GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kritiek op ons

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kritiek op ons

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 10 Deo. 1920.

Kritiek op ons kerkelijk leven is nuttig en noodig.

In litteraire kringen moge men de gewoonte hebben om al wat tot de eigen bent behoort hemelhoog te verheffen en daarentegen al wat buiten die bent staat, zoo scherp mogelijk over den hekel te halen, maar in de Kerk van Christus mag het niet geschieden.

De Kerk komt niet op uit het hoogheidsbeginsel, maar uit den wortel van ootmoed. Ze weet, dat zij in haar aardsche verschijning altoos gebreken en zonden heeft. Ze mag daarom nooit tevreden zijn met wat door haar bereikt is, maar ze heeft altoos te belijden, dat dit nog maar een klein beginsel is van de volmaaktheid, die van haar geëischt wordt. Met Paulus moet zij, vergetende wat achter haar ligt, jagen naar het heilig doel, waartoe zij door God geroepen is, maar om telkens wreer de Klacht te doen hooren: gegrepen heb ik het niet.

Al wie uit liefde voor de Kerk zich opmaakt om haar te wijzen op de gebreken en zonden, misstanden en afwijkingen, die in haar midden gevonden worden, verricht daarom een nuttig werk en de Kerk heeft niet anders dan hem daarvoor dat kbaar te zijn. De rechtvaardige sla mij en het zal mij olie zijn, zegt de Psalmdichter. En zelfs wanneer dit slaan komt niet van den , , rechtvaardige", wien het om Sions heil is te doen, maar van een vijand, die dat Sion gram is, heeft de Kerk toch altoos tot zich zelf in te keeren met de vraag: of ook door deze critiek der wereld God haar niets te zeggen heeft. Het scherpe verwijt van den heiden Abimelech heeft Abraham den vader der geloovigen van den weg der onwaarheid teruggebracht. Men kan ook van zijne vijanden leeren, soms meer zelfs dan van zijne vrienden.

Tegen die critiek door vriend of vijand op onze Kerken geoefend, komen we dus allerminst op. Zelfs zouden we vreezen, dat onze Kerken zich op een zeer gevaarlijk spO'> r bevonden, wanneer de wereld iiiet anders deed dan ons prijzen. Het woord van Christus: wee u, wanneer alle mer.schen van u wel spreken, heeft ook nu nog zijn diepen zin. Hoe scherper en hoe bitterder de spot der wereld zich over ons uitgiet, hoe meer we weten, dat we genade vinden in de oogen van onzen God. Ook Christus, den vlekkeloos reine en heilige, is hetzelfde ten deel gevallen. Heeft men hem niet een veelvraat en wijnzuiper genoemd; werd hij niet beschuldigd God gelasterd te hebben; heeft men, zelfs toen hij aan 't kruis hing, hem niet bespot? En heeft Christus zelf niet voorzegd, dat de wereld ons haten en smaden zou, want dat de discipel niet meer is dan de Meester? Wie voor dien smaad en hoon terug deinst, heeft de ware roeping van Jezus' discipel nog niet verstaan, om het kruis op zich te nemen en Christus ook op dezen weg te volgen. Het zijn de meest besliste, de meest uitnemende dienstknechten Gods geweest, die het meest aan dezen smaad hebben blootgestaan. Met halve Christenen kan de wereld het altoos wel vinden, maar niet met Christenen die mannen zijn uit één stuk.

Toch behoeft noch de Kerk noch de Christus daarom onverschillig te zijn voor wat de wereld om ons heen over ons denkt. Een goede naam, zegt de Spreukendichter, is beter dan olie. Al kan het roeping wezen om tegenover hoon en spot, om ons beginsel over ons uitgegoten, te zwijgen, zooals Christus zweeg, toen hij voor het Sanhedrin stond, en valsche getuigen zich tegen hem opmaakten, toch is dat zwijgen niet altoos plicht. De Apostel Ptiulus heeft zich meer dan eens verantwoord tegenover lasterlijke aanklachten, waarmede men hem vervolgde, hetzij dan bij de wereldsche overheid, hetzij dan in de gemeente, die hij diende. En ook de Kerk is daartoe geroepen, wanneer men stelselmatig p > ogt de publieke opinie tegen haar te vergiftigen. Zwijgen zou dan ongeoorloofd wezen. Wwnt die critiek randt niet haar, maar randt Gods werk aan.

Het is daarom goed, dat Ds. Lindeboom in het Noord-Hollandsch Kerkblad den on genoemden medewerker van Gereformeerde zijde, die regelmatig in de Nieuwe Rotterdamsche Courant schrijft, een scherpe bestri^ffiiig toediende over de onware en onwaardige wij^e, waarop hij over onze Kerken het liberale publiek inlicht en daarbij zich zelfs niet ontziet dingen te schrijven, die geheel onwaar zijn, zooals nu weer over het niet-beroep'; n worden van Ds. Wisse door den Kerkeraad van Amsterdam, hoewel de gemeente duidelijk genoeg zou getoond hebben hem wel te begeeren.

Blijkbaar gaat deze > ongenoemde medewerkere niet op eigen onderzoek uit, maar zoodra hij het een of andere ïkletspraatjec hoort, dat dienst kan doen om onze Gereformeerde Kerken in een verkeerd daglicht te stellen, wordt het in een correspondentie aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant overgebrieft. Ook tijdens de Synodale zittingen geschiedde dat, evenzeer als bij de daaraan voorafgaande procedure tegen Ds. Netelenbos. En al werd hij telkens op zijn vingers getikt wegens zijn onware mededeelingen, hij gaat voort cp dezelfde manier. Het calomoiez, calomniez, il en reste touj mrs quelque chose, d. w. z. laster er maar op los, er blijft altoos wel iets van hangen, schijnt voor dezen ongenoemden scribent regel te ? ijn.

Dat een blad als de Nieuwe Rotterdamsche Courant te hoog moest staan om zulk naamloos geschrijf op te nemen ; dat ze althans, wanneer pertinente tegenspraak volgde, verplicht was daarvan onder haai Kerknieuws mededeeling te doen; moest eigenlijk van zelf spreken. Maar voor dit liberale orgaan schijnt elk strijdmiddel tegen de Gereformeerde Kerken geoorloofd. Voor haar geldt: Ie Calvinisme c'est l'ennemi. Het echte, het onvervalschte Calvinisme is altoos in de oogen der Libertijnsche regenten de vijand geweest. En al siert het haar niet, het is te begrijpen, dat de N. R. Ct. gaarne gelegenheid geeft aan al wat in onze kerken met bezwaren rondloopt, om daaraan uiting te geven, hoe beperkt haar plaatsruimte anders, wegens den papiernood, voor ingezonden stukken is. Hoe meer zij er toe meewerken kan het brsliste Calvinisme in onze Kerken te verzwakken en te fnuiken, hoe liever het haar is. Op de keuze der middelen komt het daarbij, blijkbaar, minder aan. Ze denkt waarschijnlijk, evenals Keizer Vespasianus zich eens uitdrukte over het geld door een weinig kiesche belasting binnen gehaald: non olet, het stinkt niet.

Maar al siert zulk een wijze van handelen dit liberale orgaan niet, nog veel scherper moet het oordeel wezen over dengene, die van deze pers gebruik maakt om zijn bezwaren en grieven tegen de Kerken, waartoe hij zegt te behooren, te luchten. Zelfs indien deze bezwaren volkomen juist waren, vergeet hij toch, dat er geschreven staat : Boodschapt het niet te Gath en zegt het niet op de straten van Askalon. Critiek, die dient om onze Kerken tot een aai fluiting voor de buitenwereld temaken, is niet een critiek uit den Heiligen Geest, maar een critiek uit den Bjoze. En nog ergerlijker wordt dit bedrijf, wanneer deze aanvaller, instee van met open vizier te strijden, zooals oiibaar is, zich dan nog verbergt achter het masker der anonymiteit. Den man met het masker noemt men hem. Het volle daglicht kan hij blijkbaar evenmin verdragen als een andere criticus, die eenigen tijd geleden met een brochure voor den dag kwam, en toen 't masker afviel, bleek niet eens Gereform> erd te zijn.

Wil de liberale pers ook over onze kerkelijke toestanden haar lezers inlichten, dan is dit haar volle recht, maar laat ze het dan op eerlijke wijze doen, zooals het ..^/^é"meen Handelsblad deed, dat een onzer vooraanstaande predikanten, mede lid der Synode, verzocht, een meer leesbaar verslag van hetgeen ter Synode verhandeld v^erd, te geven, dan het i fficieele persverslag. Zelfs hebben we er geen het minste bezwaar tegen, wanneer er verschillen zijn in ons midden, die haar belangstelling wekken, dat zij op de wijze van pro en contra verschillende woordvoerders uitnoodigt hun meening uiteen te zetten. Zoo zou ze haar eere hoog houden. Maar ze doet dit niet, wanneer zij als kanaal gaat dienst doen voor allerlei kletspraat uit Gereformeerde kringen. Het beeld, dat zij dan van ons kerkelijk leven geeft, kan niet anders dan onwaar zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 december 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Kritiek op ons

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 december 1920

De Heraut | 4 Pagina's