GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ons antwoord aan Br. Buizer.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons antwoord aan Br. Buizer.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 15 Maart 1918.

IX.

Zoo heeft Calvijrr getoond, zonder ook maar een oogenblik aan de eischen van Gods Woord te kort te doen, toch In den waren zin des woords een katholiek Christen «te zijn. De Kerk van Christus viel voor hem niet saam met de Gereformeerde Kerk, zooals die door hem zelf te Geneve was ingericht of onder zijn leiding in Frankrijk, Nederland en Schotland tot ontwikkeling was gekomen. Hij heeft ook de andere Protestantsche Kerken, zooals de Luthersche Kerk in Duitschland, Denemerken en Scandinavië, en de Episcopaalsche Kerk in Engeland als ware Kerken erkend. Dat was het breede en ruime standpunt, waarop Calvijn zich gesteld heeft en waardoor hij zoo hoog uitsteekt boven de meesten zijner tijdgenooten.

Natuurlijk wil dit niet zeggen — om elk misverstand en vooral elk misbruik van dit voorbeeld van Calvijn af te snijden, mag hierop wel met nadruk worden gewezen — dat Calvijn al wat Protestantsch zich noemde of met de Roomsche Kerk gebroken had, reeds daarom als een ware Kerk van Christus erkende. Calvijn is niet enghartig geweest, maar hij heeft wel besliste grenzen getrokken. Met de secte der Wederdoopers, die niet alleen den . kinderdoop verwierpen, maar in die dagen een zeer revolutionair element in dén Staat vormden en allerlei verderfelijke dwalingen leerden, heeft Calvijn geen kerkelijke gemeenschap geoefend. De secte van de Libertijnen, of zooals zij zich zelf noemden, dfe > Spirituels", die van Nederland uit in Frankrijk waren binnengedrongen, heeft Calvijn, hoe vroom en overgeestelijk ze zich ook voordeden, giftmengers genoemd, en verklaard, cM ze nog erger vijanden van God en veel grooter verder vers van Zijne waarheid waren dan de Paus van Rome (Calv. Op. t. VII. p. 161). En hoe Calvijn». optrad tegenover de Antitrinitariërs, die de Godheid van Christus loochenden, bewijst wel de brandstapel van Servet. Calvijn zou er dan ook zeker niet aan gedacht hebben, degenen, die het Woord Gods verwierpen of de waarachtige godheid van Christus loochenden, voor ïbroeders" te houden, wanneer zij maar zeiden »Jezus lief te hebben." Hij wist wat de Apostel Paulus gezegd had, dat wie een ander Evangelie predikt, dan de Apostelen ons gebracht hebben, , al was bet een engel uit den hemel, vervloekt is (Gal. 1:8, 9) en wat Johannes heeft getuigd, dat degene, die loochent dat JezuSy is de Christus, de Zoon van God, de An| tichrist is Qoh. 2 : 22; 4 : 3) en aan de diepen ernst van dat woord der Apostelen* heeft Calvij|p nooit te kort willen doen Maar hoe beslist Calvijn zulke secten heeft veroordeeld, overal waar het Evangelie van Christus maar zuiver gepredikt werd; waar de grondslagen van ons algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof maar behouden bleven; waar men boog voor het gezag der Schrift en toonde naar de ordinantiën Gods te willen leven, daar heeft Calvijn erkend, dat ëen ware Kerk van Christus gevonden werd en getracht den band der gemeenschap te bewaren. /

Calvijn heeft dan ook, toen hij na zijn verbanning uit Geneve in Straatsburg vertoefde als predikant der Fransche vluchtelingengemeente aldaar, met de Luthersche theologen deelgenomen aan de godsdienstgesprekken te Worms en te Regensburg, en toen, om zijn eenheid met de Protestantsche Kerk in Duitschland te toonen, ook de Augsburgsche Confessie onderteekend. En niet alleen dat bij dit zelf deed, maar hij heeft ook aan zijn opvolger te Straatsburg Gamier den raad gegeven hetzelfde te doen. De Augburgsche Confessie was de gemeenschappelijke belijdenis van de Protestanten in Duitschland, en Calvijn had geen bezwaar haar te onderteekenen, ook H1 verklaarde hij er bij, dat hij deze Confessie opvatte in den geest van haar opsteller Melanchthon, en niet zoeals de Luthersche theologen haar verstonden.

Zelfs toen na Luther's dood, deze Luthersche theologen, jaloersch op den invloed, die van Calvijn uitging in Engeland, Nederlandsen in Duitschland, de Nederlandsche vluchtelingen, die in Duitschland een schuilplaats zochten, vervolgden en Westphal openlijk den strijd tegen Calvijn en het Calvinisme aanbond, heeft Calvijn, hoe diep hem dit ook gekrenkt heeft, in een roerend schrijven aan de predikanten in Saksen hen gebeden om de eenheid der Protestantsche Kerken toch niet te verbreken. > Ik bezweer u allen, gij die ware dienaren van Christus zijt, bij zijnen heiligen naam en den band onzer eenheid in Hem, helpt mij toch een geneesmiddel tegen deze krankheid (van de partijzucht) zoeken. Eén \'ader roepen wij aan; één Geest der aanneming tot kinderen geeft ons getuigenis van onze toekomstige erfenis; in de ééne gerechtigheid, die Christus voor ons verworven heeft, vindt onze ziele rust, in één Hoofd weten wij ons te saftm verbonden en verheerlijkt.

Hoe zou dan die Christus, die wij als onzen vrede verkondigen en die ons met den Vader in den hemel'Verzoend heeft, niet ook bewerken, dat wij op aarde als b*roeders vrede onder elkander houden ? " (Calv. Op. t. IX p. 49, SO).ftAan Calvijn heeft het dus zeker niet gelegen, dat deze band van broederlijke eenheid verscheurd is geworden. En de Gereformeerde Kerken in Frankrijk hebben geheel in den geest van Calvijn geharideld, toen zij op de Synode van Charenton in 1631 besloten, dat de Lutherschen, die in „Frankrijk vertoefden, in de Gereformeerde Kerk tot het Avondmaal zouden w^orden toegelaten.

Nu heeft men wel beweerd, 4at ^1 was Calvijn in de praktijk ruim vari^hart genoeg om ook deze andere Protestantsche Kerken als zusterkerken te erkennen, dit niet wegneemt, dat Calvijn toch nog altoos bevangen bleef onder het Roomsche dogma van de eenheid der ^zichtbare Kerk en daarom tegelijk zou geleerd hebben, dat er maar één ware Kerk kan wezen. En het zou dit gevoelen van Calvijn wezen, dat ook in onze Confessie tot uiting kwam. Prac-'tisch zou Calvijn de pluriformiteit der Kerk erkend hebben, theoretisch zou hij voor de uniformiteit der ware Kerk zijn opgekomen. Toch berust deze voorstelling, ook al wordt ze schijnbaar door enkele uitspraken van Calvijn gedekt, op een misverstand. Reeds op zichzelf is 't kwalijk denkbaar bij een man als Calvijn, die theorie en practijk zoo nauw vereenigde, dat hij in de practijk lijnrecht gehandeld zou hebben tegen hetgeen hij als geloofsdogma uitsprak. Indien de ware Kerk slechts één kon zijn, dan had Calvijn ook nooit de verschillende Protestantsche Kerken als ware Kerken kunnen erkennen. De uitspraken van Calvijn, waarop men zich beroept, bedoelen dan ook iets geheel anders. Zeker heeft Calvijn gezegd, b? ; .; ' in de Confession de Foy voor de gemeente» van Geneve, dat »er geen twee of < irie kerken zijn, maar slechts één katholieke of algemeene Kerk", maar hij heeft terstond er aan toegevoegd, wat hij daarmede bedoelde, nl. »dat alle uitr verkorenen één lichaam van Christus vormen, dat er maar één volk van God is, en dat al deze geioovigen één zijn in zooverre zij eenzelfde geloof, eenzelfde hoop en eenzelfde liefde hebben, door dejnzelfden Geest van God leven en dezelfde erfenis van het eeuwige leven verwachten" (Calv. Op. t. XXII p. 57). Het Roomsche dogma, dat er maar één ware zichtbare openbaring van de Kerk is, heeft Calvijn niet geleerd, maar juist bestreden. Toen de Sorbonne in haar geloofsartikelen tegen de Protestanten o. a. ook verklaarde, dat ieder Christen gehouden is te gelooven, > dat er maar ëen algemeene zichtbare Kerk is", is Calvijn hiertegen opgekomen. Dat er één algemeene Kerk is, erkende Calvijn, maar hij bestreed juist, dat deze Kerk altoos zichtbaar moest wezen, en evenzoo, dat deze zichtbare openbaring aan een bepaalde Kerk gebonden was. > De vraag is, merkt hij op, waaraan de zichtbare openbaring dezer Kerk kan gekend worden en het antwoord daarop is, dat deze Kerk daar zichtbaar wordt, waar Christus zich toont en waar Zijn Woord wordt gehoord, gelijk geschreven is: »mijne schapen hooren mijne stem" (Calv.' Op. t. XII p. 30, 34).

Daarbij komt, dat de Protestanten nooit zooals de Roomsche Kerk, ééne uitwendig zichtbare Kerk hebben gevormd, een wereld-' instituut, dat alle geioovigen omvatte. De ééne, algemeene. Christelijke Kerk openbaarde zich volgtïns hen niet in een wereldkerk, maar xnd^ plaatselifke_Kerken. ^ Ho& v rwi ' el er slechts "left" Ke^ is, zëgt"Calvijn, erkennen we toch, dat de noodzakelijkheid eischt, dat de vergaderingen der geioovigen oVer verschillende .plaatsen verdeeld zijn en elk van deze vergaderingen wordt een Kerk genoemd" (Calv, Op. t. XXII p. 92).

Het is, althans in den aanvang der Reformatie, niet een wereldkerk, zelfs niet een nationale of landskerk geweest, die met het Pausdom heeft gebroken, maar het waren overal de plaatselijke kerken, zooals te Wittenberg, te Zurich, te Bern, te Geneve, die het juk der hiërarchie hebben afgeworpen en tot de zuiverheid van het Evangelie zijn weergekeerd. Deze 'Kerken stonden aanvankelijk los naast elkander; van een kerkverband was nog geen sprake. Geneve's Kerk is zelfs op zich zelf blijven staan en heeft nooit tot de «Gereformeerde Kerk* van Zwitserland als onderdeel behoord. Trouwens, heel het idee van een > Kerk« als een landskerk, of wil mèn, als één instituut, waarvan alle Kerken onderdeelen vormden, was toen nog onbekend. De Kerken van Bazel, van Zurich, van Bern vormden elk een autonome Kerk, die nu en dan vergaderden door middel van afgevaardigden in een Synode, maar overigens geheel zelfstandig waren. Wan­ neer er dus sprafiè is van de ware Kerk, dan is dit nooit bedoeld in dien zin, dat er maar èén wereldkerk, of maar één landskerk de ware Kerk kan wezen, maar dat efke plaatselijke Kerk beoordeeld moet worden naar de kenteekenen of deze Kerk een ware Kerk is. En nu is het wel waar, dat Calvijn steeds geijverd heeft voor de eenheid dezer Kerken, maar dit wil dan niet zeggen, da! al' deze Kerken eenzelfde geloofsbelijdenis moesten hebben, dezelfde ceremoniën eneeredienst moesten bezitten of in één Kerkverband moesten leven, — want dat hebben zelfs de Gereformeerde Kerken 'nooit gedaan —^ maar dat ze elkander over en weer als Kerk van Christus zouden erkennen, elkander zouden steunen en helpen en de gemeenschap des geloofs en der liefde ondej elkander zouden beoefenen.

Tusschen de Kerken van Bohème en de Kerk van Gerève bestond geen het minste institutaire verband. Deze Kerken hadden een eigen geloofsbelijdenis, die zeker niet aan Calvijn te danken was; ze hadden een' heel andere kerkelijke inrichting dan de Kerk te Genèvè. En toch verklaarde Calvijn, dat deze Kerken en de Kerk te Geneve één lichaam vormden onder Christus als Hoofd. Niet om de institutaire eenheid, maar om de geestelijke eenheid jvas het Calvijn te doen.

Zoo blijkt, hoe de opvatting die Calvijn had van de eenheid der ware Kerk, hemelsbreed verschilt van wat de Roomsche Kerk daardoor verstaat. En tevens zal daardoor duidelijk zijn geworden, waarom tusschen de practijk door Calvijn gevolgd, en tusschen het dogma ^oor hem beleden, inderdaad geen tegenstelling bestaat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Ons antwoord aan Br. Buizer.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 maart 1918

De Heraut | 4 Pagina's