zwerver, terwijl hij met een spottend gebaar zijn hoed afnam, „ik heb de eer mij zelf u voor te stellen, als Frits die zijn vader wil wreken".

't Was zeker onbeschaamd en de burgemeester voelde het diep.' Zooiets had hij zich niet kunnen voorstellen.

voorstellen. „Wacht maar, deugniet!", ^ riep hij toornig en hief met dreigend gebaar zijn met ijzer beslagen stok op.

Maar eer het zware wapen deu jongen man trefte»''kon, was Frits het al ontkomen, en rende hij met groote snelheid den heuvel af vóór den burgemeester uit. Om dezen te tergen liep hij achteruit en maakte daarbij allerlei bokke: sprongen, terwijl hij telkens spottend voor zijn vervolger den hoed afnam en daarbij allerlei gezichten trok.

De burgemeester was woedend. Misschien had hij nog nopit in zijn leven zoo hard geloopen als thans. Maar het baatte weinig. Tegen .de vlugheid en vaardigheid van den kunstenmaker was. hij niet opgewassen.

Tandenknarsend zag hij het aan, hoe Frits de spoorlijn overstak, wat. mogelijk was wijl deze aan de weinig begane' heuvelzijde niet was afgesloten. Vlug als een aap vervolgde intusschen de jonge kunstenmaker zijn pad, nu eens buitelend op handen en voeten, dan weer springend als een aap, maar steeds wel zorgend buiten het bereik van den burgemeesrer te blijven. Doch ook deze gaf het niet op. De spoorweg had hier wat men" een overweg noemt. Aan de overzijde paalde de lijn aan den drukken grooten weg en was daarom aan die zijde behoorlijk afgesloten, onder anderen door een boom die neergelaten werd, wanneer een trein naderde. De burgemeester wist dit natuurlijk en begreep dus dadelijk welke richting Frits nam.' Dien kant uitziende, ontdekte hij echter iets, dat hem uitnemend te stade scheen te zullen - komen.

De slagboom aan de overkant was dicht. Er was vermoedelijk een trein in aantocht. De boom was zoo ingericht, - dat, als hij neerhing, onderdoorkruipen ontnogelijk M'as. Frits zat dus in de knip, . zóo dacht de burgemeester en hij herhaalde bij zich zelf zijn oude spreuk: Het heeft nog den tijd.

Of dat waar zou blijken?

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 september 1916

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 september 1916

De Heraut | 2 Pagina's