GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

7 . IN VREEMDE HAVEN.

II.

Een vriend.

Of het nu goed was op zulk een wijs voor weezen te zorgen? Mij dunkt ieder voeh van neen. Ia den laatsten tijd heeft men dat overal begrepen, en wordt voor weezen anders en beter gezorgd. Dat kindeien in gezinnen worden op­ genomen is zeker beter dan in een groot weeshuis, mear dan moet het ook een goed en wel geordend gezin wezen, en niet een waar het slechts om halen te doen is.

En juist zulk een had de arme Hendrik Crul getroffen. Den boer bij wien hij werd uitbesteed kende hij volstrekt niet, alleen wist hij van hooren zeggfen dat zijn nieuwe verzorger een onvriendelijk, geldgierig man was, die zelfs voor zijn vrouw en zeven kinderen maar karig zorgde hoewel hij volstrekt geen gebrek had aan het noodige geld. Wat hiervan waar was zou Hendrik spoedig ervaren. s.

Toen de boer, van de uitbesteding teruggekeerd, Hendrik kwam afhalen, ' had hij tot hem gezegd:

«Nu, jongenlief, wordt je bij mij ingekwartierd, en ben je een jaar geborgen. Dat is een heele gerustheid, maar denk er om, in mijn huis moet ieder die kan meehelpen om wat te verdienen. Ik weet niet hoe je dat t'huis gewend was. Maar in elk, geval je leertijd is om, en je moet nu je handen uit de mouwen steken. Maar het zal wel goed gaan, als je maar je plicht doet, en tegen wat werk niet opziet, "

Dat waren zoo ongeveer de eerste woorden die Hendrik, toen veertien jaar oud, van boer Helpman te hooren kreeg. Ze klonken niet bemoedigend.

Nog geen veertien dagen was Hendrik in zijn nieuwe woning of hij • had reeds alle reden om de ruil te betreuren die bij gedaan had, trouwens niet met eigen wil en goedvinden.

Bekend is wat Ps, 133 zegt:

Al zie, hoe goed en lieflijk is 't, dat zonen Van 't zelfde huis, als broeders, samenwonen. Daar 't liefdevunr niet wordt verdoofd; Waar Hefde woont, gebiedt den Heer den zegen; Daar woont Hij zelf, daar ssrordt Zijn heil En 't leven tot in eeuwigheid. [verkregen.

Doch van dit al was hier weinig [te zien. Boer Helpman droeg zijn naam volkomen ten onrechte, en al ware er broeders genoeg om tdmen te wonen, als van hetzelfde huis, daarvan kreeg men weinig of niets te bespeuren. Dat was begrifpeiijk, want het liefdevuur, waarvan de derde versregel spreekt, ontbrak en daardoor kon er ook de zegen des Heeren niet zijn, waarvan de vierde regel getuigt.

Dat bij de zeven kinderen nu nog een achtste kwam, vonden de zeven allerminst een reden van blijdschap. Boer Helpman had, toen hij zijn berekening maakte, overlegd, waar eten is voor negen is ook eten voor tien. Dit nu vatte hij zoo op, dat de zelfde voorraad spijs die anders voor negen diende nu voor tien moest strekken, en dat merkten de meesten maar al te goed. Zij zagen den nieuw gekoraene aan voor een inuringer en opeter die hen benadeelde in hun brood, en daarom haatten zij hem al dadelijk, schoon zeker ten onrechte.

De vier kinderen die reeds oud genoeg waren om min of meer te begrijpen hoe de zaken stonden verachtten hun nieuvsen makker en plaagden hem op alle mogelijke wijzen. De arme Hendrik kon er weinig tegen doen. Uitbestede weezen waren weinig in tel en om zoo te zeggen ieders voetveeg. Niemand trok het zich aan hoe he de weezen ging. En zoo hadden dan de ondeugende kinderen van boer Helpman, jongens en meisjes, vrij spel. Veel onderscheid maakte de boer trouwens niet. Zijn eigen kinderen werden al even schraal bedeeld als de kostganger, en met hem sliepen nog de twee oudste knapen op zolder, waar het 's zomers maar vooral 's winters ver van aangenaam was.

De oudste van het zevental, een jongen van veertien jaar, had in vele opzichten «een aardje naar zijn vaartje". Hoewel nog zeer jong was bij onbegrijpelijk gierig. Op school kon ieder die zijn grifïc: ! vergeten had bij hem een ander bekomen, mits hij voor de zes gebroken stukjes griffel een halven cent betaalde. Evenzoo dreef dejonge Helpman een winstgevenden handel in stukjes potlood en papier. Kreeg hij eens een appel of een perzik dan at hij dien niet op vóór hij beproefd had .de vrucht voor een of meer centen te verkoopen.

Opsparen, vergaren, nooit iets aan anderen geven, alleen voor zichzelf leven, dat scheen de regel voor het jonge mensch die dan ook geen enkelen vriend-bezat, wijl hij zelf niemandliefhad.

Nu waren wel niet al de kinderen zoo, sommige waren er nog te klein voor, maar toch kenmerkten zij zich door twee dingen. Het eerste was dat zij onder elkander voortdurend zoo iets als oorlog voerden. Geen dag ging voorbij zonder vaak hevige twisten. Het tweede was da de vier grootere gezamenlijk een hekel hadden aan den nieuwehng en hem dit op alle wijs deden merken. Van den eersten dag af werd de arme Hendrik door zijn nieuwe makkers geplaagd en gekweld. Na een dag of drie waagde hij het aan baas Helpman te klagen ovcr de onvriendelijke behandeling door de kinderen. Maar de vader zei koeltjes: «Dat moet jelui onder elkaar vinden; 't is de vreemdigheid; het ^al wel over gaan.s

Zoo was dan de jonge Hendrik juist niet onder vrienden beland, en hij vreesde dat he , nog erger zou worden, nu er niemand was aan wien hij zijn nood klagen kon.

Maar, zal de lezer zeggen, was er dan geen huisvrouw, geen moeder, die de kinderen leeren kon vriendelijk met elkander om te gaan, en ook het vreemde kind met hartelijkheid te gemoet te komen?

Ja zeker was er een huisvrouw, maar dat baatte Hendrik weinig. Dit zat zoo:

De geldgierigheid van den man die zelfs zijn vrouw het noodige voor de huishouding beknibbelde was reeds eenige jaren oorzaak, gelijk het heele dorp wist, dat man en vrouw ook gelijk de kinderen steeds op voet van oorlog leefden. Zij haatten elkander en gelijk de Schrift zegt: Waar nijd en twistgierigheid is daar is verwarring en alle booze handel. Toen de man weigerde behoorlijk te zorgen, had de vrouw gezegd: «Dan moetje zelf het huishouden maar behartigen. Ik kan het niet meer. Ik ben er niet bij groot gebracht. En zoo liet zij, de dochter van een welgestelden boer, voortaan alles maar loopen zoo als he wilde, en bemoeide zich' met zoo weinig mogelijk.

Zulk een vrouw was zeker weinig geschikt om den nieuweling een aangenaam te huis te bereiden. Toen haar man haar verteld had, dat hij van plan was aan de uitbesteding deel te nemen, had zij zich met alle kracht verzet, doch vergeefs. De boer herhaalde zijn geliefd gezegde: Waar eten is voor negen is er ook voor tien. Ook rekende hij haar voor, hoe er voor den jongen goed betaald werd, en voegde er bij Zoo'n jongen — hij had al gezegd wien hij bedoelde — kon ons nog van dienst wezen door i'n den tuin of op het veld te werken.

Doch al dit redeneeren bracht de vrouw niet tot andere gedachten. Zij bleef er bij: «hoe meer koeien hoe meer moeien, * en verklaarde ronduit, dat zij niet meer zorg op zich wou nemen. Bovendien betrof het hier een kind van een vreemde, en zij had aan haar eigen kroost al meer dan genoeg.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's