Israëlitische Oudheidkunde en Archaeologia Sacra - pagina 31
Rede gehouden bij de aanvaarding van het ambt van hoogleeraar in de Semietische Talen en Letteren aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
32 zamenlijk
als „vrijheidsmunten" qualificeert. Deze opschriften
ontbreken echter op de heele en halve sikkelen, wat zeer moeilijk te begrijpen zou zijn in den eersten opstand. Maar het verklaart zich gereedelijk wanneer men de sikkelen plaatst onder Simon Maccabaeus, met
dien verstande,
Seleuciden 170
143-142
dat
men niet het jaar der
v. C , zie I Macc. 13 : 41) maar
174 ( = 139—138, zie I Macc. 15 : 1 — 9) als uitgangspunt der aera beschouwt. Immers, het Seleucidenjaar 174 was voor Israël geen jaar van f e i t e l i j k e bevrijding, maar van voortgaande e r k e n n i n g der bestaande vrijheid, uitgedrukt in de toewijzing van het muntrecht. En hiermede stemt de kalmer toon, die uit de heele en halve sikkelen spreekt, ten volle overeen. Beschouwt men
daarentegen
't
aera, zoo past het minder
Seleucidenjaar ontbreken
der
goed. Bovendien stuit men
170 als uitgangspunt der vrijheidsopschriften dan
reeds
op 't hoofdbezwaar,
(waarop ook Schürer t. a. p. nadruk legt) dat Simon juist met munten zou zijn opgehouden, toen zijn muntrecht officieel erkend werd. Reeds J. H . G. G r e p p o (Esquisse de la monnaie chez los Hébreux. Belley,
1837), die de aera der munten A o . Sel. 170
liet beginnen, moest de gegrondheid van dit bezwaar erkennen. 37) De de
pDIIN
in Ezra 8 : 27 herinnert aan Öagnxóg, gelijk
in Ezra 2 : 69 en Neh. 7 : 7 0 - 7 2 aan bquiiii) doet
denken. Toch vatten de meesten beide woorden op als dagtixóg. Zoo P a r e a u ( a . w . bl. 331), C e l e s t i n o C a v e d o n i (Biblische Numismatik, aus dem Ital. übersetzt von A . v. Werlhof, Hannover, Hahnsche Buchh. 1855-1856, Deel I bl. 8 8 - 9 1 ) , L e v y (a. w. bl. 20), D e W e t t e - R a e b i g e r (a. w . bl. 252), K e i l (a. w. bl. 608), M a d d e n (a. w . bl. 47), S c h u l t z - S t r a c k bl. 385), B e n z i n g e r paedie
3
(a. w .
(a. w. bl. 194 en Herzog, Real-Encyclo-
V I bl. 480), N o w a c k (a. w. I bl. 211—212), D e V i s s e r
(a. w . I I bl. 101).
Ook volgens S c h e g g
(die a. w. 305 den
pDVïX niet noemt) is ÏJCDi" = dctQHxóg. In geen geval hebben we bij deze woorden aan Joodsche munten te denken. De D ^ j - i l K in I Chron. 2 9 : 7 zijn hieruit te verklaren, dat geldswaarde uit Davids dagen door den Chroniekschrijvcr is uitgedrukt in munt van zijn' tijd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1905
Inaugurele redes | 48 Pagina's