125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 411

noten hoofdstuk 1

410

1901 = 4e, vermeerderde uitgaaf door J. Knottenbelt) 226-231, aldaar 226-227. Het ging om de geschiedenis der Nederlandse Hervormde Kerk en hare leerstellingen; de bijbelse godgeleerdheid; de leerstellige godgeleerdheid; de praktische godgeleerdheid met de ‘daarbij vereischte oefeningen’; het Nederlandshervormd kerkrecht; de geschiedenis der christelijke zending, en ‘voor zoover zulks noodzakelijk is’ in de ‘oordeelkunde en uitlegkunde des Bijbels’; de bijbelse geschiedenis; de christelijke zedenkunde en voorts in alle andere vakken ‘waaromtrent te eeniger tijd blijken zal’ dat aanvulling van het universitair onderwijs noodzakelijk is. 21. De Jong legt daar een grote nadruk op. Zie O. J. de Jong, ‘De wetgever van 1876 en de theologie’, in: J. N. Bakhuizen van den Brink e.a. (red.), Opstellen aangeboden aan professor dr. D. Nauta bij zijn afscheid als hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op 7 juni 1968 (Leiden 1968) 313-332, aldaar 331-332. 22. Zie hierover de volgende paragraaf. 23. De uitnodiging (met de verzendlijst) is bewaard gebleven. Zie Archief directeuren, Ingekomen stukken, februari 1880 (no 3). De samenkomst werd belegd door Kuyper en Rutgers als hoogleraren en J. W. Felix en De Hartog als curatoren. 24. Archief Directeuren, Ingekomen stukken, 1880 (no 4). Zie Bijlage 2. Overigens hadden curatoren zich toen inmiddels ook over het curriculum gebogen, zie Archief curatoren, Notulen, 12 maart 1880. Zeer waarschijnlijk naar aanleiding van een bijna identiek stuk dat zich nu in het Kuyper Archief bevindt. Als opschrift heeft dat stuk ‘Advies omtrent de weg die wij voorlopig hebben te gaan’. Het stuk is niet gedateerd, zie hdc, Archief Abraham Kuyper, ak 279. 25. Series lectionum: het overzicht van alle colleges die aan de universiteit worden gegeven. 26. Zie Bijlage 3. Kuyper Encyclopaedie der heilige godgeleerdheid i-iii (Amsterdam 1993-1994). Dit boek was zijn opus magnum, waarin veel van wat hem bewoog, verantwoord werd. Hij had er al jaren college over gegeven en schreef het boek in razendsnel tempo. In 1893 verscheen het eerste deel, in 1894 gevolgd door de twee andere delen. Het kan beschouwd worden als de theoretische verantwoording van de stichting van de Vrije Universiteit. Het kernpunt ligt in het wetenschapsbegrip, waarmee Kuyper een alternatief bood voor het vigerende wetenschapsbegrip. Daarin overheerste de gedachte aan de ‘autonoom gedachte rede’ als kern van de wetenschap, terwijl bij Kuyper de gedachte aan de palingenesie, de wedergeboorte die alles in een ander licht zet, overheerste. Zie hierover Klapwijk, ‘Honderd jaar filosofie’, in: Van Os en Wieringa, Wetenschap en rekenschap, 528, en idem, ‘Abraham Kuyper over wetenschap en universiteit’, in: C. Augustijn e.a. (red.), Abraham Kuyper. Zijn volksdeel, zijn invloed (Delft 1987) 61-94. Over de palingenesie zie men onder meer

Faculteit der Godgeleerdheid; Perfect Service; pag 410

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen