GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIV.

Maar hoezeervwe vooral den ernstigen tijd waarin we leven, er op aandringen om den geestelijken band met de broeders in de Hervormde Kerk te onderhouden en zooveel mogelijk saamwerking met hen te zoeken, daaruit volgt echter niet. dat het kerkelijk geschil, dat tusschen hen en ons bestaat, mag weggedoezeld worden. Niet alsof we niet van ganschet harte begeeren zouden, dat de kerkelijke scheidsmuur, die hen en ons verdeeld iioudt, moge wegvallen en de eenheid der Gereformeerde gezindheid, zooals Groen van Prinsterer het noemde, hersteld moge worden. Dat ons Gerefor meerde volk, de zonen van hetzelfde huis, de genen, die éénzelfde geloof belijden en voor éénzelfden Koning opkomen, in twee groepen gedeeld zijn, is voor een iegelijk, die de Gereformeerde Kerk lief heeft, een oorzaak van zeer bittere droefheid. Niet alleen, dat de krachten daardoor verdeeld en versnipperd worden, maar juist dat kerkelijk gescheiden leven brengt zooveel misverstand, zooveel broederkrakeel, zooveel vinnigheidjes tegen elkander in de pers mede, die wel diep zijn te betreuren. De band des geloofs, die nog zooveel hechter is dan de band des bloeds, blijft tusschen ons en deze broeders trekken en doet steeds meer met verlangen uitzien naar het oogenblik, dat de staketsels kunnen wegvallen en we in één kerkelijk huis saam kunnen wonen en leven.

Zelfs voelen we ons volstrekt nog niet los van de Hervormde Kerk als zoodanig. In de Acte van Afscheiding te Ulrum geteekend, werd niet alleen verklaard, dat rhen, hoewei zich afscheidende van de Hervormde Kerk. toch „gemeenschap wijde blijven oefenen met alle ware Gereformeerde ledematen en zien wilde vereenigen met elke op Gods onfeilbaar Woord gegronde vergatlering, aan welke plaatsen God dezelve ook vereenigd heeft", maar nog veel sterker, dat men de gemeenschap met de Hervormde Kerk alleen verbrak „totdat deze wederkeerde tot den waarachtigen dienst des Woords". Hoe sterk we ook tegenover elke aanklacht, dat we een nieuwe Kerk of een afgescheiden secte zijn op den voorgrond stellen, dat onze Gereformeerde Kerken niet anders dan de wettige voortzetting zijn van de alotide Gereformeerde Kerken in ons vaderland, toch zijn we daarom niet blind voor het feit, dat noch door de Separatie van 1834, noch door de Doleantie van 1886 het gelukt is de geheele Gereformeerde geziridheid van onder het Synodale juk uit te leiden, en een groot deel dezer gezindheid nog in de Hervormde Kerk gevonden wordt. Sterker nog, doel van de Kerkreformatie èn in 1834 èn in 1886 was om de onwettige macht, die zich in het huis onzer vaderen had ingedrongen en daar op den troon had gezet, daaruit te verdringen. Dat nu is beide malen niet gelukt. In de worsteling met die vijandige macht hebben we het onderspit gedolven. We zijn uit het vaderlijke huis, waar we als de echte zonen dier vaderen het eerstgeboorterecht hadden, uitgezet. We zijn verbannen en van ons erfgoed beroofd. En al hebben we om Christus wil dit met lijdzaamheid gedragen, toch zouden we den dag zegenen, waarop door een nieuwe actie van de Gereformeerden in de Hervormde Kerk deze onwettige en vijandige macht uit de Kerk verdreven werd, en daardoor het ons mogelijk werd gemaakt in het oude huis onzer vaderen weer te keeren. In dien zin bedoelde het ook De Standaard blijkbaar, toen zij sprak van een „tijdelijke afzondering" en een terugkeer naar de „aloude Kerk". Naar het Hervormde Kerkgenootschap met zijn Synodaal bestuur keeren we zeker nooit terug, wel naar een Kerk, die weer naar het Woord van God wil leven.

Maar al stellen we dit alles op den voorgrond om eiken schijn van , , kerkisme" te voorkomen, daaruit volgt niet, dat we, zoolang we met de Hervormde Kerk in haar tegenwoordige gedaante te doen hebben, met haar in kerkelijke gemeenschap kunnen treden. Een band des geloofs kan er wezen met de Gereformeerde broeders in de Hervormde Kerk, niet een band van kerkelijke gemeenschap met een Kerk, die als geheel het Koningschap van Christus verwerpt en haar reglementen boven Zijn ordinantiën stelt. Niet alleen, dat daardoor in onze eigen Kerken het kerkelijk besef schade zou lijden en we den prikkel in de consciëntie van de broederen die nog onder deze Synodale organisatie leven, zouden verzwakken in plaats .van dien scherper te maken, maar we zouden daarmede ook het goed recht van onze reformatorische daad prijs geven en mede schuldig worden aan de zonde, die door deze Hervormde Kerk tegen Christu.s wordt begaan.

Het is daarom dat we 't niet goed kunnen keuren, wanneer de leden onzer Kerk de godsdienstoefening in onze eigen Kerk verzuimen om de prediking in de Hervormde Kerk bij te wonen. Niet alsof het bijwonen van een dienst in de Hervormde Kerk op zich zelf zonde zou wezen. Men kan zelfs in een Roomsche Kerk wel eens een preek gaan hooren, wanneer men daarmede den eigen kerkdienst maar niet verzuimt. De godsdienstoefeningen zijn openbaar en het bezoeken van een godsdienstoefening als toehoorder of aanschouwer staat daarom ieder vrij. Zelfs laat het zich zeer goed denken, dat, wanneer men op een plaats tijdelijk vertoeft, waar geen Gereformeerde Kerk is, men daar de prediking in een andere Kerk bijwoont, zooals ieder doet, die in het buitenland vertoeft. Calvijn keurde het zelfs niet af, zoo Gereformeerden in een Luthersche Kerk hun kind lieten doopen, wanneer er geen Gereformeerde Kerk was, mits men dan maar duidelijk deed uitkomen, dat men met de Luthersche belijdenis, voor zoover deze afweek van Gods Woord, het niet eens was. Maar geheel anders komt de zaak te sta^n, wanneer men den dienst des Woords in zijn eigen Kerk verzuimt en geregeld naar de prediking in de Hervormde Kerk gaat om daar een gevierd redenaar te gaan hooren of daar het ware zielevoedsel te vinden. En nog veel minder mag men in de Hervormde Kerk zijn kind laten doopen of daar aan het Avondmaal gaan, al staat de Hervormde Kerk dat toe. Men kan niet tegelijk lid van twee Kerken zijn. Wie belijdt dat de Gereformeerde Kerk de meest zuivere Kerk is, behoort dit ook te toonen door trouw aan deze Kerk te blijven.

Dit wil echter niet zeggen, dat waar zulk een onkerkelijke daad zich voordoet, de Kerkeraad daartegen terstond met kerkelijke censuur moet optreden, of zoo iemand, gelijk wel geschied is, van het lidmaatschap der Kerk vervallen moet verklaren. Vermaning en berisping moge in zulk een geval op haar plaats wezen, niet het uiterste middel van de afsnijding van de gemeente. Volkomen terecht heeft daarom de Synode van 's-Gravenhage tegen een dergelijke draconische toepassing van de tucht in onze Kerken gewaarschuwd. Wanneer men te doen heeft met eenvoudige gemeenteleden, die niet met opzet Gods ordinantiën overtreden, maar ter goeder trouw dwalen, en meenen, dat* het ICerkverschil er minder toe doet, wanneer zij maar een goede preek hooren, dient de Kerkeraad dezulken met lankmoedigheid te bearbeiden en te dragen, zooals ook de Apostel ons in den Rorn. brief leert. Bovendien mag hierbij nooit uit het oog worden verloren, dat de schuld van deze dwaling niet alleen bij deze raenschen te zoeken is, maar veeleer in de verwarde kerkelijke toestanden waarin we leven. Indien de kerkelijke toestanden zuiver waren, zou de kerkelijke splitsingslijn alleen loopen naar het verschil in belijdenis. En dan zou niet één lidmaat onzer Kerk er aan denken naar een Kerk van een andere belijdenis te gaan, of hij zou daarmede van zelf toonen, dat hij de Gereformeerde belijdenis verzaakte. Maar zoo staat de zaak niet. Men heeft door allerlei omstandigheden thans naast elkander staan verschillende Kerken, waarin het Evangelie van Christus volkomen zuiver verkondigd wordt. Er zijn tal van Hervormde Kerken, waar dit geschiedt, om van de Christelijk Gereformeerde Kerk en de tal van afgezonderde Gereformeerde gemeenten nog te zwijgen. Juist dat nu werkt verwarrend op de eenvoudige gemeenteleden, die alleen vragen naar den inhoiid der prediking. En al heeft de Kerkeraad nu dezulken beter te onderwijzen en te vermanen, iemand af te snijden of van het lidmaatschap der Kerk vervallen te verklaren, omdat hij

naar éèn Gereformeerde predikatie in een andere Kerk gaat hooren, mag niet. Zulk een afsnijding is toch dan alleen geoorloofd, wanneer iemand door onkerkelijken wandel of leer toont geen geloovige te zijn. En daarvan is hier geen sprake.

Maar wat in eenvoudige gemeenteleden als een zwakheid kan gedragen worden, kan natuurlijk niet geduld worden in de ambtsdragers der Kerk, die een goed voorbeeld voor de kudde des Heeren hebben te zijn en wier verantwoordelijkheid daarom te grooter is. Het is daarom zeker niet te dulden, dat een predikant onzer Kerken in een Hervormde Kerk optreden gaat om daar het Woord te bedienen, evenmin als omgekeerd een Kerkeraad zou mogen toelaten, dat een Hervormde predikant in onze Kerken den dienst des Woords waarnam. Als toehoorder kan men een openbare godsdienstoefening in een andere Kerk bijwonen, maar wie daar als prediker optreedt, doet dit altoos op gezag en last van die Kerk, zoodat hij daarmede deze Kerk als een ware Kerk van Christus erkent. Zoolang nu zulk een Kerk zich buigt onder het goddelooze gezag der Synodale organisatie en daardoor zich schuldig maakt aan aanranding en verzaking van Christus Koningschap over zijne Kerk, kan men niet in den dienst van zulk een Kerktoptreden, zonder mede aan die zonde schuldig te komen staan. Bovendien, indien men één Zondag in 'de Hervormde Kerk het predikambt kan waarnernen, dan kan men dit evengoed eiken Zondag doen en in deze Kerk predikant worden. Principieel maakt dit geen onderscheid. Erkent men nu, dat men in de Hervormde Kerk geen predikant zou kunnen worden, omdat men daarmede zijn standpunt verloochenen zou, dan kan men ook niet voor één Zondag als predikant dezer Kerk optreden. Men kan naar Christus woord niet twee heeren tege­lijk dienen.

Wel heeft' men hiertegen opgemerkt, dat een predikant toch overal, waar de gelegen heid zich voordoet, het Evangelie mag verkondigen, en dat de Apostelen dit ook ge daan hebben, toen zij in de Jobdsche Synagogen optraden, maar dit argument houdt geen steek. Het Evangelie verkondigen mag men zeker overal, maar zoodra men dii anibtelijk doet in een vergadering der geloovigen, — en dit geschiedt wanneer men in een Kerk optreedt om daar het Woord te bedienen — dan mag men dit niet doen, of men moet daartoe een wettige roeping hebben. Die wettige roeping heeft een predikant in onze Gereformeerde Kerken alleen voor dese Kerken, maar niet voor een optreden in de Hervormde Kerk. Wil hij daar als predikant optreden, dan kan hij dit alleen doen krachtens een roeping, die hij daartoe in deze Kerk ontvangt. En nu voelt toch ieder, dat eèn predikant onzer Kerken/ die een roeping naar de Hervormde Kerk aan nam, daarmede vanzelf zou ophouden predikant in onze Kerken te zijn. Men kan niet predikant, in twee Kerken tegelijk wezen.

Ook het beroep op wat de Apostelen deden gaat niet op, om tweeërlei reden. Vooreerst omdat de scheiding tusschen de Christelijke .Kerk en het Jodendom toen nog niet voltrokken was. De Apostelen behoorden nog tot het Joodsche volk, onderhielden nog de Mozaïsche wet, namen zelfs nog deel aan den eeredienst in den Tempel. Voor ons kerkelijk leven kan dit geen richtsnoer wezen. Zoodra de scheiding tusschen Jodendom er Christendom naar Gods raad voltrokken was, zien we dan ook, hoe de Apostelen met het Jodendom breken. Wat vroeger geoorloofd was, zou toen een verzaking van he Christendom geweest zijn. Paulus, die eerst Timotheus om der Joden wil besnijden liet, 'schreef later aan de gemeente der Galatiërs, dat wie zich als Christen nog besnijden liet, Christus verloochende. En in'de tweede plaats moet, wat het optreden der Apostelen in de Synagoge betreft, wel in het oog worden gehouden, dat daarvoor geen ambtelijke aanstelling door de Synagoge noodig was, maar ieder aanwezige daarin het woord mocht voeren. Niet als dienaar van den Joodschen godsdienst, niet als door de Synagoge geijkte Rabbi's' traden de Apostelen in de Synagoge op, om daar een stichtelijke toespraak te houden, maar als Apostelen van Christus, om aan de Joden het Evangelie van Christus, te verkondigen en hen van het Jo dendom af te brengen. Een reformatorische daad, die dan-ook tot gevolg had, dat ai spoedig heel de hiërarchische macht van het Jodendom zich daartegen verzette en de Apostelen naar Christus' woord uit de Synagoge werden uitgeworpen. Van dit alles nu is bij het optreden van een predikant onzer Kerken in de Hervormde Kerk geen sprake. Wel verft, dat zulk en optreden reformatorisch zou werken, heeft het juist omgekeerd tot gevolg, dat. de gemeente in slaap wordt gesust. Het feit, dat een Gereformeerd predikant in hun kerkgebouw optreedt, versterkt hen in de meenihg, dat hun Kerk toch waarlijk zoo verkeerd niet is.

Zoo ligt in dit optreden in de Hervormde Kerk dus, ook al is dit niet zoo bedoeld, een beginselverzaking. Het ruilen van de kansels is altijd een teeken van verslapping en inzinking van het kerkelijk leven geweest De grenslijn tusschen de Kerken wordt daarmede weggedoezeld. En het Calviirisme heeft nooit in de wegdoezeling van de grenslijnen, maar juist in een scherp trekken van deze lijnen zijn kracht gezocht.

Calvijn, die op verzoek van een Roomschen bisschop een predikbeurt in de Roomsche Kerk zou waarnemen, is een ondenkbaarheid. Of het moest geweest zijn, om in die prediking met al de scherpte van zijn woord de zonde der Roomsche Kerk in het licht te stellen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 april 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 april 1919

De Heraut | 4 Pagina's