Taalbederf door de school van Kollewijn - pagina 40
Rede bij de 54ste herdenking van de stichting der Vrije Universiteit te Amsterdam
32 aanstonds zeer nadrukkelijk deed in zijn Pleidooi voor de Moeder^ faal (1893) Dat is Taco Roorda. Door dezen vinden we het h o o f d b e* g i n s e 1 der vereenvoudigers reeds in 1857 scherp en volledig ge« formuleerd: „de grammatische vormen en regels van elke spreek:: taal zijn vast" — zij kunnen niet als die der schrijftaal verwaar* loosd of verkeerd gebruikt worden. W a n t „het gebruik van de taalvormen wordt in de spreektaal bestuurd door het i n s t i n c t , en het taaiinstinct werkt, evenals alle instinct en als alle natuur' wetten, vast en regelmatig". Wij hoefden niet te onderstrepen, Van den Bosch deed het al voor ons. "° En hij juicht: „zoo zag Roorda die „slordige" spreektaal: een zelfstandige, in zich zelf volkomen, kant^en^klare, oorspronkelijke taal". Zelf had Van den Bosch de wording der schrijftaal geteekend als „een mengsel van ZuidsNederlandsch, HoUandsch en ander dialect, Latijn en ar« tistentaal" — onder patronage van „de plechtstatige deftigheid","" En al zit de kunstzinnige literator danig in de war met de dubbele kwaliteiten van Vondel en Hooft: onvergelijkelijke dichters en verfoeilijke taalregelaars, hij redt zich met de schuld op den breeden rug der aristocratische Renaissance te schuiven, en met de boutade over haar taalmengsel: „kon men het dan al niet spreken, men had nu tenminste iets fatsoenlijks om te schrij* ven!" "^ Daar komt zoo dadelijk al die groote grondfout der Vereenvoudigers voor den dag: de doctrinair hoog opgetrokken scheidsmuur tusschen volkstaal en dichtertaal: de eene natuur? lijk, onbewust gegroeid, de andere kunstig, bewust gemaakt, lm stinct, natuurwetten, waar vrije keus of willekeur geen plaats hebben,"^ zeide Roorda, wiens voordracht in 1855 in de Ko* ninklijke Akademie een storm verwekte. De Vries en Brill vers klaarden, volkomen terecht, zijn denkbeelden gevaarlijk en ver* derfelijk, en de taalhistorische bewijsvoering van geen w a a r d e . " ' Roorda wou bewijzen, dat het Nederlandsch nooit, ook in de middeleeuwen niet, buigingsuitgangen van zich zelf had bezeten: men had ze maar uit het Hoogduitsch overgenomen. Zoo moest hij toch zijn opvatting van natuurwet in de taal beveiligen; waar
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1934
Rectorale redes | 142 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1934
Rectorale redes | 142 Pagina's