GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VELERLEI WEGEN.

XVII.

VERSCHIL VAN INZICHT.

Op een Zaterdagmiddag zat ik eenige oogenblikken aUeen ia een kamer, toen onverwacht mevrouw Jansens bumentrad. Ik begreep dadelijk dat er iets bizonders moest zijn.

»We moeten eens praten* zei de dame. «Ge zijt nu een week of zes hier. Hoe bevalt u het leven bij ons? En hoe gaat het met de talen en de muziek ? Vordert ge al wat ? «

Ik wist zeer goed dat mevrouw gezorgd had van mijn vorderingen op de hoogte te zijn, maar ik wachtte mij wel dat uit te spreken, en zei slechts dat ik met genoegen de lessen volgde en, zoo ik hoopte, ook met vrucht.

»Natuurhjk* zei mevrouw, «maar daar twijfelt niemand aan. Het beschaafde leven stelt zijn eischen en daar moeten wij aan voldoen, met of zonder lust. We hopen dat u lang bg ons blijft, en wij uw gezelschag genieten mogen. Wij zouden u hefst ais huisgenoot en vriendin beschouwen. Maar dat brengt u in aanraking met menschen uit hoogen stand. Bij den kustwachter kondt ge moeüijk leeren, hoe men zich in de groote wereld heeft te gedragen. Daarvoor is hier echter uitstekende gelegenheid«.

Wat ik hoorde was ten deele voor mij oud nieuws. Doch ik begreep dat er taeer moest volgen.

»Ge schiet nu al aardig opc vervolgde mevrouw, ïHjaar toch moet er neg wat bij komen. Hebt ge wel eens gedanst ? «

»O zeker* antwoordde ik, »voor dansen en springen had ik in Afrika allen tijd en ruimte«.

»Ja maar ik bedoel iets anders. Ik spreek van dansen naar de regelen der kunst zooals dat op bals plaats heeft. Dat moet men leeren en is heel iets anders dan in het wilde dansen en springen. Het maakt iemand gracelijk in zijn bewegingen, bevallig van houding en neemt alle stijfheid weg. De grootste heeren en dames leeren de kunst. Hebt ge zulk dansen wel eens gezien ? «

»O ja zeker: in ons paardenspèU, antwoordde ik vrij onvoorzichtig.

Het scheen dat die herinnering mevrouw Jansens minder btviel, maar ze zei niets daar op en ging voort:

»Ik zou gaarne den dansmeester hier laten komen om u te onderwijzen, maar dan met een paar vriendinnetjes er bij. Dat is gezelliger en maakt ook dat men gauwer aanleert«.

Ik gaf niet zoo dadelijk antwoord.

Mevrouw die dit stilzwijgen verkeerd uitlegde, zei aanmoedigend:

»Ge behoeft niet te vreezen dat ge lastig gezelschap aan hen zult hebben. Het zijn heusch lieve, jonge dames, met wie ik paar weken geleden kennis maakte. Wdj hadden een heel aangenaam gesprek. Ze zagen er in hun luchtige japonnetjes snocperig uit, en droegen juweelen zoo prachtig als ik zelden gezien heb. Ze zijn vriendelijk en gezellig, en weten zich keurig te kappen. Ik. geloof dat het ook u niet spijten zal kennis met hen te maken. We moesten het maar eens beproeven; vindt ge niet ? «

»Ik zal er gaarne nog eens over denken mevrouwt, antwoordde ik. „Ik heb niets tegen die twee dames, al vind ik dat ze boven mijn stand zijn. Maar ik wil u eerlijk zeggen de dansles vind ik minder noodig. Gesteld dat ik het dansen leerde, wat zou ik er mee doen ?

»Dat zoudt ge niet zeggen* hernam mevrouw »als ge ooit een danspartij hadt bijgewoond. Het is prachtig, heerlijk, verrukkelijk ...«

»Ik heb er toch geen lust in* viel ik haar onbedacht in de rede; »het is nergens goed voor«.

Mevrouw Jansens zette groote oogen op. Zoo iets had zij blijkbaar nooit gehoord!

’t Was thans haar beurt om een oogenblik te zwijgen. Tóen alsof plotseling een gedachte haar door het hoofd schoot riep zij uit:

»Ik heb wel eens gehoord van menschen, diu zoo dwaas waren om dansen zonde en kwaad te vinden. Vergeef me dat ik er hier van spreek, want u zijt natuurlijk te wijs voor zulke malligheid«.

Mevrouw zag mij seherp onderzoekend aan als geloofde zij zelf niet geheel wat zij daar zeide. Voor mij was het een moeilijk geval, doch de Heere gaf, al vioeg ik het Hem niet rechtstreeks, mij wijsheid om te antwoorden:

»Ik ben er niet bij groot gebracht, mevrouw. Bij mijn pleegouders werd niet gedanst. Ook weet ik wel dat de dominé in Afrika er veel tegen had, en zeide: De Schrift wil dat wij eten en drinken en al het andere zullen doen ter eere Gods. En dat gaat moeilijk met dansen, zei hij.

»Ge stelt mij bitter te leur*-antwoordde mevrouw spijtig. »Een verstandig en beschaafd jong meisje als gij moest toch boven zulke bekrompen en dwaze denkbeelden verheven zijn. Maar ik zie wel, gij hebt er-geen lust in. En gedwongen of om ons moet ge het niet doen«.

»Ik zou er mij bezwaard over voelen als ik het deed« zei ik.

»Maar wat ter wereld kan er toch voor kwaads in steken antwoordde mevrouw. Alles is bij u verkeerd of zondig. Om de kerk geeft gij heel veel, om de komedie niets. Kaartspelen mag ook al niet, zelfs al Wordt het om een onnoozel dubbeltje of om niets gespeeld. Waar moet dat heen ? Zoo zou het leven geen leven meer zijn. We mochten dan wel allen in het Trappistenklooster gaan, waar niet praten de eefste boodschap is«.

»Ik zweeg. Over het Trappistenklooster kon ik niet oordeèlen maar in elk geval was ik het met mevrouw niet eens. Het gesprek eindigde spoedig en dien dag zagen wij elkander niet meer.

In een der kerken, die ik reeds bezocht had, sinds ik hier was, had een bord of tafel mijn aandacht getrokken, die boven een der binnendeuren hing. In* vergulde letters stonden daarop de schoone, toepasselijke woorden van het eerste vers van Psalm 84.

Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot, O Heer, der legersChaten God, Zijn mij Uw huis en tempelzangen! Hoe branden mijn genegenheên, Om 's Heeren voorhof in te treên ! Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen; Mijn hart, roept uit tot God, die leeft, En aan mijn ziel het leven geeft.

Zeker, ik kon dat niet volkomen den Psalmdichter nazeggen de regels 4, 5 en 6 althans niet. Maar toch, ik gevoelde op dit oogenblik dat de danszaal en het huis des Heeren twee zijn, en dat ik als ik te kiezen had, toch liefst in het laatste zou vertoeven.

En terwijl ik zoo stil terneder zat kwamen mij ongemerkt nog andere woorden uit dienzelfden 84ste Psalm in de gedachten, zooals de schoone regels uit vers 5.

Een dag is in uw huis mij meer, Dan duizend, waar ik U ontbeer; 'k Waar' liever in mijns Bondgods woning Een dorpelwachter, dan gewend Aan d'ijd'le vreugd in 'sboozen tent.

En te meer werd mij duidelijk dat ik goed gehandeld had.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 januari 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 januari 1918

De Heraut | 4 Pagina's