125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 157

conflict met deputaten

156

daat zeer ernstige bezwaren hadden geopperd tegen de gedachte dat iemand met zo weinig gebleken kennis zou slagen. Dat protest had niets uitgewerkt. Maar de ervaring van de classis Gorinchem leert, zo meenden deputaten, dat het ook voor de vu goed zou zijn ‘zulken personen niet den weg tot het classicaal examen te openen’. Deputaten verzochten de faculteit daarom dringend in het vervolg daarmee rekening te houden. Na de deputatenvergadering was nog een klacht binnengekomen over het examen van de proponent E. Douma.130 ‘Over het algemeen was de kennis van dezen candidaat, met name van de hoofdvakken: Exegese, Dogmatiek en Kerkgeschiedenis, gering’. Bij het onderzoek in de exegese bleek al dadelijk dat hij het Hebreeuws niet behoorlijk kon lezen, bij de uitleg van beide voorgelegde hoofdstukken had hij geen tekenen gegeven van ‘bijzondere bekwaamheid’. Dogmatiek en kerkgeschiedenis waren zwak. Over het Réveil, de Doleantie en de Afscheiding wist hij bijna niets. Naar aanleiding hiervan achtten deputaten zich verplicht de faculteit een tweetal verzoeken te doen. In de eerste plaats dat bij de examina niet zo’n grote invloed zou worden toegekend aan de tentamina, die door deputaten niet werden bijgewoond. Deputaten hadden het gevoel dat de waarde van het examen daardoor werd verminderd. In de tweede plaats hadden deputaten een opmerking over het decorum. Het had hen namelijk gestoord dat hoogleraren die op dat moment niet zelf examineerden, onderling allerlei zaken zaten te regelen, heen en weer liepen of andere arbeid verrichtten. Daardoor konden zij het examen onvoldoende beoordelen en hinderden ze de examinandi. Met enige verwondering, zo begon de faculteit de beantwoording van deze brief, heeft de faculteit kennis genomen van het schrijven inzake de examina. De laatste twee jaar had de faculteit zes studenten afgewezen voor het examen. Er was dus geen sprake van dat met het examen de hand werd gelicht. Verder wees de faculteit erop dat zowel voor Bremmer als voor Douma bijzondere omstandigheden hadden gegolden. De eerste verkeerde tijdens het examen in een toestand van depressie als gevolg van familie-omstandigheden. De ander was buitengewoon zenuwachtig geweest. Beiden hadden behoord tot de goede studenten en het zou onrechtvaardig zijn geweest hen af te wijzen. De opmerking dat Douma geen Hebreeuws kon lezen was onjuist. Dat zal alleen aan zijn zenuwachtigheid te wijten zijn geweest.131

Faculteit der Godgeleerdheid; Perfect Service; pag 156

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen