GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Noord-HoUandsch Kerhblaa rchri f Ds. Imppia het volgende over iadndeving me andersdenkenden.

Eén van de grieven die sommige , .jingeren" (critische , jong-ren' dan. Wel te verstaan, in onderscheiding van de veel meer thetisch, opbouwend, , jjez nde) kenbaar maken tegen onze Gereformeerde Kerken, hare voorgangers en leden, is ook deze dat wij zoo weinig aanraking, gemeenschap, saamleven zoeken met „andersdenkenden; " ja, die verleer mijden, schuwen, en alle spoedig bitter verwijten gaan doen aan zulken, die, met meer ruimte van hart, dergelijke aanraking »èl zoeken, nadere gemeenschap »èl betrachten, inniger saamleven wèl toonen op prijs te stellen.'

Ds. Netelenbos geldt dan voor deze »jongeren" als het navolgenswaardig voorbeeld, ook in dezen immers hij bewees met de daad hoe op dit stuk niet bekrompen enghartigheid hem kon behagen maar de zijne was die breede opvatting der dingen, dewelke hem de broederband deed reiken aanniet-Gereformeerden, maar van wier geloof in Christus hij meende overtuigd te njogen zijn.

Het probleem, met zulke klacht en grief aan de orde gesteld, is ongetwijfeld waard te worden ingedacht.

Het voorgestelde ideaal Jijkt zoo schoon.

Wij houden meer van. de ruimte dan van de engte, op alleilei gebied. Het «Rehoboth' is éen onzer blijdschapsleuzen èn dankbaarheidszangen ; , de Heere heeft ons ruimte gemaakt". De vadereti spraken gaarne van hét ruime Vaderhart Gods. Wij stellen ons Jezus Christus — gelijk ook de Christusfiguur van den beroemden Deenschen beeldhouwer Thorwaldsen daarin het bij uitstek schoone van '.ijn Middelaa' sheerlijkheid tot ons zielsbesef brengt — soo bij voorkeur voor als staande met uitgebreide armen, tot zich noodend alle vermoeiden en belasten, i. terwijl van zijn heilige lippen de bij uitnemendheid troostrijke verzekering vloeit dat hij niemand dergenen, die tot hem komeh, zal uitwerpen. En dat de genade mededeelzaam maakt — het wordt door elk vrome van zin als éen h^lrer lieflijkste en loflijkste eigenschappen geprezen.

Maar wat zeggen ons deze wairheden ten aanzien van ons gelaakt wordend gedrag ?

Om deze kwestie tot beslissing te brengen is noodig, dat de klacht der «jongeren" helder geformuleerd wordt, niet blijft hangen in vage algemeenheden, maar wordt in verband gebracht met concrete feiten en daden en leve sverhoudingen.

Zal dit geschieden, dan moeten een paar vragen duidelijke beantwoording vinden.

Vooreerst: wat verstaat-ge onder «andersdenkenden"? Wat is de kracht van dat »denken" en welke de draagwijdte van dat op zich zelf zoo zuiverformeele woord «anders" ? Dit «denken" zal , toch wel niet bedoeld zijn als een blootelijk «meenen" met de opengebleven mogelijkheid dat ze morgen weer iets geheel daarvan verschillends voorstaan, gelijk wij het woord «denken" in zulk een zwakken zin gebruiken als we bijv. zeggen »ik denk nog wel eens bij u aan te komen". Maar dit »denken" wordt natuurlijk bedoeld in den «ster­ ­ ken" zin waarin wij bijv. spreken van «dichters en denkei s". »Denken* is dan in de combinatie «andersdenkenden* eensluidend met gelooven en belijden.

Maar wat gelooven en belijden dan die niet-Gerefotmeerde #broeders« ? Iets , anders« dan wij Ja, dat spreekt van zelf; want zij zijn en noemen zich »niet-Gereformeerd*. Ze bewandelen «andere* wegen. Maar hoever wijken nu deze «andere* wegen van «onze* wegen en van , den« weg dien Uods Woord ons, naar ons inzicht der Schriften teekent, af?

«Anders* kan zijn: volstrekt anders, in den zin van: tegenovergesteld; of: heel anders, in den zin van: zeer belangrijke afwijking toonend; of: een klein weinigje anders, met verschil op betrekkelijk ondergeschiKte punten.

Nu staat dit vast dat dusgenaamde «interconfessioneele» verschillen, dat zijn zulke die blijven binnen de grens onzer belijdenis (bijv. het veischil tusschen Supra-en Infralapsarisme) immer door de vaderen, en terecht, zijn geduld. Maar daarover loopt het geding met de «jongeren« niet.

Welnu — wanneer het dan extra-(buiten-) confessioneele geschillen zijn — waar en welke is dan de maatstaf^ aan te leggen aan het niet of al geoorloofd achten der afwijking, ter beslissing van de vraag of we met zulken «saamleven* mogen, al dan neen ? Waar is dan de grens ? Als de Gereformeerde belijdenis en het ten volle beamen van haar, niet de grens mag zijn (gelijk w^' stellen), zullen de «jongeren» ons dan duidelijk zeggen waar zij «èl een grens willen trekken; wien zij «broeder», «broeder in Christus Jezus» zullen noemen, en wien niet? Zullen zij ons duidelijk zeggen hieveel en hoe groote afwijking van de Gereformeerde belijdenis zij toelaatbaar achten, om toch nog zulken afwijkenden gewillig te reiken de broederband?

Met de zeer gewenschte beantwoording van deze vraag hangt nauw samen de kwes ie wat de «jongeren" willen verstaan onder tsaamleven". Dit is weliswaar niet een woord dat ik uit èén hunner klachten letterlijk kan halen; maar het is een woord dat ik zoo vrij ben voor hen uit meerdere hunner klachten te distiileeren.

Saamwerken doen we ongetwijfeld met ntet-Gereformeerdcn op meer dan ^én gebied. Met vele Hervoirodè b.oeders, die met ons één in belijdenis zijn, werken we blijde samen bijv. op 't terrein van school en onderwijs; en.hoe in onze antirevt^utionaire politJiek em doopsgezind predikant én onzer vooraanstaanden is, mag van algemeene bekendheid worden geacht.

Achten willen we ook o zoo menig niet-Gereforeerde, om zijns persoons-, om zijns werks-, om ijner deugdzaamheid, om zijner vroomheid-wil; n wij zeggen tot velen hunner niet 't hoogmoedigarizeïstische: «wij zijn beter dan gij", maar het precht-gcmeend-ned^rige : «gij zijt beter dan wij.

En dat de hemel óó« voor niet-Gereformeerden al openstaan; dat God Zijn volk en kinderen heeft ók onder dezulken die in dit aardsche leven met ns op meer dan één punt (miis het niet het carinale zij I; in belijdenis meenen te moeten verchillen — wa nemen het volgaarne aan. God de Heere vergeeft menigvuldiglijk. Hij moet óns h vergeven dwalingen en afdwalingen beide; Hij zal ok velen, die niet met ons gingen, vergeven de olingen huns wegs en hen zaligen om Christus' a il.

Maar als een «jongere" ons aanvalt om onze »enghartigheid" op 't stuk van het kerkelijk «saam-o leven" met zulken die onze Gereformeerde belij­ Z denis niet onderschrijven; dan gaan we met hem w niet accoord; en dan wenschcn we geen duimbreed b te wijken — om des Heeren wil.

We wenschen géén van beide: we wenschen niet een kerk binnen welker muren (gelijk bij de Her­ s vormde het geval is) allerlei richtingen — van het d meesi-beslist «ja" tot het even-stellig «neen" toe — «saamleven' onder één kerkelijken band, die d toch ten slotte niet bindt maar knelt; niet sterkt maar wondt; niet steunend-helpend maar groei-belemmerend werkt; we wenschen óók niet — met behoud van onze Gereformeerde belijdenis-kerk — een broederlijk-keikelijk saamleven met, zij 't ook ver*anie, «andersdenkenden", in tij de lijk-kerkelijk saamkomen (bij gelegenheden samenke> ken, atsiaan van den kansel en dergelijke) — omdat we meenen dat dit alles niet kan of mag vanwege het allesbeheerschend beginsel dat Jezus Christus, de Koning zijner kerk, als volstrekt souverein Koning, door ons, zijne kerkleden, moet wurden erkend. Deze erkenning nu brengt mee en sluit in, dat Hij zal te beslissen hebben wat als waarheid door zijne Chrisgeloovigen, in hun qualiieii van kerkleden, zal worden geloofd, beleden, gehuldigd. En bezien wij. Gereformeerden, dan de waarheid, de waaiheid Gods, met zulk een oog dat zij \olgens ons is saamgevat en op de meest-zuivere wijze weergegeven in de Gereformeerde Belijdenisschrilten, dan moeten deze ook onvoorwaardelijk als accoord van kerkelijke gemeenschap worden erkend en aanvaard door hen met wie wij als broeders kerkelijk willen saamleven.

De kwestie van de Evangelisatie is daarbij toch een geheel andere. O zoo gaarne willen wij velen bereiken met de véfkón-iging des E-angelies. Onze Heiland kwam om een vuur te werpen op de aarde.

Maar: zal het vuur van den waarachtigen godsdienst, naar ons hartelijk begeeren, een grooten hoop houts aansteken, dan moet het vó < r alle dingen zelf zuiver worden gehouden. De Perzen, die vuuraanbidders waren, zorgden er allerzorgvuldigst voor dat ge n druppel water, geen vuil en geen deel van eenig lijk, ooit viel in hun heilig lempelvuur; en een die «onrein» was, in hun Sk hatting, mocht er zelfs van verre niet inblikken.

Leeren wij daaruit: zelf hebben en houden een heilig vuur (heilig in den zin der Schriften); dan zal 't uok — niet om te verteren, maar om te behouden — naar buiten zich uitbreiden en zuiverend heiligen allen tot wie uitgaat het welbehagen onzes Gods!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's