GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

,,Jndien zij eenigszins tot Mij roepen,''

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,,Jndien zij eenigszins tot Mij roepen,''

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indien gij ze eenigszins beleedigt, en indien zij eenigszins tot Mij roepen. Ik zal hun geroep zekerlijk verhooren. Exod. XXII:23.

Niet steeds vindt onze bede, die we tot onzen God opzenden, verhooring. Ieder onzer weet dit uit eigen levenservaring. Hoe vaak is, bij ernstige ziekte, niet om redding gesmeekt, dat toch ten slotte een lief pand naar het graf werd uitgedragen. En' ook, hoe vaak is niet ook op Christelijk terrein een pogen gewaagd en een gewichtige onderneming beproefd, dat 't toch ten slotte falikant uitliep.

Als het nu hier tot Israel heet, dat als een weduwe ook maar eenigszins tot Jehova roept, Israels God haar zal verhooren, doet dit op 't eerste hooren van de toezegging allicht vreemd aan en vraagt men zich af, hoe deze belofte met de vaak zoo anders uitloopende levenservaring te rijmen is.

Er komen in de Schrift meer beloften voor van Gebedsverhooring, die practisch, als we ons zoo mogen uitdrukken, toch door de uitkomst gelogenstraft werden. Dit brengt ons dan allicht in verlegenheid. De belofte boeit en bekoopt ons, en toch schijnt 't dat in de belofte óns meer wordt toegezegd, dan in de ervaring van het leven rechtvaardiging vindt.

Vooral hier doet zich die strijd voor, waar zoo met nadruk van - teenigszinst gesproken wordt. Zoo toch staat er: »Zoo zij, d. w. z. die weduwen, die verongelijkt worden, ook maar eenigszins tot Mij roepen, zal ik haar geroep zekerlijk verhooren*. Die bijvoeging van zekerlijk vooral maakt zelfs de tegenstelling nog scherper. Er wordt niet de eisch gesteld, dat ze in volkomen toewijding tot God roepen zal, en er staat niet tegerover dat God haar in den regel zooveel 't kan verhooren zal. Neen, de tegenstelling is veel krasser.

Van de ééne zijde dat ^eenigszins< ., en daartegenover van Gods zijde het zoo stellig en izekerlijki.

Veilig - mag dan ook gezegd, dat er in heel de Schrift nergens, zoomin in het Oude als in het Nieuwe Testament, een krasser uitspraak tot ons kwam.

Men voelt zoo, het gold hier niet enkel Gebedsverhooring, maar een doordringend handhaven van de Gerechtigheid Gods.

De weduwen zijn in lijden, zijn in verlegenheid, en worden, juist omdat ze de zwakkere zijn, in het zoo licht onheilige leven, in den hoek gedrongen en in haar rechten aangetast. En hierom is het, dat God zoo herhaaldelijk en zoo stelliglijk op het natuurlijk rechtjuist derwedtiwen aandringt.

Werpt de wispelturige levensverhouding zoo vaak vooral haar rechten omver. God zal juist haar recht handhaven.

Alles komt hier nu neer op wat in heuschen en werkelijken zin een roepen tot God is.

Er is zooveel schijngebed. Dan wordt er wel gebeden, maar 't bidden is vormelijk. Of ook waar 't ophield vormelijk te zijn, is 't toch meer een uiting geven aan de bittere gesteldheid van hlet gemoed, en van de begeerte des harten, en kan vaak in geen enkel opzicht betuigd, dat het een waarachtig bidden i».

En hiertegen nu gaat deze aangrijpende uit-spraak des Heeren lijnrecht in.

Alleen het echte, het heusche, het waarachachtige inroepen van Gods genade doet aan den horizont het licht gloren te midden van 't leed, dat ons de toekomst verdonkert.

Hiertegen nu gaat de Schrift steeds in.

We mogen in ons leed en in 't midden van onze ellende geen oogenblik 't ons voorstellen, alsof God om ons bestond, en alsof niet heel ons aanzijn en bestaan eeniglijk om Gods^ wil ons geschonken was.

Nu voelt al wie even doordenkt, hoe volstrekt onzinnig die eerste gedachte was, en toch toont de ervaring keer op keer, dat 't in verreweg de meeste gevallen nochtans zóó en niet anders van 'smenschen zijde bedoeld wordt.

Men leeft dan niet in de overtuiging dat men bestaat om Gods wille, en eeniglijk er is en leeft om onzen God, te verheerlijken, maar geeft veeleer toe_a.an de vlak verkeerde, geheel onheilige, en rechtstreeks onvvare voorstelling, alsof ons aanzijn, onze voorspoed, ons geluk de hoofdzaak ware, en alsof God er, welbezien, alleen was, om dit ons aardsche aanzijn te doen gedijen.

Vooral daarin komt dit zoo sterk uit, dat zoo velen, zoolang 't even kan, het buiten God afdoen.

Zijn ze krank, dan steunt voorshands alles op dèn arts, en men bidt niet. En eerst als 't ernstig wordt, en de heul van den arts teleurstelt, dan, ja, vraagt men zich af, of het toch niet beter ware ook zijn God om hulpe aan te roepen.

Zoolang nu die gesteldheid - in ons hart aanhoudt, blijven ivij de hoofdzaak, is ons geluk in. 't leven, onze voorspoed in wat we ondernemen, en ons verweer tegen wie ons krenken wil, 't heusche, waarop 't alles aankomt. Kan dan dit ons metterdaad redden, dan volstaan we daarmee. Is er raad of hulp poodig, zoo roepen we vriendenhulp of menschehjke assistentie in.

En eerst als ailes faalt en 't al op teleurstelling neerkomt, dan keert zich de ziel tenslotte nog tot ' den Schepper van ons aanzijn, - en dan wordt 't een bidden eiken morgen en eiken avond, om een hulpe, die men zich zelf niet scheppen kon, en ook vrienden of geleerden ons niet konden doen toekomen. En zoo wordt de Heere onze God, zij 't met eerbied gezegd, dan onze Noodhulp, die we dan aanroepen niet om zijn Naam groot te maken, maar om ons, zoo 't kon, uit nood en dood te redden.

Dit nu is geen bidden. Dit is niets anders dan, als er geen andere uitkomst is, eindelijk op den dienst en de hulpe Gods beslag leggen.

't Gaat dan met den Almachtige juist zooals 't met arts of apotheker ofadvocaat pleegt te gaan.

Hindert ons niets, en gaat 't in ons leven alles voor den wind, zoodat we gezond en ruim voorzien zijn van wat ons leven behoeft, dan talen we naar geen apotheker, en roepen om geen arts, en denken er niet" aan, om advocatenhulp in te roepen.

En de vaste regel is en blijft dan, dat we zoo ook onzen God hoogstens in schijn en vormelijk aanroepen, maar dat er van een waarachtig eerenen aanbidden van onzen God geen sprake is.

Hierop nu slaat dit aangrijpende zeggen terug: > Indien ze ook maar eenigszins tot Mij roepen zullen, zal Ik ze zekerlijk verhoorenc.

Komt 't er zóó voor te staan, dat zulk eene weduwe gevoelen gaal, dat ze niet meer zelve gedrukt wordt, maar dat in haar verdrukking het recht van haar God wordt aangerand, dan zegt Israels God haar zekerlijk verhooring toe.

Het is Gods bestel, dat er gehuwde vrouwen zijn, en Gods beschikking, dat haar huwelijk plotseling door den dood van den man kan worden afgebroken. De weduwe is een verschijnsel in het leven, dat uit Gods voorzienige ordinantie in het leven voorkomt. Op zich zelf zou er naar Paradijsorde nooit een weduwe geweest zijn. De weduwe is vrucht van het oordeel, dat de.dood in ons menschelijk leven bracht.

Juist daarom echter is in het bestel Gods de weduwe niet hulpeloos aan de wilkeur van haar medeburgers overgelaten. Wie haar aanrandt, randt God aan. En nu is 't maar de vraag, of de verlaten en bedreigde weduwe 't voelt, of ze zelve alleen wordtj aangerand, dan wel of ze 't in haar eigen leed bespeurt, dat voor wat haar aangaat 't leed ten volle verdiend zou wezen, maar dat 't gestuit en verholpen moet worden, opdat Gods wil, die de weduwe mogelijk maakte, niet in hoon onderga.

Spreekt nu de weduwe hier niet van, en is 't haar alleen te doen, om zelve geholpen te worden, dan ontwaart ze zelfs niet »eenigszins« dat 't recht Gods geschonden wordt, en daagt er geen hulpe. Maar dan ook omgekeerd, voelt ze, •al is 't maar eefiigszins^ dat in wat men haar , aandoet, haar God gehoond wordt, en is 't daarom dat ze naar Boven roept, dan komt er ook zekerlijk verhooring, en handhaaft God in die weduwe zijn eigen eere.

Dr A. K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's

,,Jndien zij eenigszins tot Mij roepen,''

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's