GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aesthetische Christusbeschouwing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aesthetische Christusbeschouwing.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

I. (Inleiding)

Toen eetim'aal Christus Jezus den rijken jongeling ontmioette en in hem veel zqg, waarom hij heüi beminde, was de begroeting van den Jongen man: „Goede Meester"; en het antwoord van den Meester was de vraag, tot heiü gericht: „Wat noemt gij mij goed? Niemand is goed-, dan Eén, namelijk God".

Wanneer in onze dagen Christus Jezus, nog op aarde onder ons vei'keerde, dan zou hij, als ik me niet bedrieg, deze vraa, g met een kleine wijziging wel vele iiialen herhalen. Diaar zijn veel „rijke jongelingen", daar is een opkomend geslacht, daar is een breede sdiare van jongere cultuurnienschen, die wederolm' tot Jez: us komen, „S c h o o n e Meester", zoo begroeten ze hem!. En wederoin zou in hen het scherpziende oog van Christus, .aan wien nooit iet-s zuiver-tüenschelijks vreemd was, veel vinden, waarom h, ij hen „beminde"; waarom ook zouden ze minder voor hem zijn dan die andere rijke jongeling, ons uit het evangelie bekend? Maar in zijn antwoord óp hun begroeting zou toch wederoimi de vraag hun tegenklinkCn: , , Wat noetntgij mij schoon? Niemand is schoon, dan Eén, namelijk God".

En met dit antwoord zou dan, als bij dien eersten rijken jongeling, veler onrijpe enthusiasüie getemperd zijn. Misschien ook wel veler enthusiasmie over eigen onrijpheid.

In elk geval gelool ik — en daarover willen we thans iets zeggen — dat wij, Christusbelijders, aan .onzen Heiland verplicht zijn, niet zonder verheffing van stelm, dat antwoord aan vele zoekers en Arragors, vele bewonderaars en lofzeggers van den Christus in onze dagen te doen hooren: Nietoand is schoon, dan Eén, namelijk God.

Want de aanbidding van den schoonen Christus, die dan voor dezfe aanbidders enkel schoonheid is, alleen, of althans hoofdzakelijk, voorwerp van aesthetisohe visie, deze aanbidding, zeg ik, is óók één van de gevaren van onzen tijd. En als ik 't wel zie, niet het geringste gevaar.

We hebben hier te doen n.l. > iniet het verschijnsel van aesthetisohe Christusbes'ohouwing. Misschien ware het nog wel juister, te spreken van aesthetisdie Christusaanschonwing. Maai-om verschillende, hier niet nader te noemen, redenen, handhaven we voor ditiüaal de eerste benaming.

Deze aesthetisdie Christusbeschouwing acht ik een gevaar.

En ze wordt ons te meer bedenkelijk, naarmate ze geen op zich zelf. staand verschijnsel is, maar syniptoom van een ahneer 'gewild modearlikel op de geestelijke ïtiarkt: ik, bedoel : _: Jiet verlangen naar aesthetische religie.

Over de vraag, wat'''wij' vah die aesthetische Christusbeschonwing hebben te denken, wil ik hier iets in het midden brengen..^Zi.»ii: i4a#!ii.; ifS0'!E»^, , : vón^ eigen kerkelijk leven.

Ik acht-nie daarbij ontslagen van den • plicht, om: in den breede uit te werken, wat we onder aesthetische Christusbeschonwing hebben te verstaan; het is hier-niet .de plaats, onï daarover veel te zeggen.

Misschien doen' we" 't beste, . een aestheticus zelf te laten spreken. J. Jac. Thomson i) zegt, wanneer hij spreekt over een oud lied, dat den Christus bezingt aan „des orucen boom", dat in zulk een kunstuiting twee elemienten zijn: , , het religieiise en het aesthetische.. Het eerste is de neerbuigende aanbidding voor de liefde van den Heiland, het tweede is de verheugenis aan de schoone verbeelding".

Daar hebt ge 't zoo ongeveer. Aesthetische Christusbeschonwing wil niet daarin haar taak zien, dat ze het Christusdognia kleur geeft en de sohoonheidsontroering daarin laat zien, ze wil niet het zuivere resultaat van het dogma in zijn schoonheid kunstzinnig besdhonwen en in 'kunstvoriri |herzeggen — wie zon daar iets tegen kunnen hebben? —; hiaar ze poogt in den vorm, dien ik thans op het oog heb, "wel verre van den Christus der Schriften dogmatisdi te belichten, het zoeklicht van aesüietische visie lOp henï te laten vallen; ze wil, de dogmaüsche Chris tusbesohouwing voor haar deel vervangen. En in hoeverre daarbij het Christusbeeld, dat ze op haar manier waarneemt en straks weergeeft, aan de historische Christusverscih, ijining beantwoordt, is haar tenslotte een vraag van ondergeschikt belang. Hier geldt immers de souvereiniteit van „de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie"? Wat deert het ten slotte den kunstenaar, of Christus Jezus zóó is geweest, zóó heeft geleden, zóó wil beschonwd worden, als het in den Bijbel staat of door de Kerk Jgeleerd wordt? Christus — dat kan immers ook wel een gedachte, ook wel een mythe, ook wel een schoonheidsdroom zijn? Het hindert niet, als hij maar schoonheidsontroering geeft. Dichters, kunstenaars, vragen niet naar jaartallen, niet naar cijfers len feiten, niet naar kroniek of theorie, niet naar dogma en confessie. Het is dan ook een opmerkelijk verschijnsel, dat de strijd over de historiciteit van Jezns niet tot het land der didhters is oivergebracht. Ze zijn hun eigen wegen gegaan. Toen zich de religieuze mensch wanhopig voelde worden, omdat men zijn historischen Jezus hem weg-redeneerde en met Hem ook het geloof in en de vertroosting van Hem', toen bleven de dichters, de aesthetici, rnstig; ook -V-iet de C h r i s t u s-m y t h e konden ze wel spelen hun avi, ïiocratiscü spei van zielsgenieting enschoouheidsvervciering ^). De Christusfiguur moge een persoon zijn of een idee — daar is in elk geval voor hen het glanzende Christusmysterie.

Voor deze aesthetische, kunstzinnige Christusbeschouwing heeft dus het dogma zoo goed als geen waarde. Dat zfö, wat ze nog van Christus meent te weten', ontleend heeft aan de verre klanken van het voor haar verstorven dogtoa zelf, dat vergeet ze natuurlijk. En zoo-wordt de kloof tusschen dogmatische en aesthetische Christusbeschouwimg al breeder. Want terwijl de dogmafisdhe Ch'ristusaanschonwer het door de objectieve . Christusopenbaring in zij'n ziel geprojecteerde Christusbeeld steeds weer herziet en het al meer volmaken wil naar het Christusbeeld der Schrift, daar dénkt de mensch der souvereine aesthetiek er niet aan, het dogma zij'n mystiek te doen keuren; juist omgekeerd, zijn mystiek geeft kleur aan wat hij van het dogma heeft overgehouden en zet en ziet het objectief gegeven Christusbeeld in den glans van zijn subjectieve belichting.

Bewijzen voor de aanwezigiheid van dit verschijnsel zijn er veel. We zouden kunnen spreken over den Jez'us der romankunst; over het Jezusbeeld der passiespelen in buiten: en ook al in binnenland; over de Jeztis-figuur in de ^dramatiek met vaak tragische uitbeelding, waarbij dan echter het tragische jin het drama soms vieilklant staat tegenover het stniartelijke in Jez!us' leven en lijden naar de teekening der evaiigehën. Wie gruwt niet van Heyses drama Maria von Mandala (1889), waarin de Magdaleensche door zich in de zonde te dompelen, Jezns van den dood kan redden, en waarin dus niet alleen tegen de historische werkelijkheid van Maria, maar vooral tegen die van Christus' sterven, op onvergeeflijke wijzte gezondigd wordt? ' Bij deze aesthetici kan Jezus van alles worden; zelfs de Ikunstzinnigen onder de predikers van een 'christelijk liefdesoomto'unisme, ik denk b.v. aan Weisei', geven hem' een plaats in hun aesthetisch gedroom en strak's ook in de artistieke weergave daarvan. En wat de schilderkunst betreft: ook hier „schept ieder beeldhouwer of schilder zijn eigen Christusbeeld. Vergelijk den wereldrechter, dien Michel Angelo in zijn laatste oordeel schildert, 'toet vlamtoiende oogen en hevige gebaren.... met Thorwaldsen's 'zJaohtnioedigen Menschenzöon, die alle vermoeiden en beladenen tot zich roept. Stel naast de diep-weemoedige Christusbeelden van Boittieelli Munkacsy's stillen mijmeraar ... Zie, hoe hemelsbreed de Italiaansche Christussen van Titiaan verschillen van de echt Seniietische van Rembrandt" s) En „zlooals een Torquemada de Heer de streiige richter is, een Francisous de arme, die prijs gaf al zijn goederen, den kruisridder de leeuw uit Juda's stam', den Byzantijn de Caesar-in goud-en purperpraoKt, . zoo is hij voor moderne geesten de Mensch, de WiOiTstelende, zijn eigen, dieper Ik, dat wil bouwen glanzender cultuur". ^) Het is telkens weei de Christus, niet zooals hij is, maar zouals hij , 'Cihij'nt onder de belichting, van den kunstenaa? .'

P. S. Voor nadere omschrijving en verduideli|Kng van het begrip „aesthtetisoh" kan ïk gevoegelijk verwijzien naar de artikelen van den Heer W. E. Engelkes over „Christendom en Kunst"'.


1) Religieuze Poëzie, J. Ploegsma, Zwolle, hlz. 10.

2) Vgl H. W e i n e 1, .aJJ^pm 19Jahrhundert, Tüijingen, Mohr, 1914, S. 306.

3) P. H. ïlugenholtz Jr, Het Christusbeeld, in: Christusbeschouwingen onder Modernen, Baam, hlz. Gi'; 69.

4) Dl-H. W, Ph. E. V. H. Bergh v. Eysiüg^, , , ^P-3ehrift voor Wijsbegeerte, 7e jrg, afl. 1, blz 54.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1921

De Reformatie | 4 Pagina's

Aesthetische Christusbeschouwing.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1921

De Reformatie | 4 Pagina's