Jaarboek 1933 - pagina 27

25 datgene, wat veelsains een foutieve instelling van de vre'tensclia.p is geweest. Feitelijk helbben "we ihietr te doen met een erfenis van de Grieksche levensopvatting en met een houding der Universiteiten die, van meet af aan aanwezig, in ide dagen van het humanisme nieuwen prikkel ontving. Veelszins toch is door de wetenschap de houding aangenomen, alsof zijl in zich zelve een eigen en voor ieder niet wetenschappelijk mensch, een ontoegankelijk terrein bearbeiddei, en dan wel zoo, dat het volk, dat niet wetenschappelijk iontwikkdd vras, behoorde tot een soort, dat eigenlijk eenigsains als het mindere moest worden beschouwd. Zoo was ook 'de beschouwing in het oude Griekenland. Feitelijk zag men daar een onoverbrugbare kloof tussohen een man 'die handwerker was en die aan de wetenschap zijn leven gaf. En zelfs oniteerde het naar Grieksche opvatting den man van studie, waanneer hij' voor geld lessen gaf. Van een eenheid des levens is bij, deze Grieksche op'vaitting geen sprake. Biji deze opvatting is de kring 'die zich aan de wetenschap wijidt de ihooge, de onaaiitasitbare, de fijne igroep van menschen, die waarlijk op een en ander en booger peil staat, dan de eenvoudige bandwerker, die nimmer een waarachtige adeldom des geestes bereiken kan. Recht daartegenover staat het Ohristendom. Cbristus omvat met Zijn werk heel het leven. En zij idie van Cbrisfcus zDjm, vormen een eenheid tot welke het machtige woord klinkt: „Alles is uwe" en na da.'t „alles is uwe" volgt dan onmiiddellijk „'doch giji zijit van Qhris'tus en Christus is Gods". En wie hij, Oiok zij,, als de Zoon des menschen -hem heeft vrijgem'aak't, dan geldt voor hem -dit wondere woord: „Indien de Zoon des menschen u heeft vrijgemaakt, dan zijt gij waarlijk vrij". En daarmede wordt idan 'die Christen Oiok vrij in zijn arbeid en onitvangt zijn leven een adeldom, die verre 'boven elke andere ©delheid uitgaat. Naar deze opvatting is iemiand niet heerlijk door het werk dat hij doet; is het nieit 'de vraag of hij ide vrije „konsten" beoefent, 'dan wel of iiij, timmerman of straatveger is; maar bij' deze belijidenis ontleent imm:ers arbeid zijn adeldom aan de be'treliking die 'daar is tusschen Christus en de 'dagelijksahe vervulling van de taak. Een timmerman, 'die een simpel varkenshok 'bo'uwt, maar die dat doet in 'het besef van zijn Goddelijke roeping en 'dat 'doet in volle toewijding aan zijn God 200 goed hij het kam, levert edeler werk 'dan de wijisgeer, die een systeem in elkander 'timmert, in levenslangen moeizamen arbeid, maar daarbij geen hooger goed kent, 'dan menschelijke wijiaheid en aardscih geluk. De adeldom Tan ons wer'k wordt bepaald 'door de betrekking tusschen ons werk en bet werk van 'den Koning der koningen. Met 'deze prediking 'komt ibet Christendom in 'de wereld en 'daarmede

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen