GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland-Houding derGemeinschaften.

Als wij een eenigszins igetrouw beeld wilden geven van den kerkdijken toestand in de overwonnen landen, zouden wij artikelen moeten schrijven die een geheele Heraut in beslag namen. En dan konden wij alleen nog maar mededeelen welke voorloopige maatregelen zijn genomen en hoe daartegen wordt gereageerd. Maar van een overzicht van hetgeen tot stand gekomen is, kan bij den, nog heerschende chaotische toestanden, geen sprake zijn. Wel is in alle Duitsche landen te bemerken, dat de Kerk een geheel andere positie zal innemen dan te voren; maar welke, is nog onzeker. Want de leiders der Kerken zijn verre van eenstemmig. Zal men. de landskerk zoeken te behouden ? Zal men trachten de Kerk een volkskerk te doen zijn ? Of zal rnen een vrije belijdende Kerk uit de puinhoopen van datgene wat geweest is, laten verrijzen ? Al deze vragen worden gesteld.

Nu schijnen de sGemeinschaften" van de gelegenheid gebruik te willen maken om zich meer vrijheid van beweging te verschaffen. Zij venschen vrijheid in het vieren van het Avondm'^, zij willen dat gemeenteleden als predikers zuHen'^'^0'1611 optreden, en verlangen dat zij niet ged\9°gs'i zullen zijn de kerkelijke parochiale indeefig '^ volgen. De .Gemeinschaften" van Groot-Beriiji hebben hun verlangens in de volgende punten geïfmuleerd:

1. Wanneer het Avondmaal in Broederkringen bediend wordt zonder dat een predikant daarbij voorgaat, moet dit niet beschouwd worden als een verbreking der kerkelijke orde, wanneer men het althans bedient volgens de inzetting van Christus.

2. Gemeenteleden moeten het recht hebben in de Kerk en bij begrafenissen te prediken.

3. De parochiale verordening behoort naar de Deensche wet gewijzigd te worden

4. Een nieuwe regeling van het kiesrecht, waarbij ook vrouwen stemrecht krijgen, moet ontworpen, waardoor het elke groep die de richting vertegenwoordigt, mogelijk gemaakt wordt, eigene s Vertrauensleute" naar de kerkelijke vertegenwoordigingen te Zenden.

De »Gemeinschaften" van Oberhessen verklaarden eveneens, dat zij krachtig wilden medemerken aan den komenden opbouw van het kerkelijk leven, als maar aan de bovenvermelde voorwaarden voldaan werd; waaraan nog werd toegevoegd, dat zij verlangden dat de aanstaande dienaren der Kerk eene opleiding zouden ontvangen in overeenstemming met het geloof, en dat vóór alles volhard werd in de bijbelsche belijdenis van den Christus.

Hoe zou het ons verblijden als deze »Gemeinschaften" tot de belijders van den Christus in de L^ndskerken zeiden: Wij willen ophouden een kerkje in de Kerk te zijn, indien gij met onS de vrije, belijdende kerk wilt opbouwen! Dan kon men ook de handen ineenslaan tot stichting van vrije Christelijke Universiteiten, waaraan Duitschland groote behoefte zal krijgen, wanneer de tijd mocht aanbreken dat de revolutiebrand tot staan gebracht is. Maar dan moeten de iGemeinschaften" de Kerk leeren beschouwen als een openbaring van Christus' lichaam en de gedachte laten varen, dat de Kerk voor een uitwendige organisatie te houden is, waarin allerlei richtingen zich kunnen saamvinden, als haar maar vergund wordt de heilsgoederen die in Christus verborgen zijn, te genieten.

Rusland. De ervaring van een predikant bij de Bolsjewiki.

Wij kunnen niet nalaten het volgende mede te deelen van een Luthersch predikant die in Koerland arbeidde. Zijn verhaal luidt aldus: »Blijven-of gaan.» Dat was de groote vraag voor ons Duitsche Koerlanders, toen de Bolsjewikische golf ons begon te overstroomen. Vooral wij predikanten hadden een zwaren conscientiestrijd: de wolf breekt in, mag de herder vlieden? Velen gingen, wijl blijven hun zinneloos scheen, ja als zuivere zelfmoord hun voor oogen stond. Niemand verzocht hun ook te blijven. Bij de ongeloofelijke vervreemding van de kerk in den wereldoorlog, vooral sedert den terugkeer der honderdduizenden Koerlandsche vluchtelingen uit Rusland, den haard van het Bolsjewisme, scheen het den gemeenten geheel onverschillig te zijn of de predikant ging of bleef. Alle pastorale arbeid was lam geslagen. Was er heil in te vinden om op een verloren post te blijven staan?

Het was geen heroïsme, dat ik toch bleef. Het ging aldus toe. Het was moeilijk te vluchten, alle have en goed moest dan worden prijsgegeven, baar geld had ik zoo goed als niet, waarheen moest ik dan met mijn gezin gaan om te bedelen ? Voornamelijk was het echter het plichtsgevoel van mijn lieve, moedige vrouw, dat den doorslag gaf. Ik zou wenschen dat ieder predikant ia zijn vrouw zijn „Seelsorger" had; aan mijne vrouw breng ik mijn vurigen dank voor hare vermaning om te blijven, vol te houden iSn niet te wijken, er mocht komen wat er komen zou. Hoe vreeselijk ook de gebeurtenissen geweest zijn die volgden, ik zou de ervaringen daarbij opgedaan, niet gaarne missen. De slotsom is mij oneindig dierbaar geworden, hij is uitgedrukt in de woorden: »als stervenden, en zie wij leven.* Allerbijzonderste ervaringen hebben dit geloof gewerkt en bevestigd, en uit de diepste ervaringen van het persoonlijke leven besluiten wij moedig tot Gods regeering over de wereld, en ook ten opzichte van de ontzettende ineenstorting en het raadselachtig lot van het vaderland, sden Heimat* zeggen wij: »als stervenden, en zie wij leven.

Ik vernam eens, dat een gezond mensch begeerde ziek te worden om tot rust en bezinning, in de stilheid te komen. Ik besloot, niet ten onrechte, hieruit dat de man een inwendige krankheid had. Iets dergelijks doorleefde ik nu zelf ook. Het was mij alsof God mij in grooten nood brengen moest, als had ik dat tot mijne geestelijke ontwikkeling noodig. Ik wilde het gevaar daarom niet zoeken, maar ook niet ontvlieden. Het lokte mij uit, in zekere mate ernst te maken met het woord »het kruis willig op zich nemen, mede lijden, mede sterven." Luther's slotvers: Nehmen sie den Leib, Gut, Ehr, Kind und Weib, lasz fahren dahin*... had ik altijd met een kloppend hart gezongen, vreezend onwaar te worden. Dat alles willig te laten varen — was ver van mij! Maar juist deswege, wijl dit als het leven van mijn leven scheen, stond het woord dreigend voor mij: »Wie zijn leven behouden wil, zal het verliezen*....

Wij bleven op den verloren post. Ik legde mijn geheele hart in mijn preeken, die, gelijk ik wist, mijne laatste zonden zijn. > De hemelen verkondigen de eere van den Allerhoogste, * was mijn tekst op 19 Januari. De kerk was iets minder ledig dan gewoonlijk, er waren velen gekomen om mij voor de laatste maal te hooren, want men mompelde reeds algemeen van mijn arrestatie. In mijn buurt was de Proost al weggehaald. In het hoofdkwartier Jèr Bolsjewiki, het vlek Talsen, 40 kilometers van mij af, werden dagelijks gevangenen ingebracht. In Windau waren echter nog Duitsche troepen. Ik had op mijn schrijftafel eenige boeken klaargelegd om die mede te nemen; een Bijbel, Loofs: > Wie was Jezus Christus? *, de dunne deelen van mijn geliefden meester Martin Kahler over de brieven aan de Galatiërs, de Hebreen, de Ephesiërs, de wereldgeschiedenis vau H. Wolf, daarbij wit papier en potlooden. Jammer genoeg vergat ik een zeer gewichtig boek: mijn gezangboek. Ik heb het daarna smartelijk gemist.

Op Maandag 2 Jan. werden wij door ruwe soldatenstemmen gewekt, die mij met mijne vrouw voor gevangen genoineB verklaarden. Dat was een onverwachte, harde slag: ons kind van vader en moeder verlaten, en mijn lieve vrouw, die in gezegenden staat verkeerde, aan hetzelfde harde lot onderworpen — reeds kwam de twijfel in mij op: mocht gij haar daaraan bloot stellen, had zij niet naar een veilige plaats moeten vluchten? Mijne vrouw zeide mij echter stil berustend en met blijd-' schap: > God maakt het altijd genadiger, dan men gedacht had; nu mag ik met u gaan, alles met u deelen, met u sterven, hand in hand!" Ons kindje bleef bij de oude grootmoeder in huis. Die ruwheid, met welke wij en zij behandeld werden toen wij weggevoerd werden, bespreek ik niet; de mannen hielden onze smart bij het scheiden voor komediespel.... Alleen het noodwendigste mochten wij medenemen. In de groote haast vergaten wij noodige dingen, als zeep, handdoeken, maar mijn boeken had ik bij mij. Met ons werden ook de Opperhoutvester, de Rentmeester en anderen gevangen genomen. Met ons tienen werden we naar Talsen overgebracht en daar in de gevangenis gesloten. Het voorloopig verhoor was ruw en grof. Wij werden verdacht van spionage, wij waren omgekochte verraders, enz. Wij zouden of opgehangen of doodgeschoten worden — ik moest uit mijne boeken maar ijverig over Petrus aan de hemelpoort studeeren. Op denzelfden avond vernam ik, dat daags te voren 24 heeren naar Tuchum getransporteerd en daar doodgeschpten waren; hetzelfde lot was ons allen, zonder uitzondering, beschoren. Ia de gevangenis waren ongeveer 75 gevangenen, dames en heeren, dagelijks kwamen er nieuwe bij. Mijne vrouw vond in haar cel verwanten en bekenden, ik was daarvoor zeer dankbaar; ik zag er de genade Gods in, dat zij niet alleen en onder vreemden was. Over het algemeen hadden wij in het begin veel reden tot danken; een goede, ruime, zuivere cel, goede krachtige kost en boven alles goede en lieve lotgenooten. De behandeling was echter ^zeer ruw; wij werden in onze nachtrust zeer gestoord door de wachten; ia de corridors spraken, zongen, maakten de soldaten muziek, zonder zich om iets te bekommeren. Ook de oude, zieke dames moesten op harde planken slapen, op een mantel of' pels. Wie beddegoed had, werd dit ontnomen. Het lijden begon echter doordat telkens nieuwe gevangenen werden aangevoerd. In het vertrek voor vrouwen waren op een nacht 38 personen samen; zij konden nauwelijks naast elkander zitten of hurken. Kinderen en zuigelingen waren eerst medegevangen genomen. Later werden zij wreed van de moeders afgenomen en in het krankenhuis gestopt. Met mijne vrouw werd niet veel omslag gemaakt; toen zij het slapen op de planken niet kon uithouden, zond men haar naar het ziekenhuis; dit was echter overvol, zoodat rhen haar weer terugzond. Eerst na tien dagen werd zij in het ziekenhuis opgenomen, zonder dat zij vooraf van mij afscheid nemen mocht. Wij hadden elkander maar zeer zelden in die dagen gezien en gesproken; maar waren toch meer dan ooit vereenigd. God vereenigde ons gevoelen en denken zoo, dat de een, zonder het te weten, dezelfde gedachten had als de ander.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's